ECLI:NL:OGHACMB:2010:BO7462

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ-641/09-H-61/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en tegenbewijs in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep inzake ontslag op staande voet. De appellant, een werknemer, diende tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewezen geoordeelde feit dat hij op 5 oktober 2009 betonmortel had geleverd op een adres waarvoor niet was betaald aan de naamloze vennootschap BIB. De appellant slaagde er niet in om dit tegenbewijs te leveren. Tijdens de procedure heeft de appellant vier getuigen doen horen, maar de verklaringen van deze getuigen waren niet overtuigend genoeg om het bewijs te weerleggen. De getuigen gaven aan dat zij geen beton van de appellant hadden afgenomen en dat de verklaringen niet relevant waren voor de bewijsopdracht. Het Hof concludeerde dat de appellant niet geslaagd was in zijn tegenbewijs en dat het voorshands oordeel dat hij op 5 oktober 2009 betonmortel had gestort, standhield. De eerdere beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg werd bevestigd, en de appellant werd veroordeeld in de proceskosten van BIB, die tot dat moment waren begroot op NAF 1.000,-. De uitspraak werd gedaan op 7 december 2010 door de rechters J.R. Sijmonsma, F.J.P. Lock en E.M. van der Bunt.

Uitspraak

ZAAKNR: EJ-641/09-H-61/10
UITSPRAAK: 7 december 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
[appellant],
wonend op Curaçao,
voorheen verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. R.R. Daantje,
- tegen -
de naamloze vennootschap
BETONWARENFABRIEK BRIEVENGAT N.V.,
gevestigd op Curaçao,
voorheen verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes.
Partijen worden hierna [appellant] en BIB genoemd.
1. Verdere verloop van de procedure
Voor het procesverloop tot 19 juli 2010 wordt verwezen naar de tussenbeschikking van die datum. In het kader van het bij die beschikking aan [appellant] toegelaten tegenbewijs heeft [appellant] vier getuigen doen horen. Van deze getuigenverhoren zijn processen-verbaal opgemaakt, die zich bij de stukken bevinden. BIB heeft afgezien van contra-enquête. Vervolgens hebben partijen op 26 oktober 2010 elk een conclusie na enquête genomen. Beschikking is bepaald op heden.
2. Verdere beoordeling
2.1 Bij de beschikking van 19 juli 2010, waarbij het Hof volhardt, is [appellant] toegelaten tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewezen geoordeelde feit dat hij op 5 oktober 2009 bij een huis (in aanbouw) te Ronde Klip betonmortel heeft gestort. Voor dat bewijs heeft [appellant] de getuigen [x], [y], [z] en [w] doen horen.
2.2 De verklaring van getuige [x] handelt over het adres [adres] en heeft zodoende geen betrekking op de bewijsopdracht. Deze getuigenis doet dus niet ter zake bij de bewijswaardering. Getuige [y], wonend en werkend aan de Ronde Klip [nr], heeft verklaard dat hij op een keer, toen hij zelf niet thuis was, werd gebeld door [appellant] met de mededeling dat die zich op dat moment vergezeld van twee medewerkers van BIB bij [y]’s werk- en woonplaats bevond, en dat hij toen meteen naar huis is gegaan maar daar niemand had aangetroffen. Verder heeft [y] verklaard dat hij nog nooit beton van [appellant] heeft gekocht. Getuige [z], woonachtig aan de Ronde Klip [nummer] heeft verklaard over een voorval dat hij heeft vernomen van [appellant]. Dit voorval houdt in dat er begin dit jaar medewerkers van BIB bij hem thuis zijn geweest (buiten zijn aanwezigheid) die foto’s hebben genomen van de rond die tijd gestorte fundering van een bouwwerk dat hij aan het bouwen is, in verband met de verdenking dat [appellant] daar beton zou hebben gestort. Ten aanzien daarvan heeft [z] verklaard dat het huis van zijn vader is, dat hij geen beton van [appellant] heeft afgenomen, dat hij zijn beton zelf heeft gemengd, en dat [appellant] zelfs nog nooit bij hem thuis is geweest noch aldaar een betontruck heeft schoongespoten. Getuige [w], als productieleider in dienst bij BIB, heeft verklaard dat hij naar aanleiding van een klacht van een klant van BIB een controle heeft uitgevoerd. Daaruit bleek dat bij die klant ongeveerd één kuub beton te weinig was geleverd en dat er, blijkens het GPS-systeem, op verschillende plaatsen van de route was afgeweken. Bij het nalopen van die afwijkende route en de drie stopplaatsen van de truck, is door [w] en collega’s met de aldaar aangetroffen mensen gesproken, welke hebben ontkend dat [appellant] beton aan hen had verkocht. Wel hadden zij gezien dat op die plekken beton was gestort maar ze konden niet zien of dat beton van BIB was. Op één van die drie adressen heeft hij ook zand en grind zien liggen, aldus getuige [w].
2.3 De eerste drie getuigen hebben alle drie verklaard dat zij geen beton van [appellant] hebben gekocht of afgenomen, waarvan de eerste betrekking heeft op een ander adres dan Ronde Klip. Geen van de getuigen heeft echter verklaard over het tussen partijen vaststaande feit dat [appellant] op 5 oktober 2009 de trommel van de betontruck 24 minuten linksom heeft laten draaien, hetgeen te lang is voor schoonspuiten. Het is het Hof niet duidelijk of één of meer mogelijke getuigen hiervan niet zijn voorgebracht of dat wel voorgebrachte getuigen hieromtrent niet hebben verklaard. In ieder geval zijn die gebeurtenis, die zonder betonstorting niet goed verklaarbaar is zoals in het tussenvonnis van 19 juli 2010 reeds is overwogen, en [appellant]s verklaring daaromtrent (dat hij bij een vriend de trommel heeft schoongespoten) niet tot klaarheid gekomen. Bij deze stand van zaken wordt het Hof, niettegenstaande de genoemde getuigenverklaringen, ter zake van zijn voorshands oordeel niet aan het twijfelen gebracht. [appellant] is niet geslaagd in zijn tegenbewijs. Aldus staat thans vast dat [appellant] op 5 oktober 2009 bij een huis te Ronde Klip betonmortel heeft gestort.
2.4 Uit het bovenstaande volgt dat het GEA de vordering van [appellant] terecht heeft afgewezen en het hoger beroep tevergeefs is voorgesteld. De bestreden beschikking zal worden bevestigd en [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van BIB worden veroordeeld.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van BIB, tot op heden begroot op NAF. 1.000,-.
Deze beschikking is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, F.J.P. Lock en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 7 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.