ECLI:NL:OGHACMB:2010:BO3001

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 155/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om maatregelen in de gevangenis door gedetineerden

Op 12 oktober 2010 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, vertegenwoordigd door hun raadsman mr. J.J. Oedjaghir, een verzoek hebben ingediend op basis van artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit verzoek was gericht aan het land de Nederlandse Antillen, de Minister van Justitie en de directeur van de Bon Futuro gevangenis. De verzoekers vroegen om het terugdraaien van niet wettelijk geregelde beslissingen die genomen waren na juni 2010, om nieuwe maatregelen langzaam in te voeren met overleg met de gedetineerden, en om de teruggave van goederen die door hen in de gevangenis waren gekocht, dan wel om schadevergoeding te ontvangen, op straffe van een dwangsom.

De procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, heeft tijdens de behandeling van het verzoek op 5 oktober 2010 in raadkamer betoogd dat de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard moesten worden. Hij stelde dat artikel 43 Sv niet bedoeld is voor een 'class action' zoals deze, en dat de vordering niet aan het Hof, maar aan het Gerecht in Eerste Aanleg voorgelegd moest worden. Bovendien zou de vordering betrekking hebben op maatregelen die het regiem in de gevangenis betroffen, waarvoor artikel 43 Sv niet is geschreven, en er zou geen sprake zijn van dringende noodzakelijkheid. De procureur-generaal verwees ook naar eerdere uitspraken van het Hof die deze stelling ondersteunden.

Het Hof heeft de argumenten van de procureur-generaal gevolgd en heeft de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek. De uitspraak is gedaan in raadkamer, waarbij de griffier aanwezig was. Deze beslissing benadrukt de grenzen van artikel 43 Sv en de noodzaak voor verzoeken die het gevangenisregiem betreffen om via andere juridische kanalen te worden ingediend.

Uitspraak

UITSPRAAK: 12 oktober 20010
HAR nummer 155 van 2010
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking ex art. 43 Sv in de zaak van:
[voorzitter] en [secretaris] in hun hoedanigheid van respectievelijk voorzitter en secretaris van de ASOSIASHON BON FUTURO (hierna verzoekers)
1 Het verloop van de procedure
Verzoekers hebben een verzoek ex artikel 43 Sv ingediend waarin zij hebben verzocht om het land de Nederlandse Antillen en/of de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen en/of de directeur van de Bon Futuro gevangenis te bevelen om:
- binnen twee maal 24 uur alle beslissingen, die niet wettelijk geregeld zijn terug te draaien tot het niveau van voor juni 2010;
- indien er noodzakelijke nieuwe maatregelen nodig zijn deze langzaam in te voeren, met de nodige voorbereiding vooraf en overleg met de gedetineerden, althans met hun vertegenwoordigers;
- alle goederen die in de gevangenis door de gedetineerden waren gekocht aan hen terug te geven, dan wel om hen een schadevergoeding te betalen,
één en ander op straffe van een dwangsom.
Het verzoek is op 5 oktober 2010 in raadkamer behandeld in tegenwoordigheid van verzoekers, hun raadsman mr. J.J. Oedjaghir en van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans. Verzoekers hebben bij monde van hun raadsman hun standpunt weergegeven zoals vermeld in de overgelegde toelichting. De procureur-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekers om meerderen redenen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
De uitspraak is bij vervroeging bepaald op heden.
2 De beoordeling
3.1 Volgens de procureur-generaal dienen verzoekers niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat art. 43 Sv niet is geschreven voor een “class action” als de onderhavige, omdat hun vordering in elk geval niet aan het Hof, maar aan het Gerecht in Eerste Aanleg moet worden voorgelegd, de vordering betrekking heeft op maatregelen betrekking hebbend op het regiem in de gevangenis waarvoor art. 43 Sv niet is geschreven en omdat er geen sprake is van dringende noodzakelijkheid. Verzoeken als de onderhavige dienen, aldus de procureur-generaal, voorgelegd te worden aan de Commissie van Toezicht.
3.2 Verzoekers dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, reeds omdat de vordering een kwestie betreft die het binnen de gevangenis toegepaste regiem betreft, en niet valt onder het in art. 43 Sv bedoelde belang van een goede strafrechtsbedeling (zie ook de uitspraak van dit Hof van 16 oktober 2009, LJN: BK1211).
BESLISSING:
Het Hof:
Verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek.
Aldus gegeven in raadkamer door mrs. J.R. Sijmonsma, J. de Boer en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie op 12 oktober 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.