Datum uitspraak: 25 november 2010
Zaaknummer: H-267/09
Parketnummer: 100.00258/09
Verstek
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
gewezen in het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 21 september 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [datum] 1964 te Sri Lanka,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Sint Maarten.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 25 augustus 2009 en 31 augustus 2009, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2010, 10 maart 2010 en 4 november 2010 in Sint Maarten.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 6 (zes) jaar, met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaar, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee jaar) en met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het beroep is niet gericht tegen de partiële niet-ontvankelijkheid die in eerste aanleg is uitgesproken.
<u>Omvang hoger beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep is in zijn geheel aan beoordeling in hoger beroep onderworpen.
Aan de verdachte is, met inachtneming van de in eerste aanleg gevorderde en toegewezen wijziging, ten laste gelegd:
dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 15 april 2009, althans in de periode van 1 november 2008 tot en met 15 april 2009,
op het Nederlands Antilliaans gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of in Sri Lanka
en/of in Canada en/of in Sint Thomas en/of op Montserrat en/of op Guadeloupe en/of op Antigua
samen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meerdere personenen, uit <i>winst</i>bejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot de Nederlandse Antillen en/of het verblijf in/op de Nederlandse Antillen en/of het vertrek uit de Nederlandse Antillen en/of daartoe een of meer personen, uit winstbejag, gelegenheid en /of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de toegang en/of dat verblijf en/of dat vertrek wederrechtelijk was, hebbende verdachten en/of zijn mededader(s) toen aldaar tegen betaling, een onbekend aantal personen, te weten [x] en/of [y] en/of [z] en/of [a] en/of [b] en/of [c] en/of [d] en/of [e] en/of een of meer andere personen met de Sri Lankaanse nationaliteit, met een vliegtuig en/of een boot via diverse andere (ei)landen vervoerd naar Sint Maarten en/of onderdak, dan wel een verblijfplaats geregeld voor deze personen op Sint Maarten (bijvoorbeeld in het Sea Breeze Hotel) en/of met een of meerdere boten vervoerd vanaf Sint Maarten (naar omliggende eilanden) zonder dat deze personen in bezit waren van een vergunning tot tijdelijk verblijf in de Nederlandse Antillen, althans zonder geldige reisdocumenten voor de Nederlandse Antillen en/of zonder dat deze personen in bezit waren van voldoende middelen van bestaan,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van bovenstaande gedragingen een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (<i>cursief</i>). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Het Hof ziet ervan af de bewijsmiddelen in het vonnis op te nemen, aangezien ingevolge artikel 10, tweede lid, van de geldende Cassatieregeling de verdachte geen beroep in cassatie kan instellen tegen bij verstek gewezen vonnissen.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
Het Hof komt tot een ander oordeel met betrekking tot de bewezenverklaring die is opgenomen in het vonnis van 21 september 2009.
De rechter in eerste aanleg heeft het strafverzwarende bestanddeel “terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van bovenstaande gedragingen een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt” van lid 4 van artikel 203a van het Wetboek van Strafrecht niet bewezen geacht. In eerste aanleg is een ander element van dit strafverzwarende bestanddeel, het “in vereniging begaan door meerdere personen”, wel bewezen verklaard.
Blijkens zijn verklaring van 20 april 2009 heeft de verdachte niet incidenteel, maar meerdere malen, gedurende een langere periode (“6 á 7 jaar”) en met betrekking tot uiteenlopende groepen personen concrete uitvoeringshandelingen verricht, die erop waren gericht deze personen wederrechtelijk naar en van Sint Maarten te vervoeren, eventueel met een andere eindbestemming. Uit voornoemde en andere verklaring(en) blijkt eveneens dat de verdachte deze handelingen telkens verrichtte tegen betaling.
Het Hof oordeelt derhalve dat uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen wel degelijk voldoende feiten en omstandigheden blijken die bewezenverklaring van dit strafverzwarende bestanddeel – gewoonte en beroepsmatig handelen – kunnen dragen.
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang tot of het verblijf in de Nederlandse Antillen, of hem daartoe uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat de toegang tot of het verblijf in dat land wederrechtelijk is, meermalen gepleegd, terwijl hij daar een beroep of gewoonte van maakt,
strafbaar gesteld bij artikel 203a lid 1 jo 4 van het Wetboek van Strafrecht,
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf </u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Mensensmokkel is een misdrijf dat het overheidsbeleid van de Sint Maarten en andere landen met betrekking tot de bestrijding van illegaal verblijf doorkruist en waardoor de (internationale) openbare orde wordt aangetast.
Het betreft hier bovendien een zeer ernstig misdrijf, waarbij naar alle waarschijnlijkheid mensenlevens verloren zijn gegaan. De rol van de verdachte in de samenwerking was aanzienlijk, aangezien hij de contactpersoon was tussen de personen die Sri Lanka c.q een transitoland wilden verlaten enerzijds en de personen die het vervoer regelden anderzijds.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden. Het Hof is van oordeel dat aan de ernst van het feit en het belang om de verdachte en anderen ervan te weerhouden feiten als de onderhavige te plegen, onvoldoende recht is gedaan door de strafoplegging in eerste aanleg.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 31en 59 van het Wetboek van Strafrecht.
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 21 september 2009, behoudens de in eerste aanleg uitgesproken niet-ontvankelijkheid en doet opnieuw recht als volgt:
verklaart bewezen dat de verdachte het feit zoals hierboven bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen hem meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als bovenomschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaar;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.E. de Kort, J. de Boer en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie , en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 25 november 2010.