ECLI:NL:OGHACMB:2010:BO5010

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 164/05- H 49/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake nietigheid van exploot en betekening van processtukken

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, betreft het een hoger beroep van de rechtspersoon naar buitenlands recht KIL(L)DARE PROPERTIES LTD en de naamloze vennootschap ISLAND HOTEL CORPORATION N.V. (samen Killdare c.s.) tegen de naamloze vennootschap WEST INDIES DIVE BAR N.V. (WIDB). De zaak is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 26 maart 2010, waarin het vonnis van het Hof van 20 juni 2008 werd vernietigd en de zaak werd verwezen voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de nietigheid van het exploot van 6 december 2007 niet had uitgesproken, omdat de deurwaarder niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor betekening. Dit leidde tot de conclusie dat de akte van hoger beroep en de memorie van grieven opnieuw betekend moesten worden, tenzij er al een memorie van antwoord was genomen.

In deze procedure heeft WIDB na het arrest van de Hoge Raad een memorie na cassatie en tevens een memorie van antwoord ingediend. Het Hof concludeert dat de akte van hoger beroep en de memorie van grieven bekend zijn bij WIDB, waardoor deze stukken niet opnieuw betekend hoeven te worden. Het Hof stelt vast dat partijen nog het recht hebben om te pleiten, maar gezien het tijdsverloop wordt hen slechts eenmaal de gelegenheid geboden om dit te doen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 17 december 2010 voor pleidooi, waarbij partijen de keuze hebben om pleitnotities over te leggen of mondeling te pleiten. Het Hof houdt iedere verdere beslissing aan tot na het pleidooi.

Uitspraak

UITSPRAAK: 5 november 2010
ZAAKNR.: AR 164/05- H 49/07
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht KIL(L)DARE PROPERTIES LTD,
gevestigd in Anguilla en Sint Maarten,
2. de naamloze vennootschap ISLAND HOTEL CORPORATION N.V.,
eiseressen in eerste aanleg, thans, na vernietiging en verwijzing in cassatie, wederom appellanten, hierna te samen Killdare c.s. genoemd,
gemachtigden: mr. J. Veen,
tegen
de naamloze vennootschap WEST INDIES DIVE BAR N.V. (hierna WIDB),
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde in eerste aanleg, thans, na vernietiging en verwijzing in cassatie,
wederom geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. W.A. van Sambeek en A.A. Ettema.
1. Het verdere verloop van de procedure
Voor hetgeen in dit geschil in feitelijke instanties is geschied, wordt verwezen naar de betreffende vonnissen in eerste aanleg en in hoger beroep zoals vermeld in het door de Hoge Raad in deze zaak op 26 maart 2010, NJ 2010, 188 gewezen arrest, welk arrest zich eveneens bij de stukken bevindt. In dit arrest heeft de Hoge Raad het vonnis van het Hof alhier van 20 juni 2008 vernietigd en het geding naar dit Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing.
Partijen zijn vervolgens in staat gesteld om een verdere reactie te geven. Killdare c.s. hebben een memorie na verwijzing genomen, WIDB heeft een memorie na cassatie tevens memorie van antwoord genomen, waarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 26 maart 2010 geoordeeld dat de klacht doel treft dat het Hof in zijn uitspraak van 20 juni 2008 ten onrechte niet de nietigheid van het exploot van 6 december 2007 heeft uitgesproken, omdat de deurwaarder niet heeft voldaan aan het op grond van art. 1 lid 3 en art. 2 lid 1 Rv geldende voorschrift dat hij, indien de geëxploiteerde weigert het afschrift in ontvangst te nemen, een afschrift van het exploot aan de woonplaats van de geëxploiteerde achterlaat in een gesloten envelop dan wel, indien dat feitelijk onmogelijk is, terstond een afschrift ter post bezorgt. Dit oordeel van de Hoge Raad betekent dat het Hof dus de nietigheid van het exploot van 6 december 2007 had moeten uitspreken, hetgeen met zich brengt dat thans geen nader onderzoek meer kan worden gedaan naar het antwoord op de vraag of de deurwaarder in feite heeft gehandeld conform de inhoud van de betekeningsartikelen. De Hoge Raad oordeelt immers dat het Hof de nietigheid van het exploot had behoren uit te spreken.
2.2 Bovenstaande betekent in beginsel dat de akte van hoger beroep en de memorie van grieven (opnieuw) moeten worden betekend. Dit beginsel kent in elk geval uitzondering indien al een memorie van antwoord is genomen. Die memorie kan immers alleen maar een reactie zijn op een bij de nemer van dat antwoord bekende memorie van grieven. WIDB heeft na het arrest van de Hoge Raad een memorie na cassatie tevens memorie van antwoord genomen, en heeft in dit stuk onder 2.9 vermeld dat zij, WIDB, in de memorie na cassatie alsnog verweer zal voeren tegen de grieven, hetgeen zij ook heeft gedaan. Het Hof trekt hieruit de conclusie dat de akte van hoger beroep en de memorie van grieven bekend zijn bij WIDB, zodat deze stukken niet meer aan haar betekend hoeven te worden.
2.3 Nadat de memorie van antwoord is genomen, hebben partijen nog het recht om te pleiten. In elk geval WIDB is nog niet in staat gesteld om dit recht uit te oefenen, zodat het Hof de zaak zal verwijzen naar de rol van 17 december 2010 voor pleidooi. Waar deze zaak is begonnen met een op 21 juni 2005 ter griffie ingediend verzoekschrift waarbij is verzocht de zaak op verkorte termijn te behandelen, acht het Hof, gelet op de sindsdien verstreken tijd, termen aanwezig om partijen slechts één maal de gelegenheid te geven om te pleiten. De zaak zal dus meteen voor P3 op de rol worden geplaatst. Indien partijen mondeling willen pleiten, dient dit eveneens op die dag te gebeuren, en wel om 16.30 uur en dient een partij die dit wenst, dit minimaal een week voor 17 december 2010 aan de wederpartij en aan het Hof door te geven.
2.4 Het Hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
BESLISSING:
Het Hof:
alvorens verder te beslissen:
stelt partijen in staat om ofwel pleitnotities over te leggen ter rolle van dit Hof alhier op 17 december 2010, P3, dan wel om mondeling te pleiten op die dag vanaf 16.30 uur, eveneens P3;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 5 november 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.