ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0635

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 23/08-HAR-31/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondercuratelestelling van een zoon in het kader van drank- en middelenmisbruik

In deze zaak is de ondercuratelestelling van de zoon van de verzoeker aan de orde. De zoon was eerder onder curatele gesteld door het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, op 6 augustus 2009, in het kader van een zogenaamde 'Brasami-ondercuratelestelling' op basis van artikel 1:378 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek. Deze ondercuratelestelling werd opgeheven bij beschikking van 20 januari 2010. De verzoeker, de ouder van de zoon, heeft op 3 maart 2010 beroep aangetekend tegen deze opheffing, met het verzoek om de ondercuratelestelling opnieuw in te stellen.

De zaak is behandeld op verschillende zittingen, waarbij de laatste zitting op 27 januari 2011 plaatsvond. De centrale vraag die het Hof diende te beantwoorden was of de zoon, als gevolg van zijn drank- en middelenmisbruik, zijn belangen niet behoorlijk waarneemt en of hij daarmee de veiligheid van anderen in gevaar brengt. Het Hof oordeelt dat de angst van de naaste omgeving voor de zoon niet voldoende is om de ondercuratelestelling te rechtvaardigen, tenzij deze angst is gebaseerd op concrete feiten die de veiligheid van anderen in gevaar brengen.

Het Hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde gedragingen die zouden leiden tot een hernieuwde ondercuratelestelling. De enige feiten die naar voren zijn gekomen zijn een aangifte van bedreiging en een incident waarbij de zoon een vuistslag heeft gegeven, maar deze feiten zijn niet voldoende om de ondercuratelestelling te rechtvaardigen. Het Hof bevestigt daarom de beschikking van het GEA, die de curatele terecht heeft opgeheven.

Uitspraak

UITSPRAAK: 22 februari 2011
ZAAKNR.: EJ 23/08-HAR-31/10
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
[ouder] (hierna [ouder] ),
wonend op Bonaire,
voorheen verzoeker, thans rekwestrant,
gemachtigde: mr. C.A. Francis,
tegen
[zoon] (hierna [zoon].),
wonend op Bonaire,
voorheen verweerder, thans gerekwestreerde,
procederend in persoon.
1. Het verloop van de procedure
[zoon] is bij beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, (verder: GEA) van 6 augustus 2009 onder curatele gesteld. Het betreft een zogenaamde “Brasami-ondercuratelestelling” van art. 1:378 lid 1 sub c BW. Deze ondercuratelestelling is opgeheven bij beschikking van GEA van 20 januari 2010.
[ouder] heeft bij op 3 maart 2010 ter griffie van het GEA ingekomen beroepschrift bezwaar gemaakt tegen de laatst genoemde beschikking en heeft in dat stuk geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking van 20 januari 2010 en, opnieuw rechtdoend, tot ondercuratelestelling van [zoon] met bevel tot voortzetting van de begonnen behandeling.
De zaak is behandeld ter zitting van 4 augustus 2010, 27 oktober 2010 en 27 januari 2011. De van die zittingen opgemaakte processen-verbaal bevinden zich bij de stukken. Na de behandeling is bepaald dat 21 februari 2011 zal worden beslist, welke beslissing nader is bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid
[ouder] is tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen van de door hem bestreden beschikking, zodat hij daarin kan worden ontvangen.
3. De beoordeling
3.1 De vraag die ter beoordeling voorligt is of [zoon] wegens gewoonte van drankmisbruik dan wel van misbruik van verdovende of stimulerende middelen zijn belangen niet behoorlijk waarneemt en/of in het openbaar herhaaldelijk aanstoot geeft en/of zijn eigen veiligheid of die van anderen in gevaar brengt en, bij bevestigende beantwoording, of plaatsing in Brasami (waarvoor de ondercuratelestelling een “vehikel” is) op haar plaats is. Voor een bevestigend antwoord op die vraag is het niet voldoende dat, wat deze zaak betreft, zijn naaste omgeving bang voor hem is en/of van hem overlast ondervindt. Dit kan anders zijn indien die angst is gebaseerd op concrete feiten en/of omstandigheden die de veiligheid van anderen in gevaar brengt.
3.2 Wat dat betreft is [zoon] vrij vanaf de beschikking van 20 januari 2010, en is alleen gebleken van een aangifte ter zake bedreiging, een vuistslag die geen doel trof (zie het proces-verbaal van politie van 2 augustus 2010) en enige overlast voor zijn ouders, bij wie hij inwoont. Andere concrete feiten of gedragingen die kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van een of meer van de in art. 1:378 lid 1 sub c BW genoemde vereisten kan het Hof niet vaststellen. Het is wel duidelijk, mede gelet op het rapport van de Stichting Verslavingszorg Bonaire omtrent de begeleiding van [zoon] in de periode november 2010 tot en met januari 2011, dat [zoon] niet in het huis van zijn ouders is te handhaven. Dat is echter geen reden voor de gevraagde ondercuratelestelling, gelet op de hiervoor weergegeven vereisten voor een dergelijke ondercuratelestelling. Het Hof komt dan ook tot het oordeel dat GEA de curatele terecht heeft opgeheven, zodat het beroep wordt verworpen.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en E.J.C. Adang, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 22 februari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.