ZAAKNR.: KG 180/06 – H 92/10
UITSPRAAK: 17 december 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
vonnis in kort geding in de zaak van:
[appellant],
wonend in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde en opposant, thans appellant,
gemachtigde: mr. V. Choennie,
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging ASSOCIATION CORAL SHORE I,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres en geopposeerde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.M. Hofman-Ruigrok.
Partijen worden hierna wederom aangeduid als enerzijds [appellant] en anderzijds ACS.
1. Verder verloop van de procedure
1.1. Het Hof verwijst voor de procedure tot dan toe naar zijn tussenvonnis van 12 oktober 2010.
1.2. Op 3 november 2010 heeft een descente, tevens comparitie van partijen, plaats gevonden. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt. Partijen zijn overeengekomen om nog voordat het proces-verbaal beschikbaar zou zijn te concluderen na descente.
1.3. Op 5 november 2010 hebben beide partijen een conclusie na descente, met producties, genomen.
1.4. Partijen hebben wederom vonnis gevraagd waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2.1. De grieven moeten aldus worden verstaan dat de gedwongen afbraak van het zwembad zoals inmiddels tijdens de procedure geschied, geen voorwerp van het geschil in hoger beroep is. Zulks is door [appellant] ter gelegenheid van de descente, tevens comparitie van partijen, uitdrukkelijk bevestigd.
2.2. Het Hof heeft kunnen constateren dat hetgeen is overgebleven van het gebouwde niet hoog opsteekt, maar het karakter heeft van een basis voor tuinaanleg ter plaatse. Ter plaatse zijn ook beplantingen aangebracht. Voorts kan het overgeblevene mogelijkerwijs dienen als waterwering in geval van ruw weer.
2.3. Hinder van het gebouwde voor de buren is, zoals het Hof heeft kunnen constateren, niet aanwezig.
2.4. Aan ACS kan worden toegegeven dat de welstandsbepalingen in beginsel vragen om strikte handhaving. Het belang van ACS om daarom volledige verwijdering van het gebouwde te vorderen, acht het Hof evenwel in de gegeven omstandigheden onvoldoende voor toewijzing. Het belang dat de welstandsbepalingen beogen te dienen – de bewaking van een goed leefklimaat – staat in dit geval (zie rov. 2.2 en 2.3) niet meer op het spel. Het is aannemelijk dat de onderhavige procedure waarin [appellant] verwikkeld is geraakt en de gedwongen afbraak van het zwembad reeds voldoende afschrikwekkende werking hebben gehad.
2.5. In elk geval zou inroeping door ACS van de bevoegdheid volledige afbraak af te dwingen in het onderhavige geval misbruik van bevoegdheid opleveren, aangezien ACS, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang van [appellant] dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening zou kunnen komen.
2.6. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis zal worden bevestigd, met dien verstande dat [appellant] niet behoeft te verwijderen hetgeen op de dag van de descente aan fundering en muren resteerde.
2.7. In de uitkomst van de procedure in hoger beroep ziet het Hof, mede in aanmerking genomen dat [appellant] de welstandsbepalingen heeft geschonden, reden de proceskosten in hoger beroep te compenseren.
- bevestigt het bestreden vonnis met dien verstande dat [appellant] niet behoeft te verwijderen hetgeen op 3 november 2010, blijkens de foto’s die gehecht zijn aan het proces-verbaal van de descente, aan fundering en muren resteerde;
- compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mrs. J. de Boer, P.E. de Kort en H.J. van Kooten, leden van het Hof, en ter openbare terechtzitting van 17 december 2010 in Curaçao uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.