ECLI:NL:OGHACMB:2010:BO5025

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H 97/2010
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor vuurwapenbezit tijdens Carnaval op Curaçao

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor het bezit van een vuurwapen tijdens de Carnavalsoptocht op Curaçao. De verdachte, een recidivist, werd op 17 februari 2010 betrapt met een op single action staand pistool, geladen met dertien scherpe patronen, tussen het publiek. De procureur-generaal had in eerste aanleg een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, welke door de rechtbank werd opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij vrijspraak heeft gevraagd voor andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de eerdere veroordeling vernietigd, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het bezit van het vuurwapen en de munitie. Het Hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het gebeurde en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan op 18 november 2010, na een onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 28 oktober 2010.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 november 2010
Zaaknummer: H 97/2010
Parketnummer: 500.00175/10
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao van 26 maart 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1968 op Curaçao,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring in Curaçao
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 26 maart 2010, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2010 in Curaçao.
De verdachte is verschenen. Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouwe mr. O. Kostrzewski naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
<u>Tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
<small>dat hij op of omstreeks 17 februari 2010 op het eiland Curaçao voorhanden heeft gehad een vuistvuurwapen, merk Taurus, kaliber 380, in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of dertien, althans een of meerdere patronen van het kaliber 380, in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;</small>
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof op enkele onderdelen tot andere beslissingen komt.
<u>Bewezenverklaring</u>
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
<small>dat hij op 17 februari 2010 op het eiland Curaçao voorhanden heeft gehad een vuistvuurwapen, merk Taurus, kaliber 380, <i>zijnde</i> een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en dertien, patronen van het kaliber 380, <i>zijnde</i> munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.</small>
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring <i>cursief weergegeven</i> verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
<u>Bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Een proces-verbaal van bevindingen en aanhouding nr. 64/10 met aanvulling, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten [H. en K.] – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 17 februari 2010, omstreeks 00:25 uur, bevonden wij ons in uniform gekleed op de Roodeweg, belast met het toezicht op de Carnavalstoet. Ik, [H.], zag twee mannen die heel kort op elkaar stonden te praten en van wie één zijn hemd zeer verdacht naar beneden trok, alsof hij iets in zijn broek had verborgen. Ik, [H.], ging naar hen toe en zei hun dat ik een controle op basis van de Opium- en Vuurwapenwet op hen wilde uitoefenen. Beide mannen begonnen achterwaarts te lopen en één van hen, kort en blank, hield mij, [H.], tegen om niet bij de andere man van donkere huidskleur te komen, zeggende “No ta e, no ta e, e no a hasi nada”. Ik, [H.], gaf een stoot aan de man die mij tegenhield zodat ik achter de man met de donkere huidskleur aan kon gaan. Ik, [K.], ging achter [H.] aan. Ik, [H.], zat kort op de man met de donkere huidskleur, hij sloeg linksaf op de kruising Roodeweg / Boerhavestraat en op een gegeven moment zag en hoorde ik hoe hij iets onder een auto die links van de weg was geparkeerd, weggooide. Ik, [H.] bleef achter de man met de donkere huidskleur aan gaan en in de De Ojedastraat haalde ik hem in en bracht hem naar de grond. Op mijn aanwijzing ging [K.] naar de auto onder welke de man met de donkere huidskleur iets had gegooid. Onder deze auto trof ik, [K.], ter hoogte van het rechter achterwiel een zilverkleurig pistool aan. Het wapen stond bij aantreffen op single action. Het betrof een pistool van het merk Taurus cal. 380, model PT-938, met bijbehorende patroonhouder en 13 scherpe patronen. De man gaf op te zijn genaamd [verdachte].
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd in hoger beroep, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op een nacht in februari 2010 tijdens het carnaval op de Roodeweg en rende op een bepaald moment hard weg. Ik werd door een man achtervolgd. Deze man bracht mij ten val. Degene die mij achtervolgde en ten val bracht bleek een politieambtenaar te zijn.
Een proces-verbaal van de Technische Recherche Curaçao nr. 029/2010, voor zover inhoudende als verklaring van de technisch rechercheur – zakelijk weergegeven:
dat bij onderzoek van het pistool van het merk Taurus, model PT-938, kaliber .380 en 13 scherpe patronen van het kaliber .380, dit vuurwapen en deze patronen deugdelijk bleken te zijn.
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening, meermalen gepleegd.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
Verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf en/of maatregel</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte bevond zich met een op single action staand pistool, geladen met dertien scherpe patronen, tussen het publiek op de openbare weg bij de Carnavalsoptocht. Het dragen van een schietklaar vuurwapen daar en toen tussen vele feestvierende mensen is een potentieel zeer gevaarlijk feit. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf voor lange duur is ten aanzien van deze feiten geïndiceerd.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij reeds eerder voor delicten met een geweldsaspect en vuurwapenbezit tot gevangenisstraf is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan de gevangenisstraf voor de duur als door de procureur-generaal is geëist.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31 en 59 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao van 26 maart 2010 en doet opnieuw recht;
verklaart bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 18 november 2010.