ECLI:NL:OGHACMB:2011:BP7468

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 130/10-H-228/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over eigendom en gebruik van appartement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellante], die een overeenkomst had met [F.T.] en Arrowhead N.V. voor de verstrekking van een appartement. Bij de sleuteloverdracht was de eigendom van het appartement echter al in handen van Arrowhead N.V., en [F.T.] had op dat moment geen zeggenschap over het appartement. Hierdoor verbleef [appellante] zonder recht of titel in het appartement. Het Hof oordeelt dat de verplichting om het appartement te verstrekken een persoonlijke verplichting was die niet op het onroerend goed rustte. Het Hof overweegt dat er mogelijk sprake is van vereenzelviging tussen [F.T.], Beacon Hill Development en Arrowhead N.V., wat zou kunnen betekenen dat de eigendomsoverdracht enkel bedoeld was om [appellante] van haar recht op het appartement te ontnemen. Het Hof concludeert dat de gevorderde ontruiming misbruik van recht zou zijn en wijst de vordering van Arrowhead N.V. af. Het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg wordt vernietigd, en Arrowhead N.V. wordt veroordeeld in de proceskosten van de volledige procedure. De uitspraak is gedaan op 28 januari 2011 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

UITSPRAAK: 28 januari 2011
ZAAKNR.: KG 130/10-H-228/10
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[appellante],
wonend in Sint Maarten,
voorheen gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. B. Brooks,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van Anguilla NEW VISION LTD. (hierna NV),
gevestigd in Anguilla,
voorheen eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. K. Huisman en M. Le Poole.
1. Verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (verder: het GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in dit kort geding gewezen vonnissen van 30 juli 2010 en 25 augustus 2010. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
[appellante] is in hoger beroep gekomen van laatstgenoemd vonnis door indiening op 14 september 2010 van een akte van appel ter griffie van het GEA. Bij op 5 oktober 2010 ter griffie van het GEA ingediend memorie van grieven heeft zij twee grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot afwijzing van de vorderingen van NV, met veroordeling van NV in de proceskosten van eerste aanleg en van dit beroep.
NV heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden en heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep.
Op de voor pleidooi bepaalde dag hebben partijen pleitnota’s overgelegd, [appellante] onder het overleggen van producties die tijdig op voorhand aan NV zijn verstrekt, waarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Het door [appellante] ingestelde appel is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat zij daarin kan worden ontvangen.
3. Grieven
Voor de inhoud van de grieven verwijst het Hof naar de ingediende memorie van grieven.
4. Beoordeling
4.1 Er zijn geen grieven gericht tegen de vaststelling van de feiten door het GEA onder 3.1 van het tussenvonnis van 30 juli 2010. Die vaststelling komt het Hof, in dit kort geding voorshands vaststellend, bovendien juist voor. Zij dient daarom mede tot uitgangspunt bij de beoordeling in hoger beroep.
Het Hof gaat er verder vanuit, nu die door [appellante] geponeerde stellingen niet door NV zijn betwist, dat [appellante] in 2009 gebruik heeft gemaakt van haar recht om een driekamer appartement aan te wijzen, toen het onderhavige appartement heeft aangewezen en vervolgens begin april 2010 de sleutel van het appartement heeft ontvangen van [F.T.].
4.2 Op grond van de voorshands vastgestelde feiten staat het vast dat NV de eigendom van het appartement heeft verkregen voordat [appellante] van [F.T.] de sleutel van het appartement heeft ontvangen. NV is immers eigenaar geworden op 5 maart 2010 door inschrijving van de op 4 maart 2010 opgemaakte akte van levering, terwijl [appellante] de sleutels van het appartement begin april 2010 heeft ontvangen. Nu niet anders is gesteld of gebleken houdt het Hof het ervoor dat [F.T.] de sleutel aan [appellante] heeft gegeven ter uitvoering van de overeenkomst van 13 juli 2006 tussen Arrowhead N.V. en [F.T.]. In beginsel had [F.T.] toen hij de sleutel aan [appellante] gaf, geen zeggenschap over het appartement zodat [appellante] wat dat betreft zonder recht of titel in het appartement verblijft. De op 13 juli 2006 door Beacon Hill Development Ltd en/of [F.T.] aangegane verplichting om aan [appellante] een appartement te verstrekken kan niet gelden als titel voor gebruik, omdat dit slechts een persoonlijke verplichting behelst, die in beginsel niet op het gebouwde appartement rust.
4.3 Hetgeen hiervoor onder 4.3 is geoordeeld, kan anders zijn indien [F.T.], Beacon Hill Development Ltd en NV tot en met het moment van de akte van levering en de inschrijving daarvan van het appartement door Beacon Hill Development Ltd aan NV op respectievelijk 4 en 5 maart 2010 te vereenzelvigen zijn. In dat geval moet het in het kader van dit kort geding immers niet voor onmogelijk worden gehouden dat de eigendomsovergang van het appartement van Beacon Hill Development Ltd naar NV slechts ten doel had om [appellante] van haar recht op dat appartement te ontnemen, terwijl alle drie betrokkenen ([F.T.], Beacon Hill Development Ltd en NV) dat wisten en dat ook ten doel hadden.
[appellante] heeft gesteld dat er sprake is van een dergelijke vereenzelviging, hetgeen NV heeft betwist.
De stelling van [appellante] dat [F.T.] een directeur en een aandeelhouder was van Beacon Hill Development Ltd is niet door NV ontkend. Die stelling is verder niet onaannemelijk omdat de overeenkomst van 13 juli 2006 (de als bijlage A in eerste aanleg door [appellante] overgelegde productie) is gesloten tussen Arrowhead NV enerzijds en [F.T.] anderzijds, terwijl, zonder dat van enige nadere rechtshandeling is gebleken, de levering heeft plaatsgevonden tussen Arrowhead NV en Beacon Hill Development Ltd (zie de in eerste aanleg door [appellante] overgelegde bijlage C). Tenslotte vermeldt het als productie 4 bij pleidooi in hoger beroep door [appellante] overgelegde stuk (Certificate of incumbency) dat de aandeelhouder van Beacon Hill Development Ltd Frank R. [F.T.] is.
Bij haar memorie van antwoord heeft NV zelf als productie 6 overgelegd een uittreksel uit haar aandeelhoudersregister. Daaruit blijkt dat van 10 januari 2006 tot 10 maart 2010 [F.T.] de enige aandeelhouder van NV was. Op 10 maart 2010 is het, kennelijk, enige aandeel overgedragen aan een zekere [G.]. Zoals hiervoor echter is overwogen, is slechts relevant de situatie ten tijde van de overdracht van het appartement, dus tot en met 5 maart 2010. Gelet op deze productie 6 acht het Hof het voorshands niet onaannemelijk dat [F.T.] op 5 maart 2010 niet alleen Beacon Hill Development Ltd in handen had, maar ook NV, zodat in het kader van de overdracht van het appartement deze drie personen met elkaar vereenzelvigd kunnen worden en het voorshands niet onaannemelijk is dat de hele constructie is opgezet door één en dezelfde persoon, [F.T.], om te ontkomen aan de verplichting om aan [appellante] het door haar gekozen appartement over te dragen. De gevorderde ontruiming is, bezien in het licht van deze voorshands vastgestelde feiten, misbruik van recht en moet daarom worden afgewezen. Dit houdt in dat het Hof het vonnis van GEA zal vernietigen, de vordering van NV zal afwijzen en haar zal veroordelen in de proceskosten van de volledige procedure.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en wijst de vorderingen van NV af;
veroordeelt NV in de aan de zijde van [appellante] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op NAF. 1.000,- voor salaris gemachtigde in eerste aanleg, en in hoger beroep begroot op NAF. 900,- aan griffierecht, NAF. 257,50 aan kosten betekening akte van appel en memorie van grieven en NAF. 5.100,- voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, E.M. van der Bunt en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 28 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.