ECLI:NL:OGHACMB:2011:BP9815

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 164/08 - H 84/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over huurovereenkomst en herstelkosten tussen verhuurder en huurder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de naamloze vennootschap Elliot Holding Company N.V. tegen de naamloze vennootschap Sint Maarten Telephone Company N.V. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van een huurovereenkomst en de vordering van de verhuurder om extra kosten te verhalen in verband met herstelwerkzaamheden en wisselkoersverschillen. De huurovereenkomst eindigde op 31 oktober 2007, en de verhuurder, Elliot, heeft na de beëindiging van de overeenkomst kosten van herstel van de gehuurde units gepresenteerd aan de huurder, Telem. Telem heeft echter betwist dat deze kosten terecht zijn en heeft zich beroepen op een overeenkomst die is gesloten met een vertegenwoordiger van Elliot.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de verhuurder de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid moet worden toegerekend aan de persoon die de overeenkomst heeft ondertekend. Het Hof heeft vastgesteld dat de vordering van Elliot onvoldoende gemotiveerd was, vooral met betrekking tot de wisselkoersverschillen, en dat de gemaakte afspraken tussen partijen in de weg stonden aan de vordering van Elliot. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd en Elliot veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de noodzaak voor partijen om hun vorderingen goed te onderbouwen. Het Hof heeft de grieven van Elliot afgewezen en de kosten van het hoger beroep aan Telem toegewezen.

Uitspraak

Registratienummers: KG 164/08 - H 84/10
Uitspraak: 28 januari 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ELLIOT HOLDING COMPANY N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. J.G. Snow,
- tegen -
de naamloze vennootschap
SINT MAARTEN TELEPHONE COMPANY N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. R. Kock en M.O. Kortenoever.
Partijen worden hierna Elliot en Telem genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 11 augustus 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 Elliot is van het vonnis in beroep gekomen door op 22 september 2009 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijk ingediende memorie van grieven heeft Elliot drie grieven geformuleerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van Elliot alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
1.3 Telem heeft bij memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Elliot in de kosten van het hoger beroep.
1.4 Op de daarvoor nader bepaalde dag heeft Elliot pleitaantekeningen overgelegd. Telem heeft niet gepleit.
1.5 Vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Het Hof zal recht doen op de gewijzigde eis van Elliot nu Telem in ieder geval in hoger beroep voldoende gelegenheid heeft gehad om daarop te reageren en daarop overigens ook reeds in eerste aanleg (bij conclusie van dupliek) heeft gereageerd.
2.2 Tegenover de op art. 4 van de huurovereenkomst gebaseerde vordering van Elliot heeft Telem het verweer gevoerd dat Elliot geen beroep kan doen op deze wisselkoersbepaling nu Telem niet zelf ervoor heeft gekozen om in Antilliaanse guldens te betalen maar dit het gevolg is van het ten laste van Elliot onder haar gelegde derdenbeslag (en de afrekening daarvan met de Eilandsontvanger) en zij voor het overige in dollars met Elliot heeft afgerekend. Gelet op dit verweer had het op de weg van Elliot gelegen haar vordering nader te motiveren. In plaats daarvan heeft zij ermee volstaan bij pleidooi in hoger beroep haar stellingen te herhalen. De vordering ter zake van de wisselkoersverschillen zal daarom als onvoldoende gemotiveerd worden afgewezen.
2.3 Vast staat dat de huurovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 31 oktober 2007. Door Elliot is niet betwist, en zulks volgt ook uit haar inleidend verzoekschrift en de daarbij overgelegde producties, dat voorafgaande aan de beëindiging van de huurovereenkomst de gehuurde units zijn geïnspecteerd. Daarvan zijn opleveringsrapporten gemaakt waarop gebreken zijn genoteerd. In deze opleveringsrapporten is voorts vermeld dat ten aanzien van schade aan het gehuurde Elliot aan Telem opgave zal doen van de kosten van herstel. Bij brief van 10 maart 2008 (productie 8 bij pleidooi in eerste aanleg) heeft Elliot opgave gedaan van de kosten van herstel ad in totaal USD 4.720,--. In deze door beide partijen voor akkoord ondertekende brief wordt op geen enkele wijze melding gemaakt van een voorbehoud van Elliot ter zake van andere betalingsverplichtingen van Telem uit hoofde van de afwikkeling van de huurovereenkomst. Het bij brief van 19 oktober 2007 (productie 3 bij inleidend verzoekschrift) door Elliot gedane voorstel, waarin nog wel melding wordt gemaakt van doorbetaling van huur gedurende een eventuele periode van herstel, is door Telem niet aanvaard en daarop is Elliot, nadat tussen partijen afspraken zijn gemaakt over de oplevering, ter gelegenheid van de oplevering en de verdere afhandeling daarvan ook niet meer teruggekomen. Ook in de brief van 10 april 2008 van Elliot aan Telem (productie 9 bij inleidend verzoekschrift) maakt Elliot er geen melding van aanspraak te maken op doorbetaling van huur.
2.4 Voor zover [R.] niet bevoegd zou zijn geweest om de overeenkomst van 10 maart 2008 namens Elliot te ondertekenen, kan Elliot wel de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [R.] worden toegerekend. In de brief van 19 oktober 2007 heeft Elliot [R.] aangewezen als de persoon die, bij afwezigheid van [M.], namens Elliot de overdracht van gehuurde zal inspecteren en aftekenen. [R.] heeft de inspecties ook verricht en namens Elliot de inspectie-/opleveringsrapporten, waarin onder meer ook wordt vermeld dat Elliot aan Telem opgave zal doen van de kosten van herstel, ondertekend. [R.] heeft vervolgens op briefpapier van Elliot een overeenkomst ter zake van de kosten van herstel ondertekend en aan Telem overhandigd. Deze feiten en omstandigheden komen voor risico van Elliot en daaruit kan naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [R.], in ieder geval ter zake van de afhandeling van de oplevering van het gehuurde en herstel van gebreken of schade daaraan, worden afgeleid. Telem mocht daarop afgaan.
2.5 Telem heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat onder deze omstandigheden Elliot geen beroep meer toekomt op art. 23 van de huurovereenkomst van 2005. De nader gemaakte afspraken staan daaraan in de weg. In een geval als het onderhavige, waarin een verhuurder (of een door hem aangewezen persoon), kort voordat de huurperiode eindigt, samen met de huurder inspecties verricht waarbij beschadigingen en dergelijke schriftelijk worden vastgelegd en waarbij deze inspectierapporten door beide partijen zonder voorbehoud worden ondertekend, mag een huurder er in beginsel op vertrouwen dat de verhuurder daarmee te kennen geeft dat hij genoegen neemt met herstel conform de inspectierapporten en betaling van de met de herstelwerkzaamheden gemoeide kosten zoals naderhand, eveneens zonder voorbehoud, overeengekomen. Voor een ‘new round of discussions concerning the handover date of the building and the possible financial consequences’ (brief van 10 april 2008) bestond, gelet op de gemaakte afspraken, geen ruimte meer.
2.6 Dat Telem niet aan Elliot kon betalen in verband met ten laste van Elliot onder Telem gelegd derdenbeslag, staat tussen partijen vast en kan Telem niet worden tegengeworpen. De stelling van Elliot dat bij de oplevering zou zijn overeengekomen dat Telem rechtstreeks aan [M.] en [R.] zou betalen, verdraagt zich niet met, en is in ieder geval ingehaald door, de bij overeenkomst van 10 maart 2008 gemaakte afspraak (nota bene door [R.], een van de aannemers, namens Elliot ondertekend) dat de kosten van de herstelwerkzaamheden ad USD 4.720,-- dienden te worden vergoed aan Elliot. Aan bewijslevering ter zake van die stelling komt het Hof, als niet ter zake dienend, dan ook niet toe. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Elliot voor zover gebaseerd op art. 23 van de huurovereenkomst van 2005 grond mist.
2.7 Daar komt bij dat, veronderstellenderwijze ervan uitgaande dat Elliot wel een beroep op art. 23 van de huurovereenkomst van 2005 toekomt, het op haar weg had gelegen om tegenover de betwisting van Telem nader te onderbouwen over welke periode en ten aanzien van welke units de herstelwerkzaamheden zoals in de opleveringsrapporten (en de brief van 10 maart 2008) vermeld, zich hebben uitgestrekt. Het is immers niet zonder meer aannemelijk dat met de uitvoering van deze werkzaamheden, ten aanzien van alle units, een periode van bijna een jaar gemoeid is geweest. Nu zij dat heeft nagelaten dient de vordering ook om die reden, als onvoldoende onderbouwd, te worden afgewezen.
2.8 Het GEA heeft de vorderingen van Elliot dus terecht afgewezen en Elliot terecht, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld. De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bevestigd en Elliot zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Elliot in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Telem gevallen en tot op heden begroot op NAF. 257,50 aan verschotten en NAF. 10.000,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, F.J.P. Lock en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 28 januari 2011.