HLAR 005/10
Datum uitspraak: 25 januari 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. [de vreemdeling] en
2. de naamloze vennootschap Mack's Total Quality Services N.V., wonend, onderscheidenlijk gevestigd, in Aruba,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 3 februari 2010 in zaak nr. 2180 van 2009 in het geding tussen:
de minister van Vreemdelingenzaken (thans: de minister van Integratie; hierna: de minister).
Bij brief van 23 mei 2008 heeft de minister een verzoek van appellanten (hierna: de vreemdeling en de werkgeefster) om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand afgewezen.
Bij beschikking van 15 juni 2009 heeft de minister het door de vreemdeling en de werkgeefster daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 3 februari 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door vreemdeling en de werkgeefster daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben vreemdeling en de werkgeefster bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 4 februari 2010, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2010, waar de vreemdeling en de werkgeefster, beiden vertegenwoordigd door mr. V.A.V. Carlo, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen, werkzaam in dienst van het Land, zijn verschenen.
2.1. De vreemdeling en de werkgeefster klagen dat het Gerecht heeft miskend dat de afwijzing van het verzoek een beschikking in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) is en de minister het door hen daartegen gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.1.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, zijn rechtshandelingen naar burgerlijk recht van het begrip beschikking uitgezonderd.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belangen is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken deze in heroverweging te nemen, tenzij zij op bezwaar is gegeven.
2.1.2. Een beschikking is aldus een besluit van een bestuursorgaan dat de bevoegdheid tot het nemen van dat besluit aan het publiekrecht ontleent.
De bevoegdheid van een bestuursorgaan tot het nemen van een besluit op een verzoek om vergoeding van schade berust, voor zover het schade betreft die, naar gesteld, veroorzaakt is door de onrechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, op het in artikel 52, tweede lid, van de Lar tot uiting komende, algemeen geldende rechtsbeginsel dat meebrengt dat het bestuursorgaan dat in een door de uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid ontstane rechtsverhouding schade heeft veroorzaakt door aan hem toe te rekenen onrechtmatig handelen of nalaten, gehouden is die schade aan de benadeelde te vergoeden.
De bevoegdheid tot het nemen van een besluit op een verzoek om vergoeding van de schade die, naar gesteld, is ontstaan door de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, berust op het rechtsbeginsel van gelijkheid voor openbare lasten. Volgens dit beginsel zijn bestuursorganen gehouden tot compensatie van onevenredige, buiten het normale maatschappelijke risico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende, schade die is ontstaan in een door de uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid ontstane rechtsverhouding.
Het rechtsgevolg waarop een besluit van een bestuursorgaan op een verzoek om vergoeding van schade, veroorzaakt binnen het kader van de uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, is gericht, is dat naar publiekrecht al dan niet een aanspraak op vergoeding daarvan wordt gevestigd. Gelet op het voorgaande, is een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan op een verzoek om vergoeding van schade die, naar gesteld, veroorzaakt is binnen het kader van de uitoefening door dat orgaan van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, een beschikking, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Lar, ook indien dat verzoek niet op een bijzondere wettelijke grondslag is gebaseerd.
2.1.3. De bestuursrechter is echter slechts bevoegd kennis te nemen van het tegen een dergelijke beschikking ingesteld beroep, indien die rechter dat ook is ten aanzien van de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid, dit met het oog op een in de rechtspraktijk goed hanteerbare afbakening van bevoegdheden tot beoordeling van de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden door de algemene bestuursrechter. Indien derhalve tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid geen bezwaar kan worden gemaakt en als gevolg daarvan geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld, staat evenmin bezwaar en beroep open tegen een beschikking op een verzoek om vergoeding van schade die, naar gesteld, daardoor is veroorzaakt. Aan dit vereiste van zogenoemde processuele connexiteit is niet reeds voldaan door het enkele feit dat de schadeveroorzakende beschikking als zodanig voor bezwaar of beroep vatbaar is. Tegen zodanige beschikking kan alleen ontvankelijk bezwaar worden gemaakt door degene die ook ontvankelijk bezwaar heeft gemaakt of had kunnen maken tegen de gestelde schadeveroorzakende beschikking.
2.1.4. Bij beschikking van 1 februari 2007 heeft de minister een verzoek van de werkgeefster om de vreemdeling een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen, afgewezen. Daartegen hebben de vreemdeling en de werkgeefster bij brief van 15 februari 2007 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak van 5 maart 2008 in zaak nr. 2347 van 2007 heeft het Gerecht het door de vreemdeling en de werkgeefster tegen het uitblijven van een beschikking op het aldus gemaakte bezwaar ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de minister, hangende beroep, de vreemdeling en de werkgeefster alsnog geheel is tegemoetgekomen.
2.1.5. Het afgewezen verzoek strekt tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die, naar de vreemdeling en de werkgeefster stellen, bij hen zijn opgekomen in de procedure tegen de beschikking van 1 februari 2007, alsmede in de procedure tegen het uitblijven van een beschikking op het door hen tegen die beschikking gemaakte bezwaar (hierna: het uitblijven van een beschikking op bezwaar). Nu de beschikking van 1 februari 2007 is gegeven krachtens artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting en het geven van een beschikking op bezwaar ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Lar verplicht is, is de gestelde schade veroorzaakt binnen het kader van de uitoefening van aan publiekrecht ontleende bevoegdheden. De afwijzing van 23 mei 2008 is derhalve een beschikking in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar.
Gelet hierop, en nu daarvoor ook anderszins geen grond bestaat, heeft de minister het door de vreemdeling tegen die beschikking gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit geldt ook voor het door de werkgeefster tegen die beschikking gemaakte bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die, naar zij stelt, bij haar zijn opgekomen in de procedure tegen het uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar.
2.1.6. Ten aanzien van het door de werkgeefster tegen de beschikking van 23 mei 2008 gemaakte bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die, naar zij stelt, bij haar zijn opgekomen in de procedure tegen de beschikking van 1 februari 2007, wordt het volgende overwogen. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 oktober 2008 in zaak nr. 269 HLAR 41/08; LJN BG 0845), is bij de weigering van een vergunning tot tijdelijk verblijf slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. In dit geval heeft de werkgeefster niet namens de vreemdeling, doch uit eigen hoofde tegen de beschikking van 1 februari 2007 bezwaar gemaakt. Zij was echter geen belanghebbende in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Lar bij die beschikking. Nu de werkgeefster tegen de beschikking van 1 februari 2007 niet ontvankelijk bezwaar kon maken, kon zij dit, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.1.3. is overwogen, evenmin tegen de beschikking van 23 mei 2008, voor zover die betrekking heeft op het verzoek van de werkgeefster om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die, naar zij stelt, bij haar zijn opgekomen in de procedure tegen de beschikking van 1 februari 2007. De minister heeft het door de werkgeefster tegen de afwijzing van 23 mei 2008 in zoverre gemaakte bezwaar terecht, zij het niet op juiste gronden, niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. Hetgeen de vreemdeling en de werkgeefster voor het overige hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het door de vreemdeling en de werkgeefster ingestelde beroep gegrond verklaren en de beschikking van 15 juni 2009 vernietigen. Het Hof ziet evenwel aanleiding om de rechtgevolgen van die beschikking, voor zover die betrekking heeft op het door de werkgeefster tegen de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die, naar zij stelt, bij haar zijn opgekomen in de kader van de procedure tegen de beschikking van 1 februari 2007 gemaakte bezwaar, in stand te laten. De minister dient met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en het bepaalde in artikel 15, aanhef en onder a, van de Lar opnieuw te beschikken op het door de vreemdeling tegen de beschikking van 23 mei 2008 gemaakte bezwaar, alsmede op het door de werkgeefster tegen die beschikking gemaakte bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die, naar zij stelt, bij haar zijn opgekomen in de procedure tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar.
2.3. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 3 februari 2010 in zaak nr. 2180 van 2009;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak door [de vreemdeling] en Mack's Total Quality Services N.V. tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 15 juni 2009, kenmerk 1841/08, ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt die beschikking;
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van die beschikking in stand blijven, voor zover het door Mack's Total Quality Services N.V. tegen de beschikking van 23 mei 2008, kenmerk DIMAS/08/696, met betrekking tot de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die bij haar zijn opgekomen in de procedure tegen de beschikking van 1 februari 2007, gemaakte bezwaar daarbij niet-ontvankelijk is verklaard;
VI. draagt de minister van Integratie op om, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beschikking te geven op het door [de vreemdeling] tegen de beschikking van 23 mei 2008 gemaakte bezwaar, alsmede op het door Mack's Total Quality Services N.V tegen die beschikking gemaakte bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die bij haar zijn opgekomen in de procedure tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar;
VII. veroordeelt de minister van Integratie tot vergoeding van de bij [de vreemdeling] en de naamloze vennootschap Mack's Total Quality Services N.V. in beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 1400,00 (zegge: veertienhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het land Aruba aan [de vreemdeling] en de naamloze vennootschap Mack's Total Quality Services N.V. het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2011
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,