ZAAKNR: AR-3699/06-H-149/09
UITSPRAAK: 19 oktober 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
1. [appellant T.]
wonend in Aruba,
2. de naamloze vennootschap
ARUBA SAILKART N.V.,
gevestigd in Aruba,
voorheen eisers in conventie en gedaagden in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. H.S. Croes,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
voorheen gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.D. Langerak.
Appellanten worden hierna [appellant T.] en Sailkart genoemd. Geïntimeerde wordt hierna het Land genoemd.
1. Verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen vonnis van 8 oktober 2008 van het GEA.
1.2 [appellant T.] cs zijn in hoger beroep gekomen van dat vonnis door indiening op 18 november 2008 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij afzonderlijke memorie van grieven, ingediend op 29 december 2008, hebben [appellant T.] en Sailkart zes grieven aangevoerd, deze toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en de vordering in conventie zal toewijzen en de vordering in reconventie zal afwijzen, met veroordeling van het Land in de proceskosten.
1.3 Op 11 maart 2009 heeft het Land een memorie van antwoord ingediend met conclusie dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, eventueel met verbetering van gronden, met veroordeling van [appellant T.] en Sailkart in de kosten.
1.4 Op de daarvoor nader bepaalde dag, 8 december 2009, hebben partijen pleitnotities overgelegd.
1.5 Bij brief van 15 januari 2010 heeft de griffier van het Hof griffierecht nagevorderd en een termijn gesteld. Op 30 maart 2010 hebben [appellant T.] en Sailkart de naheffing aan griffierecht betaald. Vonnis is nader bepaald op heden.
[appellant T.] cs zijn tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen zodat zij daarin kunnen worden ontvangen.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4.1 Het GEA heeft in rechtsoverwegingen 2.1 en 2.2 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld. Daartegen zijn geen grieven gericht en die feitenvaststelling komt het Hof juist voor. Het Hof zal dan ook van deze feiten uitgaan.
4.2 De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het oordeel van het Hof voor te leggen.
4.3 In deze procedure hebben [appellant T.] cs (op grond van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking) schadevergoeding van het Land gevorderd van gestelde kosten van ontginning en ontwikkeling van een terrein dat Sailkart in gebruik heeft gehad. Het Land heeft het verweer gevoerd dat [appellant T.] geen zelfstandig belang heeft bij de vordering omdat hij heeft gehandeld als oprichter en daarna als bestuurder van Sailkart, waardoor zijn rechten en verplichtingen bij de oprichting op Sailkart zijn overgegaan. [appellant T.] heeft op dat verweer gereageerd door te stellen dat het onduidelijk is of de rechten en verplichtingen zijn overgegaan op Sailkart en het daarom is aangewezen dat [appellant T.] mede als eisende partij optreedt.
4.4 Het lag op de weg van [appellant T.] en Sailkart, zeker na het daartoe strekkende verweer van het Land, om deugdelijk onderbouwd te stellen welke schade door Sailkart is geleden en welke schade door [appellant T.] (en zonodig op welke wijze/in welke hoedanigheid) is geleden. Nu zij dit hebben nagelaten, hebben [appellant T.] en Sailkart niet aan hun stelplicht voldaan en zal hun vordering reeds op deze grond moeten worden afgewezen.
4.5 Anders dan het GEA is het Hof van oordeel dat van een huurovereenkomst tussen Land en Sailkart niet gebleken is. Partijen hebben wederzijds gesteld dat er geen huurovereenkomst bestaat, waarbij zij steeds hebben aangegeven dat er wel een aanbod van het Land lag maar dat door de niet-aanvaarding daarvan nooit een huurovereenkomst tot stand is gekomen. Aldus kan een huurovereenkomst niet de grondslag vormen van de reconventionele vordering van het Land. In zoverre slaagt de tegen rechtsoverweging 4.3 van het bestreden vonnis gerichte derde grief.
4.6 De door het Land aangevoerde grondslag voor zijn vordering, inhoudend dat voor het gebruik van het terrein zonder recht of titel een gebruiksvergoeding is verschuldigd, vindt geen steun in het recht. Voor zover het Land ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad als grondslag heeft aangevoerd, is dit niet met relevante feitelijke stellingen (bijvoorbeeld omtrent verarming of schade) gestaafd. De reconventionele vordering van het Land dient daarom alsnog afgewezen te worden.
4.7 Uit het voorgaande volgt dat het vonnis van het GEA zal worden vernietigd voor zover de reconventionele vordering is toegewezen (met inbegrip van de daarbij behorende kostenveroordeling), deze vordering alsnog zal worden afgewezen met veroordeling van het Land in de proceskosten van [appellant T.] en Sailkart in eerste aanleg, en het bestreden vonnis voor het overige zal worden bevestigd. Nu partijen in hoger beroep over een weer in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten van het appel worden gecompenseerd.
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in reconventie gewezen;
doet in zoverre opnieuw recht en wijst de vordering van het Land af;
veroordeelt het Land in de proceskosten van [appellant T.] en Sailkart in eerste aanleg, tot op heden begroot op Afl. 9.800,- aan gemachtigdensalaris;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, F.J.P. Lock en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Aruba uitgesproken op 19 oktober 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.