ECLI:NL:OGHACMB:2010:BO4979

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 1062/06 - H 162/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Winter, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis. De curator, mr. E. Bokkes, trad op als geïntimeerde in deze procedure. Het Hof heeft vastgesteld dat de appellant te laat hoger beroep heeft ingesteld, wat heeft geleid tot zijn niet-ontvankelijkheid. De procedure begon met een tussenvonnis op 25 mei 2010, waarin de appellant de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over de aanwezigheid van zijn gemachtigde bij de eerdere uitspraak op 16 februari 2009. Het Hof concludeerde dat mr. De Winter op die datum nog steeds als gemachtigde van de appellant optrad, ondanks zijn bewering dat hij geen werkzaamheden verrichtte. Het Hof oordeelde dat mr. De Winter of een andere gemachtigde aanwezig was bij de uitspraak, en dat de appellant geen bewijs heeft geleverd om dit te weerleggen. Hierdoor werd vastgesteld dat de appellant te laat was met het indienen van het hoger beroep. Het Hof heeft de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op NAF. 398,15 aan verschotten en NAF. 8.800,-- aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

Registratienummers: AR 1062/06 - H 162/09
Uitspraak: 26 oktober 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis
in de zaak van:
[appellant],
wonend in Nederland,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. A.J. de Winter,
- tegen -
mr. E. BOKKES q.q. (in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Tu Tu Tango N.V.)
wonend op Curaçao,
oorspronkelijk eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E. Bokkes.
Geïntimeerde zal hierna worden aangeduid als de curator, appellant zal bij zijn volledige naam worden genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst het Hof naar zijn tussenvonnis van 25 mei 2010 in deze zaak.
1.2 [appellant] heeft een akte uitlating genomen. De curator heeft vervolgens een contra akte genomen.
1.3 Vonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling van de ontvankelijkheid
2.1 Bij tussenvonnis is [appellant] in de gelegenheid gesteld om zich erover uit te laten of hij, mr. De Winter of een andere voor hem optredende gemachtigde/rolwaarnemer op 16 februari 2009 bij de uitspraak van het vonnis onder nummer AR 1062/2006 aanwezig was of dat het vonnis op die datum aan hem is meegedeeld in de zin van art. 264 lid 2 Rv (waaronder begrepen het ter griffie in ontvangst nemen van het vonnis).
2.2 Uit de door [appellant] genomen akte volgt genoegzaam dat mr. De Winter niet als zijn gemachtigde is gedesisteerd. Hij gold daarom op 16 februari 2009 nog steeds als zijn gemachtigde, zoals ook op de rol van die datum staat vermeld. Dat mr. De Winter op dat moment feitelijk geen werkzaamheden voor [appellant] verrichtte, zoals hij heeft gesteld, doet daaraan niet af. Het bij tussenvonnis voorshands gegeven oordeel dat mr. De Winter op 16 februari 2009 nog als gemachtigde van [appellant] optrad, maakt het Hof daarom bij deze tot zijn definitieve oordeel dienaangaande.
2.3 Nu vast staat dat mr. De Winter op de rol van 16 februari 2009 tevens de gemachtigde was van de andere gedaagde partij in de procedure, [andere gedaagde], mr. De Winter blijkens de bij de akte gevoegde producties kort na de rolzitting van 16 februari 2009 over het op die datum uitgesproken vonnis beschikte en aan [andere gedaagde] heeft toegezonden, [appellant] geen andere verklaring heeft gegeven voor het feit dat mr. De Winter van de uitspraak op de hoogte was en over het vonnis beschikte en mede gelet op de omstandigheid dat meer zaken van het kantoor van mr. De Winter op de rol werden behandeld, zoals het Hof ook ambtshalve heeft kunnen waarnemen, acht het Hof voorshands bewezen dat mr. De Winter of een voor hem waarnemende kantoorgenoot of (andere) rolgemachtigde op de zitting aanwezig was. [appellant] heeft overigens geen (tegen)bewijs aangeboden en het Hof ziet ook geen aanleiding hem ambtshalve in de gelegenheid te stellen tegen dit bewijsvermoeden tegenbewijs te leveren. Dit betekent dat ervan uit dient te worden gegaan dat een gemachtigde van [appellant] bij de uitspraak van het vonnis van 16 februari 2009 tegenwoordig is geweest.
2.4 Uit het voorgaande en hetgeen reeds is overwogen bij tussenvonnis volgt dat [appellant] te laat hoger beroep heeft ingesteld. Hij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Als de in het ongelijk gestelde partij zal hij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
BESLISSING
Het Hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de curator gevallen en tot op heden begroot op NAF. 398,15 aan verschotten en NAF. 8.800,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 26 oktober 2010.