ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0596

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 020/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van een perceel als beschermd monument en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak is in geschil de aanwijzing door het bestuurscollege van Sint Maarten van het perceel Emilio Wilson Estate als beschermd monument. Appellanten, wonend in Sint Maarten en Amsterdam, hebben niet tijdig een beroepschrift ingediend tegen deze aanwijzing. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, die het beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaarde, wordt bevestigd.

De appellanten hebben in beroep aangevoerd dat er geen beschikking van rechtswege is ontstaan, omdat de eilandsraad niet binnen de wettelijk gestelde termijn van zes maanden heeft beslist. Het Hof stelt vast dat, hoewel de eilandsraad niet tijdig heeft beslist, het beroep geacht wordt ongegrond te zijn verklaard. De appellanten hebben niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken beroep ingesteld bij het Gerecht, wat betekent dat hun beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Daarnaast hebben de appellanten betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat zij erop vertrouwden dat de eilandsraad alsnog een beschikking zou geven. Het Hof oordeelt echter dat de appellanten niet hebben aangetoond dat de termijnoverschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die niet aan hen toe te rekenen zijn. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

HLAR 020/10
Datum uitspraak: 25 januari 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant sub 1], wonend in Sint Maarten, en [Appellanten sub 2], allen wonend te Amsterdam, Nederland,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 14 juni 2010 in zaak nr. 1/2010 in het geding tussen:
appellanten
en
de eilandsraad van het Eilandgebied Sint Maarten, thans: de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 31 juli 2008 heeft het bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten (hierna: het bestuurscollege) het perceel met opstallen, plaatselijk bekend als Emilio Wilson Estate, Cul-de-Sac, te
Sint Maarten als beschermd monument aangewezen.
Bij brief van 29 augustus 2008 hebben appellanten daartegen beroep bij de eilandsraad van het Eilandgebied Sint Maarten (hierna: de eilandsraad) ingesteld.
Bij uitspraak van 14 juni 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna: het Gerecht) het door appellanten tegen het uitblijven van een beslissing op dit beroep ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 23 juli 2010, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De eilandsraad heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2010, waar [Appellant sub 2], bijgestaan door mr. R. Bergman, advocaat, en de minister van Justitie, vertegenwoordigd door mr. B.G. Hofman, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Ingevolge het tweede lid wordt met een beschikking een weigering om een beschikking te geven gelijkgesteld.
Het derde lid bepaalt dat, wanneer de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking is verstreken, zonder dat een beschikking is gegeven of – bij het ontbreken van zulk een termijn – wanneer niet binnen redelijke tijd een beschikking is gegeven, dat geldt als het weigeren van het geven van een beschikking.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, wordt het beroepschrift ingediend binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven, of geldt als geweigerd.
Ingevolge het tweede lid geldt als de dag waarop de beschikking is gegeven, de dag waarop deze is verzonden of uitgereikt.
Ingevolge het derde lid blijft, wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Monumenteneilandsverordening wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen onder monument verstaan: een roerende of onroerende zaak, die ten minste vijftig jaar geleden is vervaardigd en die van algemeen belang wordt geacht wegens zijn schoonheid, zijn kunstwaarde, zijn betekenis voor de wetenschap, de geschiedenis van het land of zijn volkenkundige waarde.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, kunnen monumenten al dan niet op verzoek van een belanghebbende door het bestuurscollege tot beschermd monument worden aangewezen.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een besluit tot aanwijzing zo spoedig mogelijk door het bestuurscollege schriftelijk aangetekend ter kennis gebracht van de eigenaren en van de rechthebbenden met een beperkt zakelijk recht terzake van het betreffende monument.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, ligt het besluit gedurende dertig dagen voor een ieder ter inzage op een kantoor van het bestuur van het eilandgebied.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, voor zover thans van belang, kunnen ieder der eigenaren of rechthebbenden met een beperkt zakelijk recht terzake van het desbetreffende monument gedurende de termijn van terinzagelegging, bedoeld in artikel 5, tweede lid, als vermeld in de kennisgeving, een beroepschrift tegen het besluit tot aanwijzing bij de eilandsraad indienen. Als de dag van indiening geldt de datum van het ontvangststempel dat op het beroepschrift wordt geplaatst.
Ingevolge het vierde lid vraagt de eilandsraad, alvorens op een beroepschrift te beslissen, binnen dertig dagen na ontvangst van het beroepschrift schriftelijk advies over het beroepschrift aan de monumentenraad. De eilandsraad beslist binnen zes maanden na de dag van indiening op het beroepschrift. De beslissing wordt, voor zover thans van belang, met redenen omkleed en schriftelijk ter kennis van eigenaren en rechthebbenden met een beperkt zakelijk recht terzake van het betreffende monument en de indiener van het beroepschrift gebracht. Indien binnen de termijn van zes maanden geen beslissing is genomen, wordt het beroepschrift geacht te zijn afgewezen.
2.2. Appellanten betogen dat het Gerecht, door het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat geen beschikking van rechtswege op het bij de eilandsraad ingestelde beroep is ontstaan, omdat artikel 6, vierde lid, van de Monumenteneilandsverordening bepaalt dat, indien binnen van zes maanden geen beslissing is genomen, het beroepschrift geacht wordt te zijn afgewezen, derhalve niet dat het beroepschrift geldt als afgewezen.
2.2.1. Dit betoog faalt. Nu de eilandsraad niet binnen de in artikel 6, vierde lid, van de Monumenteneilandsverordening gestelde termijn van zes maanden op het door appellanten tegen de beschikking van 31 juli 2008 bij hem ingestelde beroep heeft beslist, wordt het, ingevolge die bepaling geacht ongegrond te zijn verklaard. Daartegen kon ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Lar binnen zes weken beroep bij het Gerecht worden ingesteld. Niet in geschil is dat binnen deze termijn geen beroepschrift is ingediend.
2.3. Voor zover appellanten voorts hebben beoogd te betogen dat het Gerecht heeft miskend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, faalt dat betoog evenzeer. In hetgeen appellanten in beroep hebben aangevoerd, te weten dat zij erop konden vertrouwen dat de eilandsraad alsnog een beschikking op het door hen bij hem ingestelde beroep zou geven en de eilandsraad zich niet op eigen stilzitten mag beroepen, zeker niet nu hij erkent dat de procedure niet geheel zorgvuldig is doorlopen en bovendien nog altijd geen monumentenraad is ingesteld, heeft het Gerecht terecht geen grond gevonden voor dat oordeel. Appellanten hebben daarmee niet gesteld dat de termijnoverschrijding het gevolg is van hun niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden en zij het beroep voorts hebben ingesteld, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
Voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2011
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,