Datum uitspraak: 3 februari 2011
Nummer: H – 165/2010
Parketnummer: P-2010/02964
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 29 juli 2010
[verdachte],
geboren op [datum] 1982 in de Verenigde Staten van Noord Amerika,
wonende in de Verenigde Staten van Noord Amerika,
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba (KIA).
<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 29 juli 2010, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 17 januari 2011 in Aruba.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. T.H.W. Stein en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. J.F.M. Zara naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van gronden met betrekking tot de motivering van de verbeurdverklaring van de in beslag genomen gelden.
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen US$ 10.095,=, met onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen cocaïne en teruggave van de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon.
<u>De tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is tenlastegelegd:
- dat hij op of omstreeks 19 mei 2010 in Aruba opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld heeft ingevoerd, al dan niet als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Landsverordening verdovende middelen en/of heeft vervoerd en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend.
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het zich daar niet mee kan verenigen.
<u>De bewezenverklaring</u>
Wettig en overtuigend wordt bewezen geacht hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, met dien verstande:
dat hij op 19 mei 2010 in Aruba opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen heeft ingevoerd.
Hetgeen meer of anders is telastegelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
De raadsman voert aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging nu het onderzoek van de politie incompleet is. De politie had met name onderzoek moeten doen naar de gestelde koop van de koffer door verdachte bij een kiosk in Curaçao om te verifiëren dat hetgeen verdachte hieromtrent heeft verklaard wel of niet waar is.
Verdachte heeft verklaard de koffer bij een kiosk in Curaçao te hebben gekocht, niet te hebben opgemerkt dat de koffer opvallend zwaar woog en te vermoeden dat hij gesaboteerd is. Het Hof acht deze verklaring niet aannemelijk aangezien de koffer deels van stof, deels van hard materiaal is gemaakt en een gewicht van ruim drie kilo meer dan normaal verdachte niet kan zijn ontgaan. Een (andere) verklaring voor het feit hoe de aangetroffen hoeveelheid cocaïne in de dubbele bodem van de koffer terecht is gekomen, heeft verdachte niet gegeven. Het Hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Dat de politie geen onderzoek heeft verricht naar de koop van de koffer door verdachte doet hier niet aan af. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De navolgende bijlagen behoren bij het ambtsedige proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, administratienummer A 31/10, opgemaakt en op 17 juni 2010 gesloten en getekend door [brigadier], brigadier eerste klasse bij voormeld korps.
1. De bijlage van het proces-verbaal (bijlage 1), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 mei 2010 gesloten en getekend door verbalisant [verbalist], Kommies-Verificateur der Invoerrechten en Accijnzen, ingedeeld bij sectie Luchthaven, voor zover inhoudende, als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
Op 19 mei 2010 hield ik op de luchthaven van Aruba de binnenko¬mende passagier [verdachte] aan. Bij onderzoek van zijn koffer trof ik witachtige substantie aan, verstopt in de bodem van de koffer. Uit de test van die substantie op de aanwezigheid van cocaïne zag ik dat er een positieve verkleuringreactie optrad. Na het ledigen van de koffer bleek de koffer zwaarder te wegen dan normaal. Die koffer werd in beslag genomen.
2. De bijlage van het proces-verbaal (bijlage 3), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 mei 2010 gesloten en getekend door verbalisant [brigadier], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
Bij een onderzoek van de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen koffer bleek deze een dubbele bodem te hebben inhoudende een plastic pakket. Ik heb een onderzoek gedaan naar de inhoud en samenstelling van dat pakket. Het totaalgewicht van het pakket bedroeg 3.395,8 gram. Vanuit het pakket heb ik een kleine hoeveelheid in een potje (A1) gedaan die zal worden verzonden naar het Landslaboratorium Aruba Dit potje is voorzien van het opschrift:
3. Een deskundigenbericht d.d. 3 juni 2010 van de gerech¬telijk deskundige A.A. Diaz, voor zover inhoudende de <u>onderzoeksbevin¬dingen aangaande het boven aangeduide monster</u>, -zakelijk weergegeven-:
Onderzoeksmateriaal en conclusie:
Het onderzoeksmateriaal met het kenmerk A1 bevat cocaïne.
4. De <u>verklaring van verdachte</u> afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 17 januari 2011, voor zover inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Op 19 mei 2010 hebben ze bij de luchthaven van Aruba in mijn koffer verdovende middelen aangetroffen. Ik reisde die dag van Curaçao naar Aruba en heb de koffer zelf ingepakt.
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die verordening.
<u>Strafbaarheid van het feit</u>
Feiten of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat sprake is van een rechtvaardigingsgrond zijn niet aannemelijk geworden.
Het door deze verdachte gepleegde feit is strafbaar.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf of maatregel</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Verdachte kwam op de luchthaven in Aruba aan vanuit Curaçao en had bijna 3400 gram cocaïne in de dubbele bodem van zijn koffer. Gelet op de hoeveelheid van de aangetroffen cocaïne is duidelijk dat deze bestemd was voor de handel.
Van verdovende middelen is algemeen bekend dat deze verslavend werken en voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijk zijn. De handel in verdovende middelen leidt tot vele problemen in de samenleving en gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Daarnaast bezorgt de doorvoer van drugs het eiland een slechte naam en de bestrijding ervan brengt hoge kosten met zich.
Ten voordele van verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat hij nooit eerder strafrechtelijk is veroordeeld in Aruba.
Het Hof acht een gevangenisstraf van na te melden duur daarom passend en geboden.
<u>Inbeslaggenomen voorwerpen</u>
De inbeslaggenomen verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het feit daarmee is begaan en het een voorwerp betreft waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van US$ 10.095,= en mobiele telefoon dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer. In het bijzonder is uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, niet aannemelijk geworden dat dit geldbedrag afkomstig is van misdrijf daar de verdachte een plausibele verklaring omtrent de herkomst van het in beslag genomen geld heeft kunnen geven.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 38b, 38c, 38d en 96 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 29 juli 2010 en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastelegde feit zoals hierboven bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als vorenomschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen cocaïne;
gelast de teruggave van de in beslag genomen som geld van US$ 10.095,= en de mobiele telefoon aan de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Kooten, voorzitter, en mrs. J.P. de Haan en H. de Doelder, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 3 februari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
<small>Mr. De Doelder is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.</small>