ZAAKNR: KG-71/09-H-12/09
UITSPRAAK: 5 november 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
[werkneemster],
wonend op Sint Maarten,
voorheen eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. E.J. Maduro,
CHECKMATE SECURITY SERVICES N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem.
Partijen worden hierna [werkneemster] en Checkmate genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (hierna: GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van 29 mei 2009.
1.2 [werkneemster] is in hoger beroep gekomen van dit vonnis door indiening op 19 juni 2009 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij afzonderlijke memorie van grieven, ingediend op 9 juli 2009, heeft [werkneemster] acht grieven aangevoerd, deze toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de door [werkneemster] gevorderde voorziening zal toewijzen, met veroordeling van Checkmate in de kosten van beide instanties.
1.3 Checkmate heeft op 10 augustus 2009 een memorie van antwoord ingediend en geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep, al dan niet onder aanvulling of verbetering van gronden, zal bevestigen, kosten rechtens.
1.4 Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd. Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.
[werkneemster] is tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen zodat zij daarin kan worden ontvangen.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4.1 Het GEA heeft in rechtsoverwegingen 1.2 tot en met 1.4 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld. Daartegen zijn geen grieven gericht en die feitenvaststelling komt het Hof juist voor. Het Hof zal dan ook van deze feiten uitgaan.
4.2 De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het oordeel van het Hof voor te leggen.
4.3 In de toelichting op de grieven wordt er onder meer over geklaagd dat [werkneemster] versie van de gebeurtenissen rondom het incident op 27 december 2008, niet in aanmerking is genomen terwijl uit die lezing juist zou blijken dat [werkneemster] geen schuld aan het incident zou hebben.
4.4 Tussen partijen staat vast dat de gedraging van [werkneemster] op 27 december 2008 bestond uit het zich onnodig tussen de transportband en een collega doorwringen, waarbij die collega werd geduwd, en het daarop ruzie maken met die collega. De opvatting dat wanneer een onacceptabele gedraging een bepaalde, beweerdelijk gerechtvaardigde aanleiding heeft, deze gedraging geen dringende reden kan vormen voor ontslag op staande voet, vindt geen steun in het recht. Ook ingeval van mogelijk onacceptabel gedrag van een collega jegens [werkneemster], hetgeen overigens door Checkmate gemotiveerd is betwist, kan de gedraging van [werkneemster] een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren.
4.5 Hierbij komt dat uit de schriftelijke verklaring van 5 mei 2009 van [operations supervisor], operations supervisor in dienst bij Checkmate (productie 3 Checkmate in eerste aanleg en productie 2 memorie van antwoord), blijkt dat [werkneemster] door [operations supervisor] in de gelegenheid is gesteld haar verklaring over het incident te geven en zij dit ook heeft gedaan. De daarin vervatte beschrijving van de gebeurtenissen is niet gemotiveerd betwist.
4.6 Dat Checkmate in de ochtend van 28 december 2008 door de politie is gebeld omtrent het lastig vallen door [werkneemster] van de betreffende collega bij dier woning, zoals ook in de ontslagbrief is vermeld, is onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat [werkneemster] ontkent toentertijd bij de woning van haar collega in de buurt te zijn geweest, doet daaraan niet af.
4.7 Voorts was het incident van 27 december 2008 niet de enige reden voor ontslag maar was het blijkens de ontslagbrief van 28 december 2008 (productie 1a Checkmate in eerste aanleg) de “druppel die de emmer deed overlopen” en zijn aan het ontslag ook eerdere incidenten ten grondslag gelegd. In eerste aanleg zijn door Checkmate schriftelijke waarschuwingen/schorsingen overgelegd van 16 september 2006, 26 oktober 2007, 21 februari 2008, 21 april 2008, 17 november 2008 (producties 2a tot en met 2e Checkmate eerste aanleg). Deze waarschuwingen/schorsingen als zodanig zijn niet gemotiveerd betwist. Slechts is gesteld dat daaraan telkens verwijtbaar handelen van een derde in plaats van [werkneemster] ten grondslag lag. Zoals onder 4.4 reeds uiteengezet resulteert deze stelling er niet zonder meer in dat de waarschuwingen/ schorsingen in het kader van de beoordeling van de vraag of er een dringende reden voor ontslag bestond, niet kunnen meetellen. Buiten dat geldt dat in de onderhavige kort geding-procedure (waarin geen plaats is voor bewijslevering) voldoende aannemelijk is dat de in de schriftelijke waarschuwingen/schorsingen beschreven incidenten zich hebben voorgedaan zoals daarin beschreven. Aldus is niet voldoende gemotiveerd betwist dat de “emmer vol was” en moet worden geconcludeerd dat na het laatste incident niet meer van Checkmate gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.8 Uit het bovenstaande volgt dat het GEA de vordering terecht heeft afgewezen en het beroep tevergeefs is ingesteld. Het bestreden vonnis zal worden bevestigd en [werkneemster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten in hoger beroep van Checkmate worden veroordeeld.
bevestigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [werkneemster] in de proceskosten van Checkmate, tot op heden begroot op NAF. 296,50 voor betekeningskosten en NAF. 3.400,- voor gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 5 november 2010 tegenwoordigheid van de griffier.