ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0588
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van hoger beroep door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, thans de minister van Justitie, op 7 mei 2010 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 25 maart 2010. De verzoekster, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar kind, heeft een verweerschrift ingediend. De behandeling van de zaak vond plaats op 12 november 2010, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. I.E.A. Doorstam, en de verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.N.E. Inderson, advocaat, aanwezig waren. Tijdens deze zitting trok de minister het hoger beroep in, waarna de verzoekster het Hof verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die zij in de procedure had gemaakt.
Het Hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Landsverordening administratieve rechtspraak geen grondslag biedt voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten na intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan. Dit betekent dat er geen wettelijke basis is voor de verzoekster om de gemaakte kosten vergoed te krijgen. Het verzoek van de verzoekster werd dan ook afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in naam der Koningin. De beslissing werd op 25 januari 2011 openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter en de leden van het Hof aanwezig waren, evenals de griffier. De zaak benadrukt de beperkingen van de vergoedingsmogelijkheden voor proceskosten in het bestuursrecht, vooral in situaties waarin een hoger beroep wordt ingetrokken.