ECLI:NL:OGHACMB:2011:BP4042

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 209/2010
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van strafzaak aan het Openbaar Ministerie van Rotterdam

In deze zaak verzocht de verzoeker om zijn strafzaak over te dragen aan het Openbaar Ministerie van Rotterdam. Het Openbaar Ministerie ging in beroep tegen de beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA) van Curaçao, dat de overdracht had goedgekeurd. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelde dat de rechter die de zaak behandelt, de bevoegdheid heeft om te beslissen over de voortgang van de zaak, inclusief de mogelijkheid om de zaak aan Nederland over te dragen. Het Hof vernietigde de beslissing van het GEA en verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk. De beschikking van het GEA was gegeven op 18 november 2010, en het hoger beroep werd behandeld in raadkamer op 11 januari 2011. De verzoeker had aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in het hoger beroep, maar het Hof verwierp deze stelling. Het Hof concludeerde dat de zaak al aanhangig was gemaakt en dat de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden door het GEA. De uitspraak werd gedaan door de rechters J.R. Sijmonsma, E.M. van der Bunt en H.J. van Kooten, en de beschikking werd bij vervroeging uitgesproken in Curaçao op 18 januari 2011.

Uitspraak

Datum beschikking: 18 januari 2011 (bij vervroeging)
Nummer: HAR 209/2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking op het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg van 18 november 2010 op het verzoek ex art. 43 Sv van:
[verzoeker] (hierna verzoeker),
geboren op [anoniem] 1955 te Amsterdam,
thans gedetineerd op Bonaire,
gemachtigde: mrs. E.F. Sulvaran en E.Th. Wesselius.
1. Het procesverloop
Verzoeker heeft bij op 3 november 2010 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao (hierna GEA) ingekomen verzoekschrift een verzoek ex artikel 43 Sv ingediend. Verzoeker heeft hierin verzocht dat GEA, kort gezegd, het Openbaar Ministerie van Curaçao beveelt om de strafzaak van verzoeker over te dragen aan het Openbaar Ministerie van Rotterdam althans aan Nederland. Bij beschikking van 18 november 2010 heeft GEA de officier van justitie bevolen “ … al het mogelijke te doen om de overdracht van de alhier tegen de verdachte lopende strafzaak te bewerkstelligen ter geconcentreerde behandeling in Nederland met de aldaar lopende strafzaak tegen verdachte”.
Op 19 november 2010 heeft mr. J. Mul, officier van justitie te Curaçao ter griffie van GEA verklaard hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van GEA van 18 november 2010. Van die verklaring heeft de griffier een akte opgemaakt, welke akte is hersteld bij griffiersverklaring. Op 23 november 2010 heeft het Hof verlof verleend ex art. 43 lid 9 Sv. Het hoger beroep is behandeld in raadkamer in Curaçao op 11 januari 2011. Verschenen en gehoord zijn de (fgd.) procureur-generaal mr. A.C. van der Schans en mr. Wesselius, die verklaarde dat verzoeker heeft afgezien van het recht om bij de behandeling tegenwoordig te zijn en dat verzoeker hem, raadsman, uitdrukkelijk heeft gemachtigd hem ter zitting te vertegenwoordigen. Beschikking is aangezegd en, bij vervroeging, bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1.1 Verzoeker heeft allereerst aangevoerd dat het openbaar ministerie (hierna OM) niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Volgens verzoeker dient op grond van art. 43 lid 9 Sv eerst verlof te worden gevraagd om hoger beroep in te stellen en mag dit hoger beroep pas worden ingesteld nadat dit verlof is gegeven. Het hoger beroep is echter, aldus verzoeker, ingesteld voordat het Hof verlof heeft verleend.
Die stelling berust op een verkeerde lezing van art. 43 lid 9 Sv en wordt daarom verworpen.
2.1.2 Het OM behoort verder niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat, aldus verzoeker, de strafzaak een Bonairiaanse strafzaak is en de officier aldaar het hoger beroep had moeten instellen.
Deze stelling miskent dat verzoeker in zijn inleidend verzoekschrift heeft verzocht dat het GEA, kort gezegd, het OM van Curaçao het gevraagde bevel zou geven, dat de zaak ook is behandeld door GEA Curaçao en dat tijdens de behandeling is verschenen de officier van justitie in Curaçao. Het is daarmee slechts de officier van justitie van Curaçao, die het bevel heeft gekregen om zich in te spannen, die hoger beroep kan instellen.
2.1.3 Tenslotte, aldus verzoeker, dient het OM niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat het OM al uitvoering aan het bevel heeft gegeven. Ter zitting heeft verzoeker dit in die zin genuanceerd door te verklaren dat het OM een begin van uitvoering aan het bevel heeft gegeven. Alleen al omdat de beschikking, gelet op die verklaring, dus nog niet is uitgewerkt, heeft het OM voldoende belang bij het onderhavige hoger beroep.
2.2 De strafzaak tegen verzoeker als verdachte is reeds aanhangig gemaakt door een dagvaarding op grond waarvan ook al terechtzittingen zijn gehouden. Zo zijn er openbare terechtzittingen geweest op 18 december 2009, alwaar de behandeling is aangevangen, en op 12 augustus 2010, alwaar GEA de vordering van de officier van justitie tot verwijzing van de zaak naar de zittingsplaats Curaçao heeft toegewezen, waartegen de raadslieden, aldus het proces-verbaal van die zitting, geen bezwaar hadden. Tevens is op die zitting van 12 augustus 2010 het verzoek om ruim 20 getuigen te horen toegewezen. Aldus is met de behandeling van de zaak een aanvang gemaakt en dient een verzoek als het onderhavige niet te worden behandeld en beoordeeld in het kader van art. 43 Sv, doch tijdens het onderzoek ter openbare zitting. De zaak is immers onder de rechter en het is die rechter die beslist over de (wijze van) voortgang van de zaak. Het Hof laat dan nog daar het antwoord op de vraag op welke wijze de officier van justitie, onafhankelijk van de rechter die de zaak behandelt en die dus daarmee de zaak onder zich heeft, een lopende strafzaak aan Nederland kan overdragen. Eveneens is daargelaten het antwoord op de vraag of binnen de interregionale rechtshulp wel een rol is weggelegd voor de rechter in een strafvorderlijk kort geding.
Eén en ander betekent dat GEA verzoeker in zijn verzoek om zijn zaak over te dragen aan het OM te Rotterdam althans Nederland niet-ontvankelijk had moeten verklaren, hetgeen met zich brengt dat de beslissing waarvan beroep moet worden vernietigd en het Hof opnieuw recht zal doen als hierna vermeld.
3. De beslissing
Het Hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht als volgt:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, E.M. van der Bunt en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en bij vervroeging uitgesproken in Curaçao op 18 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier, zijnde mr. van Kooten buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.