ECLI:NL:OGHACMB:2011:BP9809

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 16/05 - H 94/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over perceel grond en verdeling van nalatenschap

In deze zaak betreft het een geschil over de eigendom van een perceel grond dat door de vader van de verweerder aan hem is nagelaten. Dit perceel maakte deel uit van een eerdere nalatenschap en is nooit formeel geleverd aan de vader van de verweerder. Er heeft ook nooit een formele verdeling van de nalatenschap plaatsgevonden. De appellante heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin werd geoordeeld dat de vordering tot verdeling van de nalatenschap alleen tegen alle erfgenamen gezamenlijk kan worden ingesteld. Het Hof oordeelt dat het noodzakelijk is dat de beslissing over de eigendom van het perceel en de verjaring van de vader van de verweerder in dezelfde zin luidt voor alle betrokken erfgenamen. De beslissing wordt aangehouden, en partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voorlopig oordeel van het Hof. Het Hof verwijst de zaak naar de rol van 4 maart 2011 voor akte aan de zijde van de verweerder, en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

Registratienummers: AR 16/05 - H 94/10
Uitspraak: 28 januari 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis
in de zaak van:
[appellante],
wonend in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: mr. R. Groeneveldt,
- tegen -
[verweerder],
wonend in de Verenigde Staten van Amerika,
oorspronkelijk eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigden: mrs. R.F. Gibson jr. en J.J. Rogers.
Partijen worden hierna [appellante] en [verweerder] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 13 maart 2007, 16 december 2008 en 12 mei 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die vonnissen.
1.2 [appellante] is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 12 mei 2009 (hierna: het vonnis) door op 17 juni 2009 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij afzonderlijke ingediende memorie van grieven heeft zij twee grieven geformuleerd en toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [appellante] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van beide instanties.
1.3 [verweerder] heeft bij memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof het vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
1.4 Op de nader voor pleidooi bepaalde datum heeft [appellante] pleitaantekeningen overgelegd. De daarbij overgelegde producties zijn, na bezwaar door [verweerder], door het Hof geweigerd. [verweerder] heeft niet gepleit.
1.5 Vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Blijkens de memorie van grieven richt het hoger beroep zich tegen zowel de beslissing in conventie als de beslissing in reconventie.
2.2 Bij testament van 23 december 1999 heeft de vader van [verweerder] (hierna: [verweerder] sr.) het perceel grond met de daarbij behorende opstallen, nader omschreven in meetbrief no. 167/1976 (hierna: het perceel) aan [verweerder] nagelaten. Vast staat dat het perceel deel uitmaakte van de nalatenschap van wijlen [xxx] (hierna: [xxx]) en dat [verweerder] zich niet kan beroepen op levering aan [verweerder] sr. van het perceel. Van een (formele) verdeling van de nalatenschap van [xxx] is geen sprake geweest.
2.3 Het GEA heeft in reconventie terecht geoordeeld dat in dit geval de vordering tot verdeling van de nalatenschap van [xxx] alleen kan worden ingesteld tegen alle erfgenamen gezamenlijk. Uit de processtukken van partijen volgt dat er meer erfgenamen zijn en dat sommigen van hen zich reeds diverse in de nalatenschap vallende percelen hebben toegeëigend. Onder die omstandigheden is het aannemelijk dat met het oog op de voorgestane verdeling vragen zullen rijzen die alle deelgenoten aangaan en een beantwoording behoeven die ten aanzien van alle deelgenoten gelijkluidend is. Zonder participatie van de andere betrokkenen lijkt het effect van een uitspraak waarbij de verdeling wordt gelast onvoldoende verzekerd te zijn. Dit geldt temeer nu de reconventionele vordering mede tegen de overige erfgenamen is gericht. Er wordt immers ook gevorderd een onzijdig persoon te benoemen voor het geval dat de overige erfgenamen weigeren mee te werken aan de te bevelen scheiding en deling.
2.4 Hetzelfde geldt, naar voorlopig oordeel, evenwel voor de vordering van [verweerder] in conventie. Blijkens diens processtukken wenst hij met de gevorderde verklaring van recht te bereiken dat formeel wordt vastgesteld dat [verweerder] sr. door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van het perceel en het perceel mitsdien niet meer in de nalatenschap van [xxx] valt, en dat het perceel op zijn naam kan worden geplaatst. Ook die vordering hangt zozeer samen met de (verdeling van de) nalatenschap dat deze vordering alleen kan worden ingesteld tegen alle erfgenamen van [xxx] gezamenlijk. Het Hof acht het, naar voorlopig oordeel, rechtens noodzakelijk dat de beslissing of het perceel aan [verweerder] in eigendom toebehoort en de daaraan voorafgaande beslissing of [verweerder] sr. wel of niet door verjaring eigenaar van het perceel is geworden, waardoor het perceel niet meer in de nalatenschap van [xxx] zou vallen, ten aanzien van alle bij de rechtsverhouding betrokkenen in dezelfde zin luidt. Dit zou anders kunnen zijn indien alle andere erfgenamen dan [appellante] met de vordering van [verweerder] instemmen. In dat geval kan [verweerder] ermee volstaan de vordering alleen in te stellen tegen [appellante] (vgl. conclusie A-G Wuisman bij HR 20 juni 2008, LJN: <a href="http://zoeken.rechtspraak.ro.minjus/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BD1396" target="_blank">BD1396</a>).
2.5 Nu partijen zich in conventie nog niet over de ‘exceptio plurium litis consortium’ hebben uitgelaten, zal het Hof partijen, eerst [verweerder], in de gelegenheid stellen zich over het voorlopig oordeel van het Hof terzake uit te laten. [verweerder] dient zich er daarbij tevens over uit te laten in hoeverre alle andere deelgenoten in de nalatenschap van [xxx] met zijn vordering instemmen. [appellante] zal vervolgens mogen reageren.
2.6 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
BESLISSING
Het Hof,
in conventie:
verwijst de zaak naar de rol van 4 maart 2011 voor akte aan de zijde van [verweerder] zoals bedoeld in r.o. 2.4 en 2.5;
in conventie overigens en in reconventie:
houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, J.P. de Haan en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 28 januari 2011.