ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0591

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 017/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om tijdelijke verblijfsvergunning voor een minderjarige

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek om een tijdelijke verblijfsvergunning voor een minderjarige, ingediend door de wettelijk vertegenwoordiger van het kind. De gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, namens de minister van Justitie, heeft het verzoek op 11 juli 2008 afgewezen. Dit besluit werd later door de gezaghebber ongegrond verklaard op 18 februari 2009. De vreemdeling, die in deze zaak de minderjarige vertegenwoordigt, heeft tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, hoger beroep ingesteld. Het Gerecht had op 4 mei 2010 het beroep ongegrond verklaard.

De vreemdeling betoogt dat het Gerecht onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de beroepsgrond dat zij op basis van het IVRK (Verdrag inzake de rechten van het kind) aanspraak maakt op verblijf bij de referent. De vreemdeling stelt dat het Gerecht niet heeft gekeken naar de artikelen van het IVRK die betrekking hebben op adequaat onderwijs, sociale zekerheid en geneeskundige verzorging. Het Hof oordeelt echter dat de vreemdeling geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die haar betoog onderbouwen, en dat het Gerecht daarom niet verplicht was om verder onderzoek te doen.

Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2011.

Uitspraak

HLAR 017/10
Datum uitspraak: 25 januari 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [het kind], beiden wonend in Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 4 mei 2010 in zaak nr. 2009/64 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 11 juli 2008 heeft de gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao (hierna: de gezaghebber) namens de minister van Justitie (hierna: de minister) een verzoek van [appellante] (hierna: de referent) om [het kind] (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 18 februari 2009 heeft de gezaghebber namens de minister het door de vreemdeling daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 mei 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (hierna: het Gerecht) het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 14 juni 2010, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2010, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. drs. B.W. Scheperboer, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. I.E.A. Doorstam, werkzaam bij het Ministerie van Justitie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht de beroepsgrond dat zij aan het Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: het IVRK) aanspraak ontleent op verblijf bij de referent, adequaat onderwijs en genoegzame sociale zekerheid en geneeskundige verzorging, onvoldoende heeft onderzocht. In dat verband verwijst zij naar de artikelen 5, 7, 9, 10, 24, 26 en 27 van dat verdrag.
2.1.1. Nu de vreemdeling in beroep heeft volstaan met het enkele inroepen van het IVRK en zij ten betoge daarvan geen feiten of omstandigheden heeft gesteld, mocht het Gerecht dat betoog passeren als onvoldoende toegelicht. Het was niet gehouden om, zoals de vreemdeling betoogt, de raadsman van de vreemdeling er ter terechtzitting toe te brengen zodanige feiten of omstandigheden alsnog te stellen.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2011
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,