ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0640

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 85/08-H-209/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake terugvordering van betaalde bedragen wegens niet-nakoming van overeenkomst

In deze zaak vorderen de appellanten de terugbetaling van bedragen die zij aan de geïntimeerde hebben betaald, omdat de geïntimeerde zijn verplichtingen uit een overeenkomst niet is nagekomen. De appellanten hebben NAF. 18.000,- en $ 2.000,- betaald in ruil voor de belofte van de geïntimeerde om een broer van een van de appellanten uit China naar de Nederlandse Antillen over te brengen. Aangezien de geïntimeerde deze verplichting niet is nagekomen, hebben de appellanten de overeenkomst ontbonden en vorderen zij de terugbetaling van het betaalde bedrag. De geïntimeerde heeft de gestelde titel voor betaling ontkend en de bewijslast ligt bij de appellanten om aan te tonen waarvoor het geld is betaald.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in zijn uitspraak van 22 februari 2011 geoordeeld dat de appellanten in hun bewijsopdracht zijn belast, omdat de door hen overgelegde kwitanties geen titel van betaling vermelden. Het Hof heeft de appellanten de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van de overeenkomst, en heeft bepaald dat een getuigenverhoor zal plaatsvinden op 11 maart 2011. Het Hof heeft verder iedere verdere beslissing aangehouden, in afwachting van het bewijs dat de appellanten dienen te leveren.

De zaak is behandeld in hoger beroep, waarbij de appellanten op 1 april 2010 een akte van appel hebben ingediend. De geïntimeerde heeft geen memorie van antwoord ingediend, maar het Hof heeft geoordeeld dat dit verweer niet opgaat. De appellanten hebben hun grieven toegelicht en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, en tot toewijzing van hun vordering. Het Hof heeft de procedure voortgezet en de appellanten in staat gesteld om hun bewijs te leveren.

Uitspraak

UITSPRAAK: 22 februari 2011
ZAAKNR.: AR 85/08-H-209/10
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[appellanten] (tezamen [appellanten]),
wonend in Curaçao,
voorheen eisers, thans appellanten,
gemachtigde: mr. J.H. Scheidelaar,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in Curaçao,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.A. Pieter.
1. Verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (verder: het GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gewezen vonnissen van 22 december 2008 en 22 februari 2010. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
[appellanten] zijn in hoger beroep gekomen van laatstgenoemd vonnis door indiening op 1 april 2010 van een akte van appel ter griffie van het GEA. Bij op 12 mei 2010 ter griffie van het GEA ingekomen memorie van grieven hebben [appellanten] twee grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot toewijzing van het in eerste aanleg gevorderde, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van eerste aanleg en van dit beroep.
[geïntimeerde] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
Op de voor pleidooi bepaalde dag hebben partijen pleitnota’s overgelegd, [appellanten] onder het overleggen van producties. Nadat [geïntimeerde] een akte uitlating producties heeft genomen, is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Het door [appellanten] ingestelde appel is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat zij daarin kunnen worden ontvangen.
3. Grieven
Voor de inhoud van de grieven verwijst het Hof naar de ingediende memorie van grieven.
4. Beoordeling
4.1 Het verweer dat [geïntimeerde] niet zou mogen pleiten omdat hij geen memorie van antwoord heeft ingediend, faalt gelet op art. 277 Rv.
4.2 [appellanten] stellen dat zij NAF. 18.000,- en $ 2.000,- aan [geïntimeerde] hebben betaald waar tegenover [geïntimeerde] zich heeft verplicht om een broer van [appellant] uit China naar de Nederlandse Antillen over te brengen. [geïntimeerde] is haar verplichting niet nagekomen, waarna, zo begrijpt het Hof, [appellanten] de overeenkomst hebben ontbonden en thans het door hen betaalde geld (terug)vorderen (zie art. 6:271 BW).
[geïntimeerde] heeft de ontvangst van de genoemde gelden erkend, doch zij heeft de door [appellanten] gestelde titel voor die betaling voldoende gemotiveerd ontkend, zodat GEA bij tussenvonnis van 22 december 2008 [appellanten] terecht hebben belast met het bewijs van de overeenkomst. Het Hof merkt hierbij nog op dat in de door [appellanten] overgelegde kwitanties geen titel van de betaling is vermeld, zodat alleen al om die reden die kwitanties niet kunnen gelden als akte in de zin van art. 136 Rv.
4.3 Het naar aanleiding van die bewijsopdracht door [appellanten] ten overstaan van GEA voorgebrachte bewijs, is op de juiste wijze door GEA beoordeeld, welke beoordeling het Hof hier overneemt en tot de zijne maakt. De vordering is dus door GEA terecht afgewezen.
4.4 In dit hoger beroep hebben [appellanten] wederom een bewijsaanbod gedaan waarbij zij hebben verklaard dat zij een nog niet door GEA gehoorde getuige,[getuige], als getuige wensen te horen. Het Hof zal [appellanten] dan ook opnieuw in staat stellen de door hen gestelde overeenkomst te bewijzen, zoals hieronder nader bepaald.
4.5 Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
BESLISSING:
Het Hof:
alvorens verder te beslissen:
draagt [appellanten] op te bewijzen dat [geïntimeerde] zich (tegenover de ontvangst van NAF. 18.000,- en $ 2.000,-) heeft verplicht om een broer van [appellant] uit China naar de Nederlandse Antillen over te brengen;
bepaalt dat [appellanten], indien getuigen worden voorgebracht, uiterlijk drie dagen voor het te houden verhoor de griffie van het Hof schriftelijk, met afschrift aan de wederpartij, dienen te laten weten dat getuigen worden voorgebracht met opgave van het aantal getuigen en de namen van de getuigen;
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. J.R. Sijmonsma, lid van dit Hof, in het Stadhuis in Curaçao op 11 maart 2011 om 08.30 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en P.E. de Kort, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 22 februari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.