Datum uitspraak: 18 november 2010
Zaaknummer: H-113/2010
Parketnummer: 500.00198/10
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 4 juni 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1972 in Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 19 mei 2010, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2010 in Curaçao.
De verdachte is verschenen. Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. J.J. Oedjaghir, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
dat hij op 11 februari 2010, <i>op</i> het eiland Curaçao door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte met kracht zijn penis in de vagina en zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gestopt en bestaande dat geweld of die feitelijkheid hierin dat verdachte:
- die [slachtoffer] bij de arm heeft gepakt en
- die [slachtoffer] heeft meegetrokken een woning in en
- de deur van die woning op slot heeft gedaan en
- die [slachtoffer] heeft vastgehouden terwijl hij haar kleren uit deed en
- die [slachtoffer] op bed heeft geduwd en- op die [slachtoffer] is gaan liggen terwijl hij haar krachtig vasthield en- de benen van die [slachtoffer] met kracht uit elkaar heeft getrokken
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (<i>cursief</i>). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
De aangeefster heeft bij de rechter-commissaris en ter zitting van het Hof verklaard dat er geen sprake was van verkrachting, maar dat zij zelf met het seksuele contact had ingestemd. De aangeefster heeft op 12 februari 2010, een dag na het voorval, een gedetailleerde verklaring afgelegd. Op 25 februari 2010 is zij opnieuw door de politie verhoord. Haar werd toen voorgehouden dat haar moeder bij de politie was geweest om de aangifte in te trekken omdat haar dochter zou hebben gelogen. De aangeefster heeft hierna nogmaals benadrukt dat hetgeen zij verklaarde de waarheid was en dat zij niet heeft ingestemd met het seksuele contact. De eerdere verklaring en de verklaring die de aangeefster op die dag heeft afgelegd zijn consistent, ook daar waar deze betrekking hebben op het toegepaste geweld. De aangeefster heeft bij de politie onder meer verklaard dat zij had geschreeuwd: “Lagami los”, dat er kort daarna op de deur werd geklopt waarop de verdachte opstond om te gaan kijken en dat zij toen de gelegenheid nam om de woning te verlaten en naar huis te rennen. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige P.] die verklaarde dat hij een vrouwenstem: “Lagami los, Lagami los” hoorde roepen, dat hij opstond om te gaan kijken waar het geschreeuw vandaan kwam, dat hij klopte op de deur van het huis waar het geschreeuw vandaan kwam en dat hij kort daarna de aangeefster voorbij zag rennen. Daarnaast wordt die verklaring ondersteund door de verklaring van [getuige K.], die zegt dat hij haar vanuit de richting van de woning waarin zij met de verdachte had verbleven zag rennen en dat zij huilde. Voorts vindt die verklaring steun in de medische verklaring van de arts die concludeerde dat het bij de aangeefster geconstateerde letsel duidt op een eerste penetratie met geweld. Gezien het voorgaande acht het Hof de verklaringen die de aangeefster bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar.
De verdediging heeft gesteld dat de verklaring van [getuige P.] van het bewijs dient te worden uitgesloten omdat deze getuige onbetrouwbaar is. Daartoe is gesteld dat hij zich misschien vergist over hetgeen hij gehoord dacht te hebben, omdat hij stemmen in zijn hoofd hoort. Bovendien zou hij de vragen mogelijk niet goed hebben begrepen. Het Hof overweegt als volgt. De verklaring van [getuige P.] dat hij een vrouwenstem: “Lagami los” hoorde schreeuwen, dat hij op de deur van de woning heeft geklopt en dat hij de aangeefster kort daarna voorbij zag rennen, vindt steun in de verklaring van de aangeefster. Voor wat betreft het kloppen op de deur vindt deze tevens steun in de verklaring van de verdachte. Het Hof acht de verklaring van [getuige P.] voor wat betreft die feitelijkheden betrouwbaar. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
1. De <u>verklaring van de beëdigde getuige [slachtoffer]</u>, op 28 oktober 2010 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
<small>Ik word [..] genoemd. Ik ken meneer [verdachte]. Ik noem hem [..]. Ik heb op 11 februari 2010 seks met hem gehad. Hij heeft mijn kleren uitgetrokken en zijn penis in mijn vagina gebracht. Ik heb geroepen. </small>
2. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 februari 2010 gesloten en getekend door [agent], agent bij het Korps Politie Curaçao, pv. <u>nummer: 181385.12.02.2010.09:15, 75/10)</u>, voor zover inhoudende als <u>verklaring van de aangeefster [slachtoffer]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Het was 11 februari 2010 in de middag. Ik kwam [verdachte] tegen. [verdachte] zei dat ik met hem mee moest gaan. [verdachte] pakte mij beet bij mijn arm. Ik zei tegen hem dat hij mij los moest laten. [verdachte] trok mij aan mijn arm mee. Hij bracht mij naar een leegstaande woning. [verdachte] trok mij mee naar de achterdeur. [verdachte] maakte de deur open. Hij trok mij aan mijn arm mee naar binnen. Hierna deed hij de deur op slot. Ik bleef steeds tegen [verdachte] zeggen dat hij mij los moest laten. Hij hield mij zo hard vast dat ik niet veel kon doen. Met een hand hield hij mij vast en met de andere hand trok hij mijn T-shirt uit. [verdachte] begon de knoop van mijn spijkerbroek los te maken. Het lukte hem om deze los te krijgen. Het lukte [verdachte] om mijn onderbroek naar beneden te halen. Hierna duwde hij mij op het bed. Ik probeerde weer op te staan. Hij hield mij aan mijn hand vast. Hij duwde mij weer op het bed. [verdachte] trok zijn spijkerbroek en zijn onderbroek uit. Zijn onderlichaam was ontbloot. Hij kwam op mij liggen. Hierna pakte hij mij aan mijn beide armen stevig vast. Hij begon mij te zoenen. Ik probeerde mijn gezicht weg te draaien zodat hij mij niet kon zoenen. Het lukte hem toch om mij op mijn mond te kussen. Het lukte om zijn tong in mijn mond te doen. Hij probeerde mijn benen uit elkaar te halen. Ik voelde dat hij een erectie had. Ik probeerde mijn benen weer dicht te krijgen. Hij deed mijn benen weer uit elkaar. Hij hield mijn beide handen met een hand stevig vast. Met de andere hand probeerde hij zijn penis in mijn vagina te stoppen. Het lukte hem eerste niet om mij met zijn penis te penetreren. Hierna drukte hij zijn penis tegen mijn vagina aan. Hij duwde zijn penis met kracht mijn vagina binnen. Ik begon te huilen en zei tegen hem dat hij moest ophouden. Ik begon heel hard te schreeuwen want ik had veel pijn ondervonden toen hij mij met zijn penis penetreerde. Ik bleef heel hard schreeuwen dat hij mij moest laten gaan. Opeens kwam iemand aan de deur kloppen. Ik herkende de stem van [getuige P.]. [verdachte] stond op. Op dat moment kon ik opstaan en mijn broek aantrekken. [verdachte] ging naar de deur om te kijken wie daar buiten stond. Zo kon ik naar de andere voordeur lopen zodat ik via deze deur de woning kon verlaten. Eenmaal buiten rende ik naar huis. Thuis aangekomen kwam ik [getuige K.] tegen. Ik had hem alles verteld wat er met mij was gebeurd. Ik was helemaal overstuur. </small>
3. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 februari 2010 gesloten en getekend door [agent en briegadier], respectievelijk agent en brigadier bij het Korps Politie Curaçao, <u>pv. nummer: 181385.25.02.2010.12:45, 86/10)</u>, voor zover inhoudende als <u>verklaring van de aangeefster [slachtoffer]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Die dag van het gebeuren heeft hij mij naar die woning meegetrokken. Eenmaal in de woning heeft hij zelf mijn kleren uitgetrokken. Hierna had hij zijn eigen kleren uitgetrokken. De hele tijd dat ik in de kamer met [verdachte] was, was ik aan het huilen. Ik bleef [verdachte] zeggen dat hij moest stoppen en dat hij mij moest laten gaan. Toen [verdachte] mij met zijn penis in mijn vagina probeerde te penetreren, schoof ik telkens opzij. Het moment dat het hem toch lukte om met zijn penis in mijn vagina te penetreren schreeuwde ik met harde stem: “Stop laga mi los, no hasi’e”. </small>
4. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 1 maart 2010 gesloten en getekend door [brigadier en brigadier], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, <u>pv. nummer: 181385.23.02.2010.14:50, 84/10)</u>, voor zover inhoudende als <u>verklaring van de getuige [getuige K.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Ik ben met [slachtoffer] bevriend. Ik noem haar [xxx].
Ongeveer twee weken geleden zag ik [slachtoffer] aan komen lopen vanuit de richting van de woning van een man die ik onder de bijnaam [verdachte] ken. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat zij aan het huilen was. Ik zag ook dat haar haren helemaal in de war zaten. Zij bleef maar doorhuilen en liep naar huis.
Zij vertelde mij dat [verdachte] haar had verkracht. Zij vertelde mij verder dat zij had geschreeuwd en dat [getuige P.] op de deur kwam kloppen. </small>
5. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 26 februari 2010 gesloten en getekend door [agent en brigadier], respectievelijk agent en brigadier bij het Korps Politie Curaçao, <u>pv. nummer: 181385.26.02.2010.12:10, 87/10)</u>, voor zover inhoudende als <u>verklaring van de getuige [getuige P.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Het was twee weken geleden. Ik was aan het slapen. Ik werd wakker van geschreeuw. Het was geschreeuw alsof iemand in nood was. Het was een vrouwelijke stem. Ik hoorde de persoon schreeuwen: “Lagami los, lagami los” (“Laat me los, laat me los”; opm. HvJ). Het geschreeuw kwam van een naastgelegen leegstaande woning. Ik liep op het geschreeuw af. Dit leidde mij naar de achterste deur van de woning. Ik klopte aan de achterste deur en vroeg wie daar binnen was. Ik kreeg geen gehoor. Ik keerde mij om en liep naar huis. Onderweg zag ik [slachtoffer] voorbij rennen. </small>
6. Een geschrift, te weten <u>een geneeskundige verklaring d.d.12 februari 2010 van de arts dr. M.C. Moses</u>, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
<small>Bij onderzoek:
Vulva zeer gezwollen met blauwe plekken en kleine bloedinkjes in het slijmvlies. Het maagdenvlies vertoont algehele zwelling.
Conclusie:
De slijmvliesletsels en maagdenvliesletsels duiden op een eerste penetratie en met geweld. </small>
7. De <u>verklaring van de verdachte</u>, op 28 oktober 2010 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
<small>Op 11 februari 2010 was ik bij een huis waar ik werk. Dat meisje woont in een flat daar vlakbij. Ik heb mij zelf uitgekleed. We hebben seks gehad. Ik hoorde geklop aan de deur. Ik ben gaan kijken wie er bij de deur was. Het is mij gelukt om haar te penetreren. </small>
8. Een proces-verbaal van verhoor in het kader van de bewaring, d.d. 3 maart 2010, opgemaakt door mr. J.G.M. Kroeze, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht, voor zover inhoudende, als <u>verklaring van de verdachte</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Toen ik mijn penis bij haar naar binnen had gebracht werd er op de deur geklopt. [getuige P.] stond voor de deur. </small>
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting,
strafbaar gesteld bij artikel 248 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een vijftienjarig meisje verkracht. Door zich hieraan schuldig te maken heeft verdachte de lichamelijke integriteit van dit meisje geschonden. De verdachte heeft, aldus handelend, slechts oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de ernstige gevolgen die zijn daden voor het slachtoffer zouden kunnen hebben. Dit is een ernstig strafbaar feit.
Het Hof acht een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde, gelet ook op de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder -weliswaar niet voor zedendelicten, maar wel- voor onder meer geweldsdelicten strafrechtelijk is veroordeeld, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 31 van het Wetboek van Strafrecht.
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 4 juni 2010 en doet opnieuw recht;
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, J.R. Sijmonsma en P.E. de Kort, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 18 november 2010.