ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ4471

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ-121/10-H-90/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaderlijkheidskwestie en deskundigenonderzoek naar vaderschap

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een hoger beroep van een man die betwist de vader te zijn van een kind. De man, wonend op Bonaire, heeft in een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg (GEA) een onderhoudsbijdrage van $ 115,- per maand opgelegd gekregen voor de verzorging en opvoeding van het kind, geboren in 2000. De man heeft op 9 februari 2011 beroep aangetekend tegen deze beschikking, waarbij hij verzocht om vernietiging van de eerdere uitspraak en om afwijzing van het verzoek van de moeder, eventueel na een DNA-onderzoek dat door de moeder gefinancierd zou moeten worden.

Tijdens de zitting heeft de man verklaard dat hij in de conceptieperiode gemeenschap heeft gehad met de moeder, maar hij ontkent het vaderschap omdat het kind niet op hem lijkt en de moeder hem in een brief heeft laten weten dat hij niet de vader is. Het Hof heeft vastgesteld dat de erkenning van gemeenschap door de man voldoende is om een deskundigenonderzoek te gelasten naar het vaderschap. De man moet de kosten van dit onderzoek voorschieten en moet bewijs van betaling overleggen aan het Hof.

Het Hof heeft de zaak aangehouden en een deskundige benoemd, drs. Wimbert Vincent Martina, om het DNA-onderzoek uit te voeren. De partijen zijn verplicht om zich voor een afspraak voor de DNA-test te melden bij het Analystisch Diagnostisch Centrum. De behandeling van de zaak zal op 27 mei 2011 worden voortgezet. Het Hof heeft de verdere beoordeling aangehouden tot de resultaten van het deskundigenonderzoek bekend zijn.

Uitspraak

UITSPRAAK: 5 april 2011
ZAAKNR. EJ-121/10-H-90/11
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
[de man] (hierna de man),
wonend op Bonaire,
voorheen verweerder, thans appellant,
gemachtigde: mr. E.Th. Wesselius,
tegen
[de moeder] (hierna de moeder),
wonend op Bonaire,
voorheen verzoekster, thans geïntimeerde,
in hoger beroep niet verschenen.
1 Het verloop van de procedure
Verwezen wordt naar de op 8 december 2010 onder EJ no. 121/10 tussen partijen uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, (hierna: het GEA). Het GEA heeft in die beschikking de man veroordeeld tot betaling van $ 115,- per maand met ingang van 1 januari 2011 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [het kind](hierna het kind), geboren op Bonaire op [datum] 2000.
Op 9 februari 2011 heeft de man een beroepschrift ingediend. Daarbij heeft hij gemelde beschikking bestreden en gevorderd dat het Hof deze zal vernietigen en het door de moeder verzochte zal afwijzen, al dan niet na een door de moeder te bekostigen DNA-onderzoek, met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
Op de voor behandeling bepaalde dag is de man verschenen met als gemachtigde mr. N.C. Pietersz, occuperend voor mr. Wesselius en heeft hij zijn standpunt nader toegelicht en vragen beantwoord. Het Hof heeft terstond de hierna volgende beschikking uitgesproken.
2. De ontvankelijkheid
Het staat voldoende vast dat de man niet eerder kennis heeft gekregen van de beschikking waarvan beroep dan 29 december 2010. Dit betekent dat de man ontvankelijk is.
3. De beoordeling
3.1 Desgevraagd door het Hof heeft de man verklaard in het conceptietijdvak van het kind gemeenschap met de moeder te hebben gehad. Hij stelt echter niet de vader van het kind te zijn omdat het kind niet lijkt op andere kinderen die hij heeft, de vrouw in een brief aan hem heeft gesteld dat hij niet de vader is en omdat de moeder volgens hem in het conceptietijdvak met meer mannen geslachtsgemeenschap heeft gehad.
3.2 De vraag of het kind al dan niet de uiterlijke kenmerken van de man heeft, hoeft niet te worden beantwoord omdat dit antwoord onvoldoende zekerheid geeft of de man al dan niet de biologische vader is.
Het Hof leest in de door de man overgelegde brief, indien die brief in haar geheel wordt gelezen, niet dat de moeder het biologisch vaderschap van de man ontkent. Uit de brief blijkt dat de moeder zeer teleurgesteld is over het gedrag van de man en hem daarom niet meer bij haar kind wil laten en verder niets meer met hem te maken wil hebben. Wat dat betreft levert de brief dan ook geen aanwijzing op dat de man niet de verwekker is.
De erkenning door de man dat hij geslachtsgemeenschap met de moeder heeft gehad in de conceptieperiode, is voldoende om een deskundigenonderzoek te laten doen naar de vraag of de man ook de vader van het kind is. De stelling van de man, zoal juist, dat de moeder in die periode met meer mannen gemeenschap zou hebben gehad, doet daar niet aan af.
Gelet op die erkenning door de man, dient de man de kosten voor het onderzoek voor te schieten. De man zal voorafgaand aan de hierna genoemde zitting dan wel op de hierna genoemde zitting het Hof een bewijs van betaling dienen over te leggen waaruit blijkt dat hij het voorschot heeft voldaan, bij gebreke waarvan het Hof daaruit de gevolgtrekking kan maken die het Hof geraden acht.
3.3 Het Hof gelast dan ook het hierna vermelde onderzoek en zal de behandeling van de zaak voortzetten op Bonaire, op 27 mei 2011, 13.30 uur. Iedere verdere beoordeling wordt aangehouden.
3. De beslissing.
Het Hof:
gelast een deskundigenonderzoek naar de samenstelling van het bloed van [de moeder](de moeder), [het kind] (het kind) en van [de man], zulks ter beantwoording van de vraag of de man van het vaderschap van het kind kan worden uitgesloten, dan wel met welke mate van waarschijnlijkheid de man als verwekker kan worden aangemerkt;
benoemt drs. Wimbert Vincent Martina, wonende op Curaçao en als vaste gerechtelijke deskundige beëdigd, tot de deskundige door wiens tussenkomst het deskundigenonderzoek zal worden uitgevoerd;
verstaat dat de deskundige, alvorens met zijn werkzaamheden aan te vangen, vooruitbetaling van de kosten zal kunnen verlangen en dat de man dit voorschot dan zal moeten betalen;
bepaalt dat partijen zich terstond, doch uiterlijk op 15 april 2011 telefonisch bij het Analystisch Diagnostisch Centrum (voorheen genaamd het Landslaboratorium) dienen te melden bij voornoemde deskundige voor het maken van een afspraak ter uitvoering van de DNA–test (tel: 005 999- 4345116/5656699 of fax: 005 999- 4618409);
bepaalt dat de behandeling van deze zaak zal worden voortgezet in het Gerechtsgebouw te BONAIRE op 27 mei 2011, 13.30 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 5 april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier, uitgegeven op 6 april 2011.