ECLI:NL:OGHACMB:2010:BP2903

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H-162/2010
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Transport van verdovende middelen met een organiserende rol in drugstransporten

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 16 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het transporteren van verdovende middelen. De verdachte, geboren in 1972 op Curaçao en thans gedetineerd, had een organiserende rol in een drugstransportoperatie waarbij cocaïne werd vervoerd van Bonaire naar Curaçao. De verdachte was betrokken bij meerdere transporten van cocaïne, waarbij in totaal 23 kilogram cocaïne werd vervoerd. Hij leverde de drugs aan cateringpersoneel dat deze in trolleys verstopte en zorgde ervoor dat de trolleys aan boord van KLM-vluchten werden geplaatst. De verdachte werd op 12 maart 2010 aangehouden op de boot 'Baby Tutu', waar ook verdovende middelen aanwezig waren. Het Hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, ondanks zijn ontkenning van betrokkenheid bij de drugstransporten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van negen jaren en elf maanden opgelegd, maar het Hof besloot de straf te verlagen naar zeven jaren en elf maanden, rekening houdend met de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Het Hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend was.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 december 2010
Zaaknummer: H-162/2010
Parketnummer: 400.00304/09
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 7 september 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1972 op Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 8 juni 2010 en 17 augustus 2010, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 25 november 2010 in Curaçao.
De verdachte is verschenen. Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. A.W.P. Eustatius, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren en elf maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
<u>Tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
<u>Bewezenverklaring</u>
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
<i>feit 1: (zaaksdossier nr. 1)</i>
dat hij in de periode van 26 september 2009 tot en met 27 september 2009, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft uitgevoerd, in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960, ongeveer 10 kilogram, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoel in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (PB 2005, 13) zoals gewijzigd bij de Beschikking van de minister van volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59);
<i>feit 2: (zaaksdossier nr. 2)</i>
dat hij op of omstreeks 11 oktober 2009, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960, ongeveer 6 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (PB 2005, 13) zoals gewijzigd bij de Beschikking van de minister van volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59);
<i>feit 3: (zaaksdossier nr. 3)</i>
dat hij in de periode van 11 maart 2010 tot en met 12 maart 2010, op het eiland Bonaire en/of het eiland Curaçao, althans binnen de Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 23 kilogram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de minister van volksgezondheid van 22 mei 1987 (P.B. 1987 no. 50) zoals gewijzigd bij de Beschikking van de minister van volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59);
<i>feit 4: (zaaksdossier nr. 4)</i>
dat hij in de maand juli 2009, op het eiland Bonaire,
tezamen en in vereniging met anderen meermalen, telkens opzettelijk heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960, ongeveer 3 kilogram, en 4 kilogram, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (PB 2005, 13) zoals gewijzigd bij de Beschikking van de minister van volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
Met betrekking tot feit 3 overweegt het Hof als volgt. De verdachte werd in de nacht van 11 op 12 maart aangehouden op een schip genaamd “Baby Tutu” waarop verdovende middelen aanwezig waren. Verdachte is door de getuigen die hebben verklaard over de transporten als tenlastegelegd onder 1, 2 en 4 (zie de bewezenverklaring van die feiten) aangewezen als de organisator ([J.]) en, voor zover het gaat om de feiten 2 en 4, degene die voorafgaand aan het transport de cocaïne leverde ([W.]). Deze transporten vonden plaats in de periode voorafgaand aan de onderschepping van de Baby Tutu. In die periode heeft verdachte derhalve meerdere malen beschikt over een grotere hoeveelheid cocaïne. Voorts is bij observatie gebleken dat [Y.], met wie hij het onder feit 2 bewezenverklaarde cocaïne transport heeft georganiseerd (bewezenverklaring feit 2), hem ’s nachts kort voor vertrek van dat schip, heeft afgezet bij de haven waar de Baby Tutu lag. De avond daarvoor was hij samen met hem met de laatste vlucht van Curaçao naar Bonaire gereisd. [Y.] wordt door de tweede aan boord aanwezige persoon, [A.D.], gebeld om te zeggen dat hij vertrekt. Kort voor de entering van het schip door de Kustwacht wordt waargenomen dat de verdachte een pakket overboord gooit. Die handeling, kennelijk bedoeld om bewijs weg te maken, duidt op wetenschap van de verboden activiteit. Gezien het voorgaande acht het Hof niet aannemelijk dat de verdachte geen weet had van de lading die de Baby Tutu vervoerde.
Bij het vorenstaande komt dat verdachte geen goede andere verklaring heeft kunnen geven voor zijn aanwezigheid de nacht en vroege ochtend van 12 maart 2010 op de Baby Tutu. De boot was weliswaar ingericht als vissersboot, maar dat de opvarenden wilden gaan vissen is niet aannemelijk nu in de opgave van de aan boord in beslag genomen goederen, geen visgerei of -aas wordt genoemd. Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het drugstransport met de baby Tutu.
Ten aanzien van feit 4 overweegt het Hof als volgt. Getuige [W.] heeft verklaard dat hij vanaf juli 2009 werkzaam is bij Goddard Catering op Bonaire en sindsdien op de hoogte is van de drugstransporten. Het was zijn rol om de drugs bij [M.] op te halen. Hij nam die mee naar het werk. Hij heeft onder meer een transport van drie kilo verricht. [M.] is bij hem thuis geweest en heeft hem daar een blauwe belt met drie kilo cocaïne gegeven, die hij in een trolley heeft geplaatst. Hij heeft bij een andere gelegenheid verklaard dat [M.] een blauwe belt met drie blokken bij hem heeft bezorgd en dat hij die blokken in juli 2009 heeft meegenomen naar zijn werk en in een trolley geplaatst die door [J] aan boord is gebracht.
[J.] heeft verklaard dat hij verdovende middelen aan boord van vliegtuigen heeft gebracht en dat hij [M.] kent als degene die de transporten organiseerde. Hij heeft een keer van [C.] of [W.] gehoord dat een partij van drie kilo geplaatst moest worden. Hij heeft de trolley waarin deze was verborgen aan boord gebracht van het vliegtuig. Een andere keer heeft hij te horen gekregen dat er vier kilo geplaatst moest worden en heeft hij de trolley waarin deze was verborgen aan boord gebracht. Volgens de verklaring van [W.] heeft dit transport van vier kilo ook in de maand juli 2009 plaatsgevonden. Hij werd voorafgaand daaraan gebeld door [M.], die hem de drugs in een papieren zak heeft overhandigd. [W.] heeft de drugs vervolgens meegenomen naar zijn werk en in een trolley geplaatst. Het Hof heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen over deze transporten. Gelet op de geheimzinnigheid en voorzichtigheid waarmee de transporten gepaard gingen en de niet geringe bedragen die telkens aan [W.] en [J.] werden betaald, maar ook gelet op het feit dat de verdachte blijkens de bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 3 in de tweede helft van 2009 en in maart 2010 herhaaldelijk over cocaïne heeft beschikt, acht het Hof bewezen dat de door [W.] in de trolley geplaatste pakketten ook werkelijk cocaïne bevatte. Het Hof acht derhalve ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
<u>Bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
<i>Feit 1, 2 en 4</i>
1. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 maart 2010 gesloten en getekend door [buitengewoon agent en agent], respectievelijk buitengewoon agent en agent bij het Korps Politie Bonaire, (<u>pv. nummer: 15032010.1700, zaaksdossier 1, pagina 35</u>), voor zover inhoudende als zevende <u>verklaring van [W.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Ik ken [M.]. In de maand juni van het jaar 2009 ben ik bij Goddard Group Bonaire begonnen. [M.] vroeg aan mij of ik geld wou verdienen door iets voor hem te doen. Hij vertelde toen dat als ik een belt met drugs in een dead head trolley zou plaatsen, dat de andere collega genaamd [C.] alles in de gaten zal houden en dat vervolgens de collega genaamd [J.] zal zorgen dat de trolley in het vliegtuig terecht komt. Door het plaatsen van de drugs in de trolley kon ik dus geld verdienen bij [M.]. Nadat ik ja had gezegd kwam hij veertien dagen later met een blauwe belt naar mij toe waarin zich drie blokken cocaïne bevonden. Op een van mijn werkdagen in juli 2009 heb ik de belt in de dead head trolley geplaatst. Een paar dagen later werd ik door [M.] gebeld met de mededeling dat hij langskomt om mij uit te betalen. Vervolgens ging ik met [C.] zitten om het rooster door te nemen. We zochten dan aar de dagen dat het ons goed uitkwam om een plaatsing te doen en vervolgens belde ik met [M.] om aan hem door te geven wanneer hij moest komen voor een andere plaatsing.
Het was ook in de maand juli 2009 dat we de 4 kilo geplaatst hadden. Ook dit keer was de drugs in een belt verstopt en heb ik die weer in een dead head trolley geplaatst.
Ongeveer half september had ik aan [M.] doorgegeven dat het rooster klopte waardoor [M.] weer naar Bonaire kwam om drugs aan mij te geven zodat ik die op mijn beurt weer in een dead head trolley kon plaatsen. Dit keer had ik 6 kilo geplaatst. Ook dit keer was de drugs verpakt in een belt.
Eind september begin oktober 2009 heb ik voor de laatste keer drugs geplaatst. Dit keer ging het weer om 6 kilo. Deze 6 kilo kreeg ik weer van [M.]. Ook dit keer was de drugs verpakt in een belt die ik later weer in een dead head trolley heb geplaatst.
[M.] betaalde NAF. 2.000,- per kilo. Dit geldbedrag moest dan onder ons drieën verdeeld worden. Voor de eerste drie plaatsingen hebben [J.], [C.] en ik geld gekregen. Ik kreeg het geld van [M.]. Voor de laatste plaatsing heb ik geen geld gekregen. [M.] belde miij en zij dat de drugs niet was aangekomen in Nederland. </small>
2. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 maart 2010 gesloten en getekend door [brigadier en agent], respectievelijk brigadier en agent bij het Korps Politie Bonaire, (<u>pv. nummer: 190320101455, zaakdossier 2, pagina 91</u>), voor zover inhoudende als <u>verklaring van [W.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>V = vraag M = mededeling A = antwoord
A: Vanaf het moment dat ik in de maand juli 2009 te werk gesteld werd bij Goddard Catering Group Bonaire, was ik van de drugstransporten op de hoogte. Mijn ex collega’s genaamd [C.], [J.] en [L.] waren ook betrokken bij de desbetreffende drugstransporten via KLM naar Nederland. Mijn rol was om de drugs bij [M.] op te halen. Ik was ook degene die de drugs naar werk meenam.
V: Hoe kon men in Nederland weten dat er in die specifieke trolley drugs zit?
A: Men kon dit weten omdat wij gebruik maakten van de zogenaamde dead head trolley.
A: Op de foto die jullie aan mij laten zien zijn de doorgesneden dienbladen te zien die wij gebruikt hadden bij het drugstransport van de 10 kilo cocaïne.
M: Op 11 oktober 2009 werd 6 kilo cocaïne in een trolley gevonden uit een KLM toestel dat afkomstig was uit Bonaire met bestemming Nederland.
A: Deze drugs heb ik van [M.] gekregen. Hij gaf mij de 6 kilo cocaïne mee. De drugs was al verpakt in een blauwe belt. (…) Ik had de drugs toen geplaatst in de trolley, vervolgens gaf ik een seintje aan [L.] waardoor hij de trolley kon verzegelen en later hield [C.] de trolley in de gaten totdat de trolley in de vrachtwagen terecht kwam en de vrachtwagen verzegeld werd. Hierna zorgde [J.] dat de trolley in het vliegtuig kwam.
[M.] belde mij een dag later op met de vraag of ik de drugs geplaatst had, omdat het niet was aangekomen in Nederland. Hierop heb ik geantwoord: dat is wel vreemd dat het niet aangekomen was, omdat ik het wel geplaatst had.
A: Over het transport van de 3 kilo kan ik het volgende verklaren: [M.] belde mij. Hij overhandigde mij een papieren zak. Hierin bevond zich een blauwe belt met inhoud van 3 kilo cocaïne. Ik wist dat het om drie kilo cocaïne ging, omdat [M.] en ik over de inhoud van de belt gesproken hadden. Ik had de drugs meegenomen naar mijn werk. Ik had toen de drugs in de trolley geplaatst, vervolgens gaf ik een seintje aan [L.] zodat hij de trolley kon verzegelen en later hield [C.] de trolley in de gaten totdat de trolley in de vrachtwagen terecht kwam en de vrachtwagen verzegeld werd. Hierna zorgde [J.] dat de trolley in het vliegtuig kwam.
Over het transport van 4 kilo kan ik het volgende verklaren: Ik had een telefoontje van [M.] ontvangen. Hij vroeg wanneer ik tijd had zodat we elkaar in de wijk Amboina konden ontmoeten. Dit keer had [M.] de drugs in een papieren zak meegenomen. Ik heb de drugs toen meegenomen naar huis. Ik had de drugs meegenomen naar mijn werk. Ik had toen de drugs in de trolley geplaatst, vervolgens gaf ik een seintje aan [L.] zodat hij de trolley kon verzegelen en later hield [C.] de trolley in de gaten totdat de trolley in de vrachtwagen terecht kwam en de vrachtwagen verzegeld werd. Hierna zorgde [J.] dat de trolley in het vliegtuig kwam.
Het geld kreeg ik contant van [M.]. Ik zorgde ervoor dat een ieder zijn aandeel kreeg. </small>
3. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 april 2010 gesloten en getekend door [brigadiers], brigadiers bij het Korps Politie Bonaire, (<u>pv. nummer: 240320101400, zaaksdossier 2, pagina 72</u>), voor zover inhoudende als zevende <u>verklaring van [J.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Ik was op de hoogte dat [M.] degene was die de transporten organiseerde. Ik heb deelgenomen aan vier transporten die [M.] organiseerde. Ik had geen contact met [M] wanneer er een transport plaats moest vinden. Ik kreeg het steeds van [W.] te horen. Mijn rol was om de trolley in het vliegtuig te zetten. Ik wist precies waar ik de trolley moest zeggen want elke trolley is genummerd en elk nummer heeft een plaats op het vliegtuig. Er was een transport dat niet goed ging. Volgens mij was dat op 27 september 2009. Het betrof toen 10 kilo.
De dead head trolley wordt altijd hiervoor gebruikt en er is er maar eentje. </small>
4. Een proces-verbaal van bevinding, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 28 september 2009 gesloten en getekend door [komies], komies II der douane in de Nederlandse Antillen, standplaats Bonaire, (<u>zaaksdossier 1, pagina 14</u>), voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Op 27 september 2009 begaf ik mij naar het KLM vliegtuig waar mijn aanwezigheid werd verlangd. De gezagvoerder verklaarde dat een stewardess tijden het controleren van aan boord gebrachte catering trolleys, een trolley had aangetroffen in de business klasse pantry met niets anders erin dan serveerbladen. Ik nam zag een blauwe catering trolley met nummer 04080177 voorzien van een wit label met daarop: KL754, Bon-Ams en de datum van 27 september. De trolley werd opengemaakt en ik zag dat deze vol zat met serveerbladen die door midden waren gesneden. Bij het er uit halen van de serveerbladen werden twee groene veiligheidsriemen aangetroffen die met gebruikt voor het verstevigen van de rug bij het handelen van zwaar materiaal. Ik zag dat er twee keer vijf blokken waren genaaid in de voering van elke veiligheidsriem. De riemen werden met een priem doorboord om een veldproef te doen. De punt van de priem kwam eruit met een witachtig poeder met een sterke geur. Daarmee werd een veldproef gedaan en het reageerde positief als zijnde cocaïne. Het brutogewicht was 13.100 gram. De trolley en de veiligheidsriemen werden in beslag genomen en overgedragen aan brigadier Braaf voor verder onderzoek. </small>
5. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 oktober 2009 gesloten en getekend door [brigadier], brigadier bij het Korps Politie Bonaire, (<u>zaaksdossier 1, pagina 17</u>), voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Op 27 september 2009 werd er op de KLM vlucht KL754 een partij van 10 blokken cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. In het bijzijn van brigadier [B] woog ik de in beslag genomen blokken. Het totale gewicht kwam op 10.600 gram uit. Met een uit elk van de verpakkingen genomen monster deed ik een veldproef. De reactie was positief voor cocaïne. </small>
6. Een <u>rapport van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V.</u> op Curaçao, opgemaakt op 6 mei 2010, onder verantwoordelijkheid van dr. [toxicoloog], toxicoloog, voor zover inhoudende, als <u>bevindingen van genoemde deskundige</u>,
-zakelijk weergegeven-:
<small>Het materiaal bestond uit tien plastic potjes, elk inhoudende een hoeveelheid poeder voorzien van het opschrift: “Justitiële Dienst (BNVBD); datum 24 maart 2010; code KLM754270909; potjes 1 t/m 10; verbal. [R.C.]”..
Dunnelaagchromatografisch en gaschrom-massaspectrometrisch werd aangetoond dat het materiaal cocaïne bevatte.
Uit de verkregen resultaten moet de conclusie getrokken worden dat het materiaal cocaïne bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.</small>
7. Een geschrift, te weten een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en op 12 oktober 2010 medeondertekend door [K.], tactisch coördinator bij het CargoHarc-team op Schiphol in Nederland, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Door het Cargoharc-team Schiphol is een opsporingsonderzoek gestart dat zich richt op Schipholmedewerkers werkzaam bij KLM Catering Services die zich vermoedelijk bezig houden met de invoer van verdovende middelen. Een van de verdachte van dit onderzoek betreft [B.]. Uit uigeluisterde tapgesprekken komt naar voren dat [B.] zichzelf [B.] noemt of wordt genoemd.
Op basis van opgenomen en afgeluisterde tapgesprekken binnen onderzoek PAN kreeg het onderzoeksteam het vermoeden dat er op zondag 11 oktober 2009 een hoeveelheid verdovende middelen aan boord van een vliegtuig komende vanuit de Nederlandse Antillen/Zuid-Amerika op Schiphol zou arriveren.
Vastgesteld werd dat het KLM vliegtuig met registratie PH-KCK op 11 oktober 2009 omstreeks 05:10 uur op Schiphol arriveerde vanuit Guayaquil en Bonaire. Deze vlucht werd uitgevoerd onder vluchtnummer KL754.
Het onderzoeksteam doorzocht dit KLM vliegtuig nadat de passagiers en de bemanning de cabine hadden verlaten maar voordat er medewerkers van afhandelingsmaatschappijen waaronder schoonmaak en/of de catering aan boord waren. In de pantry achter de business class werd een zogenaamde halve trolley aangetroffen die een bruinachtige kleur had en voorzien was van het nummer 22579. Aan de deur van deze trolley was een kaartje bevestigd waarop te lezen was: KL 754 BON AMS ½ trolley, DH en de cijfers 123.
Nadat het deurtje van de trolley werd geopend en de zogenaamde halve dienbladen verwijderd werd, werd een blauw voorwerp aangetroffen. Het betrof een zogenaamde smokkelgordel waarin een aantal pakketten zaten. Hierop is de trolley 22579 met complete inhoud in beslag genomen. </small>
8. Een geschrift, te weten een proces-verbaal van bevindingen, op 15 oktober 2010 opgemaakt en ondertekend door [douane ambtenaar en opperwachtmeester], respectievelijk douane ambtenaar en opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee Schiphol bij het CargoHarc-team op Schiphol in Nederland (<u>zaaksdossier 2, pagina 98</u>), voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisanten</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Op 14 oktober 2009 is de verdovende middelen zending aan een nader onderzoek onderworpen:
datum inbeslagneming: 11 oktober 2009
instantie van inbeslagneming: CargoHarc-team
plaats inbeslagneming: Schiphol
omschrijving zending: een blauwe zgn. smokkelgordel
omschrijving verdachte stof: wit brokkelige stof
netto gewicht verdachte stof: 5961 gram
monsternummers: SIN: AABP2630NL, AABP2631NL, AABP2632NL, AABP2633NL, AABP2634NL, AABP2635NL
Het van deze zending afgenomen representatieve monster is bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut.</small>
9. Een <u>rapport van het Nederlands Forensisch Instituut</u>, opgemaakt op 23 oktober 2009, onder verantwoordelijkheid van dr.[deskundige] (<u>zaakdossier 2, pagina 96</u>), voor zover inhoudende, als <u>bevindingen van genoemde deskundige</u>, -zakelijk
weergegeven-:
<small><u>Onderzoeksmateriaal en conclusie: </u>
AABP2630NL monster bevat cocaïne
AABP2631NL monster bevat cocaïne
AABP2632NL monster bevat cocaïne
AABP2633NL monster bevat cocaïne
AABP2634NL monster bevat cocaïne
AABP2635NL monster bevat cocaïne</small>
10. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 maart 2010 gesloten en getekend door [brigadier en agent]brigadier en agent bij het Korps Politie Bonaire, (<u>pv. nummer: 240320101400, zaaksdossier 2, pagina 72</u>), voor zover inhoudende als zevende <u>verklaring van [J.]</u>,
-zakelijk weergegeven-:
<small>V = vraag M = mededeling A = antwoord
M: In jouw eerder afgelegde verklaringen had je verklaard betrokken te zijn geweest bij de transporten van cocaïne. Wat kan je verklaren over het transport van 6 kilo’s cocaïne?
A: Via [C.] of [W.] heb ik te horen gekregen dat er een partij van 6 kilo geplaatst moest worden. Mijn rol was om de 6 kilo cocaïne die verstopt zat in de dead head trolley aan boord van het KLM toestel te brengen. Voor dit transport heb ik een geldbedrag van NAF. 4.000,- ontvangen. </small>
<i>Feit 4:</i>
11. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 maart 2010 gesloten en getekend door [brigadier en agent], brigadier en agent bij het Korps Politie Bonaire, (<u>pv. nummer: 240320101440</u>), voor zover inhoudende als zevende <u>verklaring van George W. [J.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>V = vraag M = mededeling A = antwoord
M: In jouw eerder afgelegde verklaringen had je verklaard betrokken te zijn geweest bij de transporten van cocaïne. Wat kan je verklaren over het transport van 4 kilo’s cocaïne?
A: Via [C.] of [W.] heb ik te horen gekregen dat er een partij van 4 kilo geplaatst moest worden. Een van de mannen had mij verteld dat er een trolley met de 4 kilo klaar stond om aan boord gebracht te worden. Mijn rol was om de 4 kilo cocaïne die verstopt zat in de dead head trolley aan boord van het KLM toestel te brengen. Voor dit transport heb ik een geldbedrag van NAF. 2.300,- en nog wat Antilliaanse guldens ontvangen. </small>
<i>Feit 3: </i>
12. Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 maart 2010 gesloten en getekend door [R.M., K.E., G.M., D.A. en E.M.], allen buitengewoon agent van politie dienstdoende bij de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, steunpunt Curaçao, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisanten of van een van hen</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Op 12 maart 2010 te 3:00 uur werd ik door de dienstdoende wachtofficier verzocht om met mijn ploeg met de Superrhib (SR) 06 uit te varen met de mededeling dat er vanuit Bonaire een vissersvaartuig genaamd “Baby Tutu” richting Curaçao vertrokken was en dat er zich mogelijk aan boord verdovende middelen zouden bevinden. Wij zagen de “Baby Tutu” varen. Nadat wij het vaartuig met de optische signalen hadden benaderd gaf ik de kapitein van het vaartuig met luide stem het bevel het vaartuig tot stilstand te brengen en de handen omhoog te doen. Op hetzelfde moment zagen wij dat één van de opvarenden, naar later bleek [M.], een pakket in zijn handen had en deze in het water gooide. Het pakket zonk vrijwel meteen naar beneden en kon niet meer worden getraceerd. Wij zagen dat het voertuig door bleef varen en onze bevelen te stoppen negeerde. Nadat wij de SR-06 varend tegen het vaartuig hadden aangelegd verminderde de kapitein vaart en deden beiden mannen de handen omhoog. De aangehouden verdachten gaven later op te zijn genaamd: [A.D.] en [M.]. Wij zijn vervolgens met de in beslag genomen “Baby Tutu” doorgevaren naar de Kustwachtsteiger op de Marinebasis Parera. </small>
13. Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 maart 2010 gesloten en getekend door [douaneambtenaar], douaneambtenaar, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Op de kustwachtsteiger heb ik nadat het vaartuig de “Baby Tutu” aanbracht was door de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba vanaf een afstand waargenomen dat de waterlijn van het vaartuig de “Baby Tutu” niet gelijk liep. Ik heb waargenomen dat de achterkant van het vaartuig dieper in het water lag. Ik ben aan boord gegaan van de “Baby Tutu” met het doel om deze waarnemingen verder te controleren. Ik heb de volgende bevindingen gedaan. De ruimte die gebruikelijke wordt gebruikt voor het houden van levend aas was afgedekt met een dunne laag vrij recent aangebracht fiber. Aan de achterkant van het vaartuig is met vier bouten een plaat van roestvrij stalen plaat aangebracht. Met behulp van een aan boord aangetroffen dopsleutel heb ik de vier bouten los gedraaid. Vervolgens heb ik een opening waargenomen die naar de ruimte leidt waar zowel het stuur en het roermechanisme, als de ruimte voor levend aas zich bevindt. Uit die ruimte heb ik twintig luchtdicht verpakte pakken weggehaald en overgedragen aan de Kustwacht. </small>
14. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 maart 2010 gesloten en getekend door [brigadiers], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisanten</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Bij weging van de twintig in beslag genomen pakken elk inhoudende een hoeveelheid samengeperst witachtig poeder die aan boord van de vissersboot genaamd “Baby Tutu” door het personeel van de Kustwacht werden aangetroffen, bleken deze een gezamenlijk brutogewicht van 23.000 gram te hebben. Bij de Cobalt Thiocyanate Reagent tester reageerden de geteste hoeveelheden witachtig poeder positief als cocaïne. Wij namen een hoeveelheid witachtig poeder als monster en deden deze in vijf afzonderlijke plastic potjes met dopje voorzien van het opschrift nummer 30 code II-B-1 tot en met II-B-5. Bedoelde potjes met inhoud werden in een verzegelde enveloppe op 12 maart 2010 ter beschikking gesteld van drs.[P.], dienstdoende aan het Analytisch Diagnostisch Centrum. </small>
15. Een <u>rapport van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V.</u> op Curaçao, opgemaakt op 6 mei 2010, onder verantwoordelijkheid van dr.[toxicoloog], toxicoloog, voor zover inhoudende, als <u>bevindingen van genoemde deskundige</u>,
-zakelijk weergegeven-:
<small>Onderwerp: 30/II-B-1 t/m II-B-5, d.d. 12 maart ‘10
Het aangeboden materiaal bestond uit vijf plastic potjes met dop, elk inhoudende een hoeveelheid witachtig poeder.
Gaschromatografisch en gaschrom-massaspectrometrisch werd aangetoond dat het materiaal cocaïne bevatte.
Uit de verkregen resultaten moet de conclusie getrokken worden dat het materiaal cocaïne bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.</small>
16. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 maart 2010 gesloten en getekend door [inspecteur], inspecteur bij het Korps Politie Bonaire, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>De onderstaande waarnemingen zijn verricht op donderdag 11 maart 2010 en vrijdag 12 maart 2010:
Omstreeks 22:50 uur werden de subjecten [Y.] en [M.] gesignaleerd de aankomsthal van Flamingo Airport Bonaire uitlopend.
Omstreeks 23:00 uur werd waargenomen dat [M.] als bestuurder optrad van een witte Kia Rio. [Y.] stapte aan de passagierszijde in.
Vrijdag 12 maart omstreeks 0:00 uur werd waargenomen dat de boot “Baby Tutu” in de Harbour Village Marina lag en dat er zich een manspersoon op bevond. Omstreeks 0:15 uur werd waargenomen dat de Kia Rio met daarin de subjecten zich bij een woning in de wijk Tera Cora begaven. Ambtshalve is bekend dat het de woning van [C.] is.
Omstreeks 01:37 uur werd waargenomen dat de Kia Rio met daarin de subjecten bij de Harbour Village Marina tot stilstand werd gebracht. Een der subjecten stapte uit en liep in de richting van de “Baby Tutu” boot.
Omstreeks 01:57 uur werd waargenomen dat de boot “Baby Tutu” de haven van de Harbour Village Marina uitvoer.
Omstreeks 04:55 uur werd waargenomen dat de Kia Rio van het subject [Y.] langs de Harbour Village Marina reed.
Omstreeks 05:05 uur werd waargenomen dat [Y.] het parkeerterrein van de luchthaven Flamingo opreed (…), naar de balie van de vliegmaatschappij DAE liep en vervolgens de vertrekhal in liep. </small>
17. Een geschrift, voor zover inhoudende, als <u>weergave van een op 12 maart 2010 gevoerd telefoongesprek tussen [Y.] en [A.D.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small><i>Call details
Target: 5119894 Date: 03/12/2010 Time: 01:55:44
Transcript:</i>
Gesprek tussen Pollo (1) en [A.D.] (2)
1. Hee
2. Nu ga ik vertrekken, tot ziens
1. Goed, goed. Rustig. </small>
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
<i>Feit 1, 2 en 4</i>, telkens
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder A van de Opiumlandsverordening 1960,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening;
<i>Feit 3</i>
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder B van de Opiumlandsverordening 1960,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het transporteren van verdovende middelen. Door medewerkers van de catering op Bonaire werd vier keer een trolley waarin cocaïne was verborgen in een vliegtuig geplaatst. De zendingen bedroegen in totaal 23 kilo cocaïne. De verdachte had daarbij een organiserende rol nu hij degene was die de drugs aanleverde bij het cateringpersoneel dat de drugs in de trolleys plaatste. De verdachte was voorts betrokken bij het per boot vervoeren van 23 kilo cocaïne van Bonaire naar Curaçao. Hij was een van de opvarenden die werden aangetroffen op de boot waarin de cocaïne was verborgen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten gezien de omstandigheid dat de handel in verdovende middelen een bedreiging voor de samenleving in het algemeen vormt door de criminaliteit en overlast die ermee gepaard gaat. Twee keer hebben de verdovende middelen de beoogde bestemming bereikt en zijn waarschijnlijk op de markt terecht gekomen. Hard drugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers op, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Het Hof acht een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van acht jaar passend en geboden, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde, gelet ook op de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder voor een soortgelijk feit strafrechtelijk is veroordeeld, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden. De verdachte is 26 dagen gedetineerd geweest in een politiecel. Het uitgangspunt is dat verdachten maximaal tien dagen in een politiecel verblijven. Nu deze termijn bij deze verdachte met ruim twee weken is overschreden, zal het Hof op de voorgenomen straf van acht jaar een korting verlenen van een maand.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 7 september 2010 en doet opnieuw recht;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (ZEVEN) JAREN en 11 (ELF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 16 december 2010.