Registratienummer: KG-266/09-H-138/10
Uitspraak: 7 december 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
[koper],
wonend in Wassenaar, Nederland,
voorheen gedaagde,
thans appellant in principaal appel en geïntimeerde in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. C. de la Fuente,
de stichting particulier fonds DE KLEINE WERELD,
gevestigd in Curaçao,
voorheen eiseres,
thans geïntimeerde in principaal appel en appelante in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. S. van de Griek.
Partijen worden hierna aangeduid als “[koper]” en “SPF”.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, verder: GEA, wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen vonnis van 24 november 2009. De inhoud van dat vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2 [koper] is in hoger beroep gekomen van voormeld vonnis door indiening op 14 december 2009 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij zijn op diezelfde datum ingediende memorie van grieven heeft [koper] zeven grieven aangevoerd, deze toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van SPF alsnog zal afwijzen, met veroordeling van SPF in de kosten van de eerste aanleg en van het hoger beroep.
1.3 SPF heeft op 16 maart 2010 een memorie van antwoord ingediend, tevens akte van incidenteel appel en memorie van grieven in het incidenteel appel. Bij die memorie heeft zij twee grieven tegen het vonnis aangevoerd. Haar conclusie strekt ertoe, naar het Hof begrijpt, dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen voor zover daarbij de vorderingen van SPF terzake de “kosten koper”, boete en schadevergoeding zijn afgewezen en dat het Hof deze vorderingen alsnog zal toewijzen, met bevestiging van het vonnis voor het overige en met veroordeling van met veroordeling van [koper] in de kosten van de eerste aanleg en van het hoger beroep
1.4 Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd. De gemachtigden hebben vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
2.1 Geen grieven zijn gericht tegen de vaststelling door het GEA van de feiten onder 2 van het vonnis waarvan beroep, met dien verstande dat SPF heeft gesteld dat deze feiten dienen te worden aangevuld als bedoeld onder 2. van haar memorie van antwoord. Het Hof zal bij de beoordeling de aldaar genoemde e-mailwisseling, die als zodanig door [koper] niet is bestreden, mede tot feitelijk uitgangspunt nemen.
2.2 De grieven van [koper] en SPF lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.3 Bij het bestreden vonnis heeft het GEA aannemelijk geacht dat tussen partijen een koopovereenkomst is tot stand gekomen met betrekking tot het betreffende appartementsrecht en [koper] veroordeeld tot, kort gezegd, medewerking aan levering en betaling van de koopprijs van NAF. 950.000,-. De vorderingen van SPF terzake “kosten koper”, 10% boete en aanvullende schadevergoeding heeft het GEA afgewezen, wat de boete en schadevergoeding betreft wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
2.4 Met het GEA is het Hof van oordeel dat voorshands aannemelijk is dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verkoop door SPF aan [koper] van het appartementsrecht voor een bedrag van NAF. 950.000,-. Het Hof neemt over hetgeen het GEA terzake heeft overwogen onder 4.3 tot en met 4.6 van het vonnis waarvan beroep. Daarbij komt in het bijzonder betekenis toe aan de berichten van [koper] aan makelaar [makelaar] van 5 juni 2008, waarin [koper] de koop bevestigt. Uit die berichten blijkt dat [koper] instemde met de koopsom van NAF. 950.000,- voor het betreffende in de situatieschets aangegeven appartementsrecht en dat hij instemde met levering per 1 december 2008 of zoveel later als nader overeen te komen.
2.5 Het Hof volgt [koper] niet in zijn stelling dat met de situatieschets en de in de conceptakte opgenomen omschrijving onvoldoende duidelijk was wat het object van de koop zou zijn. Enig voorbehoud op dit punt heeft [koper] niet gemaakt. Bovendien is niet weersproken dat [koper] een ervaren investeerder in onroerend goed is. Het feit dat hij, blijkens de e-mailwisseling van 27 en 28 oktober 2008 en 4 november 2008, reeds voor de levering geïnteresseerd was in (door)verkoop, biedt steun aan de stelling van SPF dat de specifieke eigenschappen van het appartement voor [koper] ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst niet van doorslaggevend belang waren.
2.6 Het Hof volgt [koper] evenmin in zijn stelling, zoals uiteengezet bij zijn derde grief, dat SPF haar recht op nakoming heeft verwerkt of daarvan zelfs afstand heeft gedaan. De in dat verband door [koper] aangevoerde omstandigheden (sub 3.18 en 3.21 van zijn memorie van grieven) zijn onvoldoende om die gevolgtrekking te kunnen maken.
2.7 Gelet op het voorgaande en nu van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst niet is gebleken, is het Hof van oordeel dat SPF de nakoming door [koper] van zijn verplichting tot afname en betaling van het appartement kan verlangen. Nu aannemelijk is dat de bodemrechter, indien tot oordelen geroepen, [koper] daartoe zou veroordelen, acht het Hof de door het GEA getroffen voorzieningen juist.
2.8 Bij pleidooi in hoger beroep heeft [koper] nog als verweer aangevoerd dat SPF nakoming vorderde van [koper] op een moment dat SPF nog niet in staat was het appartement conform de koopovereenkomst te leveren. Dit verweer is tardief en zal om die reden buiten beschouwing moeten blijven.
2.9 De grieven van [koper] kunnen dan ook niet slagen.
2.10 De grieven van SPF slagen evenmin.
2.11 Naar het oordeel van het Hof is onvoldoende gebleken dat tussen partijen tevens is overeengekomen dat [koper] de aan de koop verbonden (overdrachts)kosten zou betalen. In zijn e-mail van 26 mei 2008 aan [makelaar] merkt [koper] op dat nieuwbouw wordt verkocht vrij op naam. In het daarop volgende e-mailverkeer worden de “kosten koper” niet meer met zoveel woorden genoemd. Ook overigens blijkt daaruit onvoldoende dat [koper] er (alsnog) mee heeft ingestemd dat bedoelde kosten voor zijn rekening zouden komen.
2.12 Hetzelfde geldt mutatis mutandis ten aanzien van het boetebeding waarop SPF de door haar gevorderde boete grondt. Dit beding komt slechts voor in het door SPF aan [koper] toegezonden concept voor de voorlopige koopakte. Dat [koper] zich niet uitdrukkelijk heeft verzet tegen het boetebeding in het concept, acht het Hof onvoldoende om hem daaraan gebonden te achten, mede gezien de omstandigheid dat [koper] (bij e-mail van 5 juni 2008) aan SPF heeft bericht het zinvoller te achten de verkopende notaris een koopakte te laten opmaken.
2.13 Ten slotte heeft het GEA naar het oordeel van het Hof ook de vordering van SPF tot aanvullende schadevergoeding terecht afgewezen. De door SPF gestelde schade, die door [koper] wordt betwist, is in dit kort geding onvoldoende komen vast te staan om tot toewijzing van enig daarop betrekking hebbend voorschot te komen. Ten aanzien van hetgeen door SPF bij pleidooi is aangevoerd over de kosten van de executie van het vonnis van het GEA geldt dat deze stellingen tardief zijn aangevoerd en om die reden buiten beschouwing blijven.
2.14 Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met veroordeling van [koper] in de kosten van het principaal appel en SPF in die van het incidenteel appel.
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [koper] in de kosten van het principaal appel, aan de zijde van SPF tot aan deze uitspraak begroot op NAF. 312,50 aan betekeningskosten en NAF. 29.600,- aan gemachtigdensalaris;
veroordeelt SPF in de kosten van het incidenteel appel, aan de zijde van [koper] tot aan deze uitspraak begroot op NAF. 245,50 aan betekeningskosten en NAF. 6.200,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 7 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.