ECLI:NL:OGHACMB:2010:BP2877
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugbetaling van leges door het Land Aruba aan appellanten
In deze Arubaanse zaak vorderen de appellanten dat het Land Aruba wordt veroordeeld tot terugbetaling van door hen betaalde leges en schadevergoeding. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft op 14 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellanten, in totaal 26, hebben hun vordering ter comparitie verminderd en vorderen nu dat het Land hen Afl. 1.200,- per persoon terugbetaalt. Het Hof oordeelt dat het Land aan 23 van de 26 appellanten de leges moet terugbetalen, wat neerkomt op een totaalbedrag van Afl. 27.600,-. De vordering tot schadevergoeding wordt echter afgewezen.
Het Hof heeft vastgesteld dat het Land de vordering van de appellanten sub 1, 3-6, 8-23 en 25-26 erkent, maar dat de appellanten sub 2, 7 en 24 niet in aanmerking komen voor terugbetaling. Dit is gebaseerd op het feit dat deze appellanten gedurende een bepaalde periode in 2008 zijn toegelaten tot Aruba zonder dat zij een vergunning hebben verkregen. Het Hof concludeert dat de vordering van deze appellanten niet toewijsbaar is.
De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen op basis van artikel 9 lid 2 van de Landsverordening administratieve rechtspraak Lar, waarbij het uitblijven van een beslissing door het Land op de aanvraag van een verblijfs- en werkvergunning wordt gelijkgesteld met een afwijzende beschikking. Aangezien de appellanten geen bezwaar of beroep hebben ingesteld, wordt de rechtmatigheid van de afwijzing aangenomen.
Het Hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt het Land om aan de appellanten het bedrag van Afl. 27.600,- te betalen, terwijl het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.