ECLI:NL:OGHACMB:2011:1

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
HLAR 097/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het beroep van de vreemdeling en zijn werkgeefster tegen het uitblijven van een beschikking op hun bezwaarschrift niet-ontvankelijk werd verklaard. De minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu had op 30 juni 2008 het verzoek van de vreemdeling om een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen. Hiertegen maakten de vreemdeling en de werkgeefster bezwaar, maar het Gerecht oordeelde dat de termijn voor het instellen van beroep was overschreden. De vreemdeling en de werkgeefster stelden dat de termijn pas begon te lopen nadat de minister het bezwaarschrift daadwerkelijk in handen van de bezwaaradviescommissie had gesteld, maar het Hof oordeelde dat de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) hier geen grondslag voor biedt. De termijn voor het indienen van beroep was geëindigd op 19 januari 2009, terwijl het beroepschrift pas op 2 juni 2009 was ingediend. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

HLAR 097/09
Datum uitspraak: 25 januari 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. [Appellant sub 1], wonend in Aruba,
2. de naamloze vennootschap Horizonte Investment & Development N.V., gevestigd in Aruba,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 25 november 2009 in zaak nr. Lar 1574 van 2009 in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Vreemdelingenzaken, thans: de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu.

1.Procesverloop

Bij beschikking van 30 juni 2008 heeft de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister) een verzoek van appellant sub 1 (hierna: de vreemdeling) om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Tegen die beschikking hebben de vreemdeling en appellante sub 2 (hierna: de werkgeefster) bij brief van 4 augustus 2008 bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak van 25 november 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door de vreemdeling en de werkgeefster tegen het uitblijven van een beschikking op het aldus gemaakte bezwaar ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling en de werkgeefster bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 18 december 2009, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2010, waar de vreemdeling en de werkgeefster, vertegenwoordigd door mr. V.A.V. Carlo, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen, werkzaam in dienst van het Land, zijn verschenen.

2.Overwegingen

2.1.
De vreemdeling en de werkgeefster betogen dat het Gerecht ten onrechte de beroepstermijn door hen overschreden heeft geacht.
2.1.1.
Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), voor zover thans van belang, stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, brengt de bezwaaradviescommissie het bestuursorgaan binnen vier weken, nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen, advies uit.
Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies binnen de in het eerste lid bedoelde termijn uit te brengen, kan de commissie deze termijn ingevolge het tweede lid eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. De commissie doet van een zodanige verlenging mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, neemt het bestuurorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat deze in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
2.1.2.
Het betoog faalt. Nu het bezwaarschrift op 4 augustus 2008 is ingediend, is de termijn voor het instellen van beroep op
19 januari 2009 geëindigd. Het beroepschrift is op 2 juni 2009 ingediend.
Voor het betoog van de vreemdeling en de werkgeefster dat de termijn voor het instellen van beroep tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar eerst is aangevangen, veertien weken nadat de minister het bezwaarschrift daadwerkelijk in handen van de bezwaaradviescommissie heeft gesteld, biedt de Lar geen grondslag.
2.2.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door J.Th. Drop, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2011