Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, (verder: het GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis in kort geding van 2 februari 2011. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Het Land is in hoger beroep gekomen van dit vonnis door indiening op 8 februari 2011 van een daartoe strekkende akte van appel tevens memorie van grieven ter griffie van het GEA. In die memorie van grieven heeft het Land zeven grieven aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoend, geïntimeerden niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel hun vordering zal afwijzen met veroordeling van hen in de kosten van de procedure in beide instanties.
Tijdens de door het Hof op 15 februari 2011 gehouden descente waarbij het KIA is bezocht, is de memorie van grieven aan de gemachtigden van de gedetineerden uitgereikt, hebben het Land en de cliënten van mr. Duijneveld laten weten mondeling te willen pleiten en is als datum voor het mondeling pleidooi 15 maart 2011 vastgesteld en aangezegd.
Bij beschikking van 16 februari 2011 van de fungerend president van dit Hof is een verzoek tot verkorting van de appeltermijnen toegewezen zoals nader is omschreven in het dictum van die beschikking.
De gedetineerden zoals genoemd in de door mr. Zara ondertekende memorie van antwoord van 9 maart 2011 zijn in hun antwoord tot de conclusie gekomen dat de grieven falen.
De gedetineerden zoals genoemd in de door mr. Duijneveld ondertekende memorie van antwoord van 8 maart 2011 hebben in hun antwoord geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het Land althans tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van het Land in de kosten van het hoger beroep.
Mr. Zara heeft het Hof per faxbericht van 14 maart 2011, 10.20 uur ter gelegenheid van het te houden pleidooi producties doen toekomen. Mr. Zara heeft het Hof per faxbericht van diezelfde dag van 16.36 uur om aanhouding van het pleidooi verzocht, waartegen mr. Duijneveld zich bij faxbericht van die dag, binnengekomen om 19.24 uur heeft verzet. Het Hof heeft tijdens de reguliere rolzitting van 15 maart 2011, 08.30 uur, alwaar mr. Zara niet is verschenen, het verzoek om aanhouding van het pleidooi afgewezen. Deze beslissing is met bekwame spoed meegedeeld aan mr. Zara.
Op 15 maart 2011 om 13.30 uur heeft het daartoe aangewezen lid van het Hof de pleitzitting geopend. Aanwezig waren de drie gemachtigden voornoemd. Het lid van het Hof heeft meegedeeld dat op 15 maart 2011 per fax van 11.15 uur is ontvangen een bericht van “The Commission for the Detainees”, waarin geen namen van natuurlijke personen zijn genoemd, en waarin, kort gezegd, aanhouding van het pleidooi wordt gevraagd “… so that Attorney Zara can have access to his clients …”. Desgevraagd hebben het Land en mr. Duijneveld zich wederom verzet tegen aanhouding en heeft het lid van het Hof het aanhoudingsverzoek afgewezen omdat niet is gebleken van klemmende redenen, mede gelet op het feit dat mr. Zara het Hof per faxbericht van 14 maart 2011 nog producties voor de pleidooizitting heeft doen toekomen. Het lid van het Hof heeft de pleitzitting vervolgens geschorst in afwachting van de komst van een afvaardiging van gedetineerden. Aan die afvaardiging, bestaande uit vier personen van de groep die mr. Zara als gemachtigden hebben (hierna de groep Zara) en een persoon van de groep die mr. Duijneveld als gemachtigde hebben (hierna de groep Duijneveld), heeft het lid van het Hof de hiervoor weergegeven gang van zaken meegedeeld. De afgevaardigden van de groep Zara hebben vervolgens luidruchtig en ongevraagd hun misgenoegen over de beslissing tot weigering om het pleidooi aan te houden geuit. Het lid van het Hof heeft de aanwezigen daarop gewaarschuwd dat bij verdere verstoringen van de zittingsorde, maatregelen zullen worden genomen. Tijdens die mondelinge waarschuwing van het lid van het Hof heeft de groep Zara de zittingszaal verlaten, gevolgd door mr. Zara.
Het Land en de groep Duijneveld hebben vervolgens gepleit overeenkomstig de inhoud van de overgelegde pleitnota’s, waarbij het Land om een hoofdelijke proceskostenveroordeling heeft verzocht. Na re- en dupliek is vonnis gevraagd, heeft het lid van het Hof beslist dat ten opzichte van alle geïntimeerden vonnis zal worden gewezen en is de uitspraak daarvan bepaald op heden.