ECLI:NL:OGHACMB:2010:BO3013

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR-191/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis en beoordeling van de rechtsorde in strafzaken

In deze zaak verzoekt de verdachte om schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 27 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris. De verdachte, geboren in 1977 te Curaçao en thans gedetineerd, was eerder door de rechter-commissaris in voorlopige hechtenis genomen voor een termijn van zestig dagen op 5 oktober 2010. De verdachte heeft op 7 oktober 2010 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de behandeling van het beroep in raadkamer op 26 oktober 2010 zijn de procureur-generaal, de verdachte en zijn raadsvrouw verschenen. Het Hof heeft de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw, alsook die van de procureur-generaal, in overweging genomen. Het Hof concludeert dat er geen gronden zijn die het voortduren van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. De enkele omstandigheid dat de verdachte mogelijk een levenslange gevangenisstraf kan krijgen, is niet voldoende om de voorlopige hechtenis te handhaven. Het Hof benadrukt dat voor het aannemen van een ernstig geschokte rechtsorde, zoals bedoeld in artikel 101 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, concrete feiten en omstandigheden moeten worden aangetoond die wijzen op maatschappelijke onrust.

In dit geval, waarbij de verdachte wordt verdacht van het aanbieden van een koffer met 6,5 kilo verdovende middelen op luchthaven Hato, is niet gebleken dat er sprake is van een dergelijke onrust. Het Hof oordeelt dat het beroep gegrond is en wijst de vordering tot gevangenhouding af. De onmiddellijke invrijheidsstelling van de verdachte wordt bevolen. Deze beschikking is gegeven door de leden van het Hof en uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Datum beschikking: 27 oktober 2010
Nummer HAR-191/10
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
gegeven in het hoger beroep zijdens de verdachte ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 5 oktober 2010, in de zaak van:
[verdachte],
geboren te Curaçao op [datum] 1977,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
1. Het onderzoek van de zaak
1.1. Deze beschikking is gegeven naar aanleiding van de behandeling van het beroep in raadkamer op 26 oktober 2010 in Curaçao. Verschenen zijn de (fgd) procureur-generaal, mr. M.L. Angela, de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.O. Gomes.
1.2. Het Hof heeft kennis genomen van hetgeen de verdachte, zijn raadsvrouw en de procureur-generaal naar voren hebben gebracht.
2. De feiten
2.1. Op 5 oktober 2010 heeft de rechter-commissaris de gevangenhouding van de verdachte bevolen voor een termijn van zestig dagen.
2.2. De verdachte is bij beroepschrift, op 7 oktober 2010 ter griffie ingekomen, van die beschikking in hoger beroep gekomen, waarbij hij, naar het Hof aanneemt: subsidiair, schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verzocht.
3. De beoordeling
3.1. Het beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat de verdachte daarin kan worden ontvangen.
3.2. Het Hof acht geen gronden aanwezig die het voortduren van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen.
3.3. Daarbij merkt het Hof op dat de enkele omstandigheid dat wegens het door de verdachte vermoedelijk begane feit een levenslange gevangenisstraf kan worden opgelegd, onvoldoende is als grond voor voorlopige hechtenis. Voor het aannemen van een ernstig geschokte rechtsorde in de zin van art. 101 lid 2 Sv zal voorts in geval van een verdenking wegens het vervoeren, al dan niet grensoverschrijdend, van verdovende middelen door zogenoemde koeriers niet snel sprake zijn. Daarvoor is noodzakelijk - kort samengevat - dat uit concrete feiten en omstandigheden blijkt van maatschappelijke onrust wegens het vermoedelijk begane feit of van vrees dat als gevolg van het vrijlaten van de verdachte maatschappelijke onrust zal ontstaan. Dat is in dit geval (aanbieden van een koffer met 6,5 kilo verdovende middelen op luchthaven Hato, met kennelijke bestemming Nederland) niet gebleken of aannemelijk geworden. Ten overvloede overweegt het Hof dat dit oordeel ten aanzien van het al dan niet aannemen van een geschokte rechtsorde in het kader van de beslissing ter zake van de voorlopige hechtenis los dient te worden gezien van de eventueel door de zittingsrechter later op te leggen straf, zowel naar modaliteit als naar hoogte of duur daarvan.
3.4. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. Doende wat de rechter-commissaris had behoren te doen, zal het Hof de vordering tot gevangenhouding afwijzen en de onmiddellijke invrijheidsstelling van de verdachte bevelen.
4. De beslissing
Het Hof:
wijst de vordering tot gevangenhouding af;
beveelt de onmiddellijke invrijheidsstelling van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.J.P. Lock, E.M. van der Bunt en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en uitgesproken op 27 oktober 2010 in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier.