ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ4564
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van pensioenrechten en VUT-uitkering na echtscheiding
In deze zaak is in geschil of de pensioenrechten en de VUT-uitkering van de man gedeeld moeten worden na de echtscheiding van partijen. De vrouw, die haar vordering baseert op haar interpretatie van de huwelijkse voorwaarden, stelt dat zij recht heeft op een deel van deze uitkeringen. De man daarentegen betoogt dat de huwelijkse voorwaarden zodanig zijn opgesteld dat alleen het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen moet worden verdeeld. Het Hof oordeelt dat de vrouw haar stelling moet bewijzen, aangezien de uitleg van de huwelijkse voorwaarden in het voordeel van de man lijkt te zijn.
De procedure begon met de indiening van een akte van appel door de man op 20 april 2010, gevolgd door een memorie van grieven waarin hij negen grieven aanvoert. De vrouw heeft hierop gereageerd met een memorie van antwoord waarin zij bevestiging van het vonnis van het GEA vraagt. Tijdens de pleidooien hebben beide partijen pleitnota's overgelegd, waarna het Hof heeft besloten om vonnis te wijzen.
Het Hof heeft vastgesteld dat partijen op 31 juli 1998 zijn getrouwd en dat hun echtscheiding op 3 april 2001 is uitgesproken. De vrouw heeft geen recht op partnerpensioen omdat er geen notarieel samenlevingscontract is overgelegd. Het Hof heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de huwelijkse voorwaarden en de uitleg daarvan. De beslissing over de verdeling van de VUT-uitkering is aangehouden, waarbij het Hof opmerkt dat deze uitkering niet in de verdeling moet worden betrokken, in lijn met eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad.
De uitspraak van het Hof is gedaan op 5 april 2011, waarbij de verdere beslissingen zijn aangehouden en partijen zijn uitgenodigd om hun standpunten verder toe te lichten in een volgende zitting.