ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0601

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H 014/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao inzake ernstige geweldsdelicten en diefstal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de verdachte is veroordeeld voor zijn rol in een gewelddadige overval op 25 maart 2010. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft een overval gepleegd waarbij geweld is gebruikt tegen meerdere slachtoffers. De verdachte had een leidende rol en was betrokken bij het toebrengen van ernstig letsel aan de slachtoffers, waaronder een poging tot wurging en het afslaan van de vingertop van een slachtoffer. De rechtbank in eerste aanleg had de verdachte veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf, maar de procureur-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf gevorderd. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de ernst van de feiten een hogere straf rechtvaardigt. De verdachte heeft een uitgebreid strafblad en heeft geen blijk gegeven van intentie om zijn gedrag te veranderen. Het Hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar negen jaar, rekening houdend met de impact van de misdrijven op de slachtoffers en de samenleving. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 maart 2011
Zaaknummer: H 014/11
Parketnummer: 500.00616/10
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 29 oktober 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1970 in Curaçao,
thans alhier gedetineerd.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 14 juli 2010 en 8 oktober 2010, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2011 in Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.O. Gomes naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, en zijn de vorderingen van de benadeelden partijen toegewezen. Voorts is de teruggave aan de verdachte gelast van inbeslaggenomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
<u>Tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is, met inachtneming van de in eerste aanleg gevorderde en toegewezen wijziging, ten laste gelegd:…
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
<u>Bewezenverklaring</u>
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
<b>Feit 1:</b>
dat hij op 25 maart 2010, op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door <i>hen</i> voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk een (verleng)snoer rondom de keel van die [slachtoffer] heeft gedaan en met kracht <i>dat</i> (verleng)snoer aangetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
<b>Feit 2:</b>
dat hij, op 25 maart 2010, op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen,
- een pak shag en een aansteker toebehorende aan [slachtoffer] en
- een (mobiele) telefoon, toebehorende aan [tweede slachtoffer], met het aansluitnummer [ ] en;
- een (mobiele) telefoon, toebehorende aan [derde slachtoffer], met het aansluitnummer [ ]
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en [tweede slachtoffer] en [derde slachtoffer], gepleegd door hem, verdachte en zijn, verdachte’s, mededaders, met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te makenwelk geweld en welke bedreiging met geweld, tegen die [slachtoffer] bestonden uit :
- het richten van een vuurwapen <i>op</i> die [slachtoffer] en
- het slepen van die [slachtoffer] en
- het met een fles slaan op het hoofd van die [slachtoffer] en;
- het trachten te wurgen van die [slachtoffer] door een (verleng)snoer rondom de keel van die [slachtoffer] te doen en met kracht aan <i>dat</i> (verleng)snoer te trekken en
- het verwijderen van de top van het (middel)vinger van die [slachtoffer]
en
welk geweld en welke bedreiging met geweld, tegen die [tweede slachtoffer] bestonden uit:
- het richten van vuurwapens <i>op</i> die [tweede slachtoffer] en
- het met een fles slaan op het hoofd van die [tweede slachtoffer] en
- het optillen en onderste boven houden van die [tweede slachtoffer] en hem met tot vuisten gebalde handen en geschoeide voeten op het lichaam slaan <i>en</i> stompen
en welke bedreiging met geweld, tegen die [derde slachtoffer] bestond uit:
- het richten van vuurwapens <i>op</i> die [derde slachtoffer]
<b>Feit 3: </b>
dat hij, op 25 maart 2010, op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een (mobiele) telefoon, toebehorende aan [tweede slachtoffer].
<b>Feit 4: </b>
dat hij, op 25 maart 2010, op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, vuurwapens voorhanden heeft gehad, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
<b>Feit 5: </b>
dat hij, op 24 maart 2010, op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen te [adres] 393, alwaar hij, verdachte en zijn mededaders, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende <i>bevonden</i>, heeft weggenomen een videocamera (van het merk Sony) en een mobiele telefoon (van het merk Sony Ericsson) en een geldbedrag van NAF. 230,- toebehorende aan [eigenaar geld].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (<i>cursief</i>). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
<u>Bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
<i>De genoemde paginanummers verwijzen naar het dossier betreffende het onderzoek “[adres] 393” van Korps Politie Curaçao.</i>
<b>Feiten 1, 2, 3, 4:</b>
De verklaring van de verdachte, op 10 februari 2011 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Op 25 maart 2010 ben ik met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met de auto naar de woning van de Chinezen op de plantage te [adres] 393 gegaan om hen te bestelen. Ik zag dat [medeverdachte 3] een vuurwapen gericht hield op Chinezen. Ik zag dat [medeverdachte 2] een Chinees een klap met een fles gaf. Ik ben op zoek geweest naar geld en heb geprobeerd een deur open te breken. Ik heb later twee mobiele telefoons gekregen van [medeverdachte 1] als deel van de buit.
<i>pagina 32 e.v.:</i>
Een proces-verbaal van politie d.d. 27 maart 2010, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [SLACHTOFFER] – zakelijk weergegeven:
Op 25 maart 2010 zijn mijn collega’s en ik beroofd bij de woning bij de plantage te [adres] 393. Een vrouwelijke dader met bedekt gezicht en met doorzichtige plastic handschoenen aan, duwde de keukendeur open en richtte een vuurwapen op mij. Een man liep de keuken in en sleepte mijn collega naar buiten. Ik kon horen dat hij mijn collega mishandelde daar ik hem van pijn hoorde schreeuwen. Hierna liep een andere man met bedekt gezicht, tussen 1.75m en 1.80m lang, de keuken binnen. Hij pakte mij beet en sleepte mij naar buiten. Hij zette mij met mijn gezicht naar de vloer toe op de grond en wurgde mij met ons eigen elektrisch verlengsnoer. Op dat moment dacht ik dat ik dood ging. Ik lag met mijn gezicht naar de grond tussen de gespreide benen van de man. Ik voelde dat hij het verlengsnoer aan mijn hals had vastgebonden. Vervolgens heeft de man mij éénmaal met een fles op mijn hoofd geslagen. Op dat moment voelde ik dat ik verwond was daar ik bloed langs mijn gezicht voelde stromen. Ik legde mijn beide handen ter verdediging op mijn achterhoofd. Weer begon iemand mij met de fles op mijn hoofd te slaan. Ik voelde meteen dat mijn rechter middelvinger erg pijn deed en dat er meer bloed langs mijn hoofd ging stromen. In totaal kreeg ik drie slagen met een fles op mijn hoofd. De man fouilleerde mijn broekzakken terwijl hij voorover gebogen stond, en nam mijn pakje shag en aansteker mee.
<i>pagina 38 e.v.:</i>
Een proces-verbaal van politie d.d. 19 april 2010, voor zover inhoudende als nadere verklaring van aangever [SLACHTOFFER] – zakelijk weergegeven:
Ik lag op mijn buik met mijn gezicht naar beneden toe. Ik voelde dat de man mij met opzet een elektrische kabel rond mijn hals zette en daarmee een lus maakte. Ik voelde deze kabel strak om mijn hals. Hierna voelde ik dat de dader op mijn rug hurkte en mij met deze kabel begon te verwurgen. Hij oefende veel kracht uit op deze kabel.
<i>pagina’s 36 en 37:</i>
Een geneeskundige verklaring d.d. 27 maart 2010, opgemaakt door de arts [arts], voor zover inhoudende als beschrijving van het op 25 maart 2010 bij [SLACHTOFFER] waargenomen letsel – zakelijk weergegeven:
Verwondingen aan hoofd, amputatie top van rechter-middelvinger.
<i>pagina 47 e.v.:</i>
Een proces-verbaal van politie d.d. 30 maart 2010, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [TWEEDE SLACHTOFFER] – zakelijk weergegeven:
Op donderdag 25 maart 2010 zag ik plotseling twee onbekende mannen aan komen lopen naar mij en mijn collega’s, een lange en een korte jongen. Beiden hadden een vuistvuurwapen in hun handen dat zij op ons hadden gericht. Ik probeerde weg te rennen. De lange dader – 1 – kort geknipt en met een bedekt gezicht, en met een plastic doktershandschoen aan, richtte zijn pistool op mijn hoofd en begon mij vervolgens met een wijnfles te mishandelen door mij op mijn hoofd te slaan. Dat deed hij driemaal, waardoor mijn hoofd hevig begon te bloeden, terwijl de andere dader mij onder bedwang hield met zijn vuurwapen. Ik trachtte mijn hoofd met mijn hand te verdedigen waardoor ik een kapwond kreeg aan mijn hand. Hierna werd ik door twee daders elk aan een been van de grond opgetild en ondersteboven gehouden. Terwijl ik door de twee daders werd vastgehouden werd ik door een derde dader aan mijn hele lichaam zowel met gebalde handen en geschoeide voeten mishandeld. Alle drie hadden een mannenstem. De kleren werden van mijn lijf gescheurd en de drie trachtten tevergeefs mijn broekriem los te krijgen en zij bleven mij mishandelen ondanks dat ik hevig bloedde. Terwijl ik werd mishandeld pakte een van de daders mijn zwarte mobiele telefoon met aansluitnummer [ ] uit mijn broekzak. Ik zag dat dader 4, het meisje, steeds naar buiten stond te kijken, kennelijk op de loer voor de drie andere daders. Ik werd losgelaten op de grond en werd door dader 1 de keuken in geduwd. Het meisje heeft haar vuurwapen op mijn hoofd gericht en maande mij in de keuken te blijven terwijl ik op mijn rug op de grond lag. Zij hield het vuurwapen steeds op mij gericht. Ik zag dat mijn collega [slachtoffer] vanuit de keuken naar buiten werd geduwd. Ik zag vervolgens hoe de daders [slachtoffer] mishandelden.
<i>pagina’s 52 en 53:</i>
Een geneeskundige verklaring d.d. 27 maart 2010, opgemaakt door de arts [arts], voor zover inhoudende als beschrijving van het op 25 maart 2010 bij [TWEEDE SLACHTOFFER] waargenomen letsel – zakelijk weergegeven:
Verwonding hoofdhuid 2x.
<i>pagina 54 e.v.:</i>
Een proces-verbaal van politie d.d. 30 maart 2010, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [DERDE SLACHTOFFER] – zakelijk weergegeven:
Op 25 maart 2010 bevond ik mij samen met mijn vrienden te [adres] 393. Op een gegeven moment werden wij aangevallen door twee personen die van achter de woning aan kwamen en die beiden een vuurwapen in handen hadden. Het meisje richtte haar vuurwapen op mij en hield mij daarmee onder bedwang. De andere dader van ongeveer 1.80 m lang sloeg mijn vriend met een fles op zijn hoofd. Het meisje duwde mij zodat ik het niet meer zag. Een derde dader liep rond de woning. Een van de daders pakte mijn grijze mobiele telefoon met aansluitingsnummer [ ] uit mijn broekzak. Ik heb later van mijn vrienden vernomen dat er ook een vierde dader was.
<i>pagina 57 e.v.:</i>
Een proces-verbaal van politie d.d. 30 maart 2010, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [TWEEDE SLACHTOFFER] – zakelijk weergegeven:
Op 25 maart 2010 was ik voor de keuken van de plantage te [adres] 393. Ik ging mijn mobiele telefoon van een wasmachine halen. Toen zag ik dat twee onbekende mannen mijn collega aan het mishandelen waren. Ik ging schuilen in de woning. Nadat de daders waren gevlucht zag ik dat zij mijn grijze mobiele telefoon met aansluitingsnummer [ ] hadden weggenomen.
<i>pagina 99 e.v.:</i>
Een proces-verbaal van politie d.d. 11 juni 2010, voor zover inhoudende als verklaring van [MEDEVERDACHTE 3] – zakelijk weergegeven:
Op 25 maart 2010 omstreeks 19u15 belde [medeverdachte 1] mij en zei mij langs te komen bij de woning van zijn vriendin. [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren er. [medeverdachte 1] zei tegen mij dat wij een beroving gingen plegen bij dezelfde Chinezen van gisteren, dus waar wij de dag ervoor de diefstal hadden gepleegd. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in het bezit van vuistvuurwapens waren. [verdachte], [medeverdachte 2] en ik trokken plastic handschoenen aan, die van [medeverdachte 1] waren kapot. We reden naar de woning van de Chinezen, waar we op 24 maart 2010 waren geweest. Onderweg zei [verdachte] dat ik de Chinezen onder schot moest houden. [medeverdachte 1] zei dat Chinezen op hun geld slapen, dus dat wij goed onder hun bedden moeten zoeken. [verdachte] was de opdrachtgever. [medeverdachte 2], [verdachte] en ik waren gemaskerd, [medeverdachte 1] had zijn gezicht niet bedekt. [verdachte] en ik waren gewapend.
Toen we bij de woning kwamen gooide [medeverdachte 1] zijn vuurwapen op mijn schoot en ik nam het over. We stapten uit. [medeverdachte 1] liep voorop het erf via de poort binnen, dan [medeverdachte 2], dan ik en dan [verdachte]. Ik hield het pistool in mijn hand. Bij de woning is een open keuken. Aldaar schreeuwde [medeverdachte 1] “Atrako”. Ik zag enkele Chinezen naar de plantage vluchten en twee de woning in. Ik kwam twee Chinezen in de keuken tegen en richtte mijn pistool op hen. Op dat moment waren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een andere Chinese man buiten aan het mishandelen. [medeverdachte 2] kwam in de keuken en ik zag dat hij met een van de Chinese mannen begon te worstelen. Hierna liep [medeverdachte 3] terug naar [medeverdachte 1] die ik nog steeds zag worstelen met dezelfde Chinese man. Mijn pistool bleef gericht op de Chinese mannen in de keuken. Ik zag dat [verdachte] een andere Chinees aan het mishandelen was en hierna zag ik hoe hij hem vastbond. Een Chinese man die op de grond lag greep mij bij mijn voet. Ik zag dat hij mishandeld was en dat hij bijna bloot op de grond in zijn onderbroek lag. Ik trok mijn voet krachtig terug en ik raakte hem met mijn voet aan zijn hoofd. Ik zag dat iemand hem vastgreep. Ik zag op een gegeven moment hoe [verdachte] de bedoelde Chinese man verschillende malen in de lucht gooide en dat die man vervolgens op de grond viel. Ik zag de bedoelde man aanstalten maakte om weg te rennen maar onderweg zette [medeverdachte 1] zijn been ervoor en daardoor viel bedoelde man weer op de grond. De man werd ernstig mishandeld door [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en zat helemaal onder het bloed. Ik zag ook dat de bedoelde Chinese man op zijn knie lag en dat hij met een verlengsnoer over zijn nek gewurgd werd door [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Ik zag ook dat hij met een fles werd mishandeld. Zij mishandelden hem omdat hij de enige was die weerstand bood. Ik zag dat de bedoelde man de klappen probeerde af te weren. Op dat moment zag ik dat hij een van zijn vingers kwijt was.
<b>Feit 5:</b>
<i>pagina 66 e.v.:</i>
Een proces-verbaal van politie d.d. 22 juni 2010, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer H] – zakelijk weergegeven:
Op 24 maart 2010 omstreeks 15u00 was mijn vader even uit gegaan. Ik bevond mij in mijn slaapkamer te [adres] 393. Mijn vader [vader slachtoffer H], die intussen was teruggekeerd, schudde mij op een gegeven moment wakker en constateerde dat onbevoegden in onze woning waren binnengedrongen. Hij zei mij dat er geld gestolen was van de keukentafel, verder werden weggenomen een videocamera van het merk Sony en een mobiele telefoon van het merk Sony Ericsson.
<i>pagina 99 e.v.:</i>
Een proces-verbaal van politie d.d. 11 juni 2010, voor zover inhoudende als verklaring van [MEDEVERDACHTE 3] – zakelijk weergegeven:
Op 24 maart 2010 werd ik door [medeverdachte 1] gebeld. Ik was met [medeverdachte 2]. Wij haalden [medeverdachte 1] op met de auto. [medeverdachte 1] zei tegen ons dat hij de Chinezen wou gaan bestelen. Toen wij even iets bij een Chinees Restaurant gingen kopen zagen wij “Grandi” aan komen lopen, van wie ik nu weet dat hij [verdachte] heet. [medeverdachte 1] stapte uit en begon een gesprek met hem. [medeverdachte 1] zei daarna dat [verdachte] ook met ons mee ging naar de Chinezen. Wij – ik, [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] – reden op aanwijzing van [medeverdachte 1] naar de Chinezen. Ik vernam daar dat het over een plantage ging waarop één woning stond. Ik bracht mijn auto tot stilstand buiten op straat om de hoek van de woning. [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] stapten uit en liepen naar de woning op de plantage van de Chinezen. Ik bleef in de auto achter. Na ongeveer 10 minuten zag ik [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] aan komen lopen. Ik zag dat ze iets bedekt onder hun oksel droegen. Ze stapten met z’n drieën in de auto en zeiden mij weg te rijden. Op aanwijzing van [medeverdachte 1] reed ik naar een chollhouse in Cholomo. Ik zag dat ze enkele potten met munten hadden die ze gingen tellen. Het bleek ongeveer Nafl. 230,-. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en ik kregen Nafl. 60,- en [verdachte] kreeg Nafl. 50,-.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
Door een elektriciteitssnoer rond de hals van [slachtoffer] te wikkelen en hier hard aan te trekken hebben de verdachten en zijn medeverdachten willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zodanig in zijn ademhaling zou worden belemmerd dat hij zou overlijden. In die zin was hun opzet voorwaardelijk gericht op de dood van het slachtoffer.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op een zodanige wijze bij de overval op 25 maart 2010 in en bij de woning van de plantage te [adres] 393 betrokken is geweest dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking van hem en zijn medeverdachten om de bewezen verklaarde feiten te plegen.
Ter toelichting overweegt het Hof het volgende.
De verdachte is met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de woning van de Chinezen op de plantage te [adres] 393 gegaan om hen te bestelen. Het betoog van de verdediging dat de verdachte niet had hoeven verwachten dat een van zijn medeverdachten een van de aanwezige Chinezen met een snoer zou wurgen wordt weerlegd door de verklaring van [medeverdachte 3] waaruit blijkt dat de verdachte een actieve rol had bij het wurgen met het snoer. De verdediging heeft aangevoerd dat de rol van de verdachte slechts bestond uit het openbreken van een deur. Uit de bewijsmiddelen leidt het Hof echter af dat de verdachte een leidende rol had bij de overval. Zo verklaart [medeverdachte 3] dat de verdachte haar opdracht gaf dat zij de Chinezen onder schot moest houden. Ook heeft de verdachte zelf grof geweld toegepast op zowel [slachtoffer] als [tweede slachtoffer]. Voor zover de verdachte naar voren heeft willen brengen dat hij heeft zich op een gegeven moment heeft gedistantieerd, vindt dit geen steun in het dossier.
Het verweer van de verdediging dat er geen sprake is van medeplegen moet derhalve worden verworpen.
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
<b>Feit 1:</b>
Medeplegen van poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 juncto 49 en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
<b>Feit 2:</b>
Medeplegen van diefstal, voorafgaande en vergezeld van geweld en bedreiging tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
strafbaar gesteld bij artikel 325 juncto 323 en 49 van het Wetboek van Strafrecht;
<b>Feit 3:</b>
Diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 324 lid 1 sub 4° juncto 323 van het Wetboek van Strafrecht;
<b>Feit 4:</b>
Medeplegen van overtreding van een bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 gesteld verbod, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11, eerste lid, van die verordening juncto 49 van het Wetboek van Strafrecht;
<b>Feit 5:</b>
Diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 324a lid 1 juncto 324 lid 1 sub 4° en 323 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf </u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Op 25 maart 2010 is de verdachte met zijn medeverdachten naar de woning van de Chinezen op de plantage te [adres] 393 gegaan om hen te bestelen. De verdachte had bij deze overval een leidende en actieve rol. Bij deze overval zijn twee mensen op mensonterende wijze onderworpen aan geweld. Een van de slachtoffers is liggend op zijn buik op de grond gewurgd met een snoer, waarbij het niet te danken is aan de verdachte en zijn medeverdachten dat dit niet tot de dood heeft geleid van het slachtoffer. Ook is dit slachtoffer door de klap met een fles voor het leven verminkt doordat de top van zijn rechtermiddelvinger er daardoor is afgeslagen. Een ander slachtoffer is door de verdachte en zijn twee mannelijke medeverdachten enige tijd geslagen en geschopt terwijl hij door hen aan zijn benen ondersteboven werd gehouden. Door te handelen zoals hij heeft gedaan heeft de verdachte het recht op lichamelijke integriteit van deze slachtoffers op zeer ernstige wijze geschonden. Voorts hebben deze slachtoffers en nog een derde slachtoffer van de overval vuurwapens op zich gericht gehad.
Het Hof is met eenparigheid van stemmen van oordeel dat de verdachte tot een zwaardere straf dient te worden veroordeeld dan hem bij het vonnis waarvan beroep is opgelegd en dan hetgeen door de procureur-generaal in hoger beroep is gevorderd. Door een lichtere of andere strafrechtelijke afdoening van de zaak zou de ernst van de feiten worden miskend.
Daarbij heeft het Hof voorts rekening gehouden met het strafblad van de verdachte. Hij is in de periode van 1985 tot 2010 reeds vele malen strafrechtelijk veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten in Nederland waar hij toen woonde. Volgens de gegevens van de Nederlandse Gemeentelijke Basisadministratie is de verdachte op 8 januari 2010 uit Nederland uitgeschreven wegens emigratie. Gelet op het vorenstaande dient de Curaçaose samenleving tegen de verdachte te worden beschermd.
Tot slot heeft de verdachte ter zitting geen blijk gegeven van inzicht in de omstandigheden die hem tot het plegen van strafbare feiten brengen of van de intentie om zich hiervan in de toekomst te onthouden. Evenmin heeft hij getoond zich rekenschap te geven van de emotionele schade en gevoelens van onveiligheid die zijn daden teweegbrengen bij de slachtoffers en de samenleving in het algemeen.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden gevangenisstraf passend en geboden.
<u>Inbeslaggenomen voorwerpen</u>
De teruggave zal worden gelast van de inbeslaggenomen zwart met rood stoffen portemonnee, de identiteitskaart van de verdachte met documentnummer […] en persoonsnummer […] en het geldbedrag van NAF. 30,-, nu die niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
<u>Vordering benadeelde partijen</u>
De benadeelde partijen, [slachtoffer] en [tweede slachtoffer], hebben rechtstreeks schade geleden ten gevolge van de ten laste van de verdachte bewezen verklaarde feiten 1 en 2. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van NAF. 1.712,05 aan de zijde van [slachtoffer] en NAF. 1.154,- aan de zijde van [tweede slachtoffer]. De vordering van de benadeelde partijen is derhalve toewijsbaar.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 374 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 29 oktober 2010 en doet opnieuw recht als volgt:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen portemonnee, de identiteitskaart van de verdachte en het geldbedrag van NAF. 30,-;
veroordeelt de verdachte op de eis van de benadeelde partijen [slachtoffer] en [tweede slachtoffer] – hoofdelijk in die zin dat als één van zijn mededaders heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd – om tegen kwijting te betalen een bedrag van NAF. 1.712,05 (zegge: éénduizend zevenhonderd en twaalf gulden en vijf cent) aan [slachtoffer] en NAF. 1.154,- (zegge: éénduizend éénhonderd en vierenvijftig gulden) aan [tweede slachtoffer], vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop de thans bewezen verklaarde feiten jegens de benadeelde partijen werden gepleegd, te weten 25 maart 2010, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P. de Haan, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 3 maart 2011.