ECLI:NL:OGEANA:2010:BQ8956

Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R.K. 53/10
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlof met elektronisch toezicht en vernietiging ministeriële beschikking

In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1963 te Saba en thans gedetineerd op Sint Maarten, op 13 september 2010 een verzoek ingediend om verlof onder elektronisch toezicht. Dit verzoek was gericht aan de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen, die op 6 september 2010 had besloten verzoeker dit verlof niet te vergunnen. De Minister baseerde zijn beslissing op eerdere veroordelingen van verzoeker en het aantreffen van verdovende middelen en een verboden voorwerp tijdens zijn detentie. Verzoeker was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 maanden, met aftrek van voorarrest, en had een datum voor voorwaardelijke invrijheidsstelling op 26 februari 2011.

Tijdens de behandeling van het verzoek op 22 september 2010, waren zowel verzoeker als zijn raadsman, mr. E.F. Sulvaran, aanwezig, evenals de officier van justitie, mr. R. Mud. De directeur van de strafgevangenis, de heer R.C. Ricardo, was ook aanwezig. Verzoeker voerde aan dat hij in aanmerking moest komen voor elektronisch toezicht, en dat eerdere veroordelingen en het aantreffen van een mobiele telefoon niet relevant waren voor zijn huidige verzoek. De officier van justitie stelde dat verzoeker niet ontvankelijk was, maar vroeg ook om de Minister de gelegenheid te geven opnieuw te beslissen, gezien de mogelijkheid van onjuiste informatie.

Het Gerecht oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat het belang van een goede strafrechtsbedeling dit vereiste. Het Gerecht concludeerde dat de Minister mogelijk is uitgegaan van onjuiste informatie en dat de beslissing niet deugdelijk was gemotiveerd. Daarom werd de ministeriële beschikking van 6 september 2010 vernietigd en werd de Minister opgedragen opnieuw te beschikken. De beslissing werd op 29 september 2010 gegeven door mr. M. Keppels, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten.

Uitspraak

Zaaknummer: R.K. 53/10
Datum beschikking: 29 september 2010
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zittingsplaats Sint Maarten
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1963 te Saba,
wonende te Saba, thans te Sint Maarten gedetineerd,
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door mr. E.F. Sulvaran.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Verzoeker heeft op 13 september 2010 een verzoek – ex artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering – ingediend, strekkende tot het bevelen van het Land de Nederlandse Antillen althans de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen om verzoeker te vergunnen de gevangenis waarin hij zijn vrijheidsstraf ondergaat, voorafgaande aan diens voorwaardelijke invrijheidsstelling, met verlof te verlaten onder elektronisch toezicht.
1.2 Het verzoek is behandeld in raadkamer van 22 september 2010. Daarbij zijn verschenen verzoeker en zijn raadsman, mr. E.F. Sulvaran, alsmede de officier van justitie mr. R. Mud, vergezeld van de Directeur van de Strafgevangenis en het Huis van Bewaring op Sint Maarten, de heer R.C. Ricardo.
2. De feiten
2.1 Verzoeker is op 9 mei 2009 in verzekering gesteld en op 12 augustus 2009 bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis van dit Gerecht veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 (drieëndertig) maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
2.2 Namens de Minister van Justitie is bij ministeriële beschikking van 6 september 2010, No. 13/10/GWS besloten aan verzoeker niet te vergunnen de gevangenis, waarin betrokkene op grond van voornoemd vonnis gevangenisstraf ondergaat, voorafgaande aan de vroegst mogelijke datum voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, welke vooralsnog is bepaald op 26 februari 2011 tot aan deze datum te verlaten. In de ministeriële beschikking is overwogen dat ten aanzien van betrokkene geen gunstige beslissing inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling is te verwachten omdat, verkort weergegeven:
- betrokkene in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumlandsverordening 1960;
- bij betrokkene gedurende zijn detentieperiode op 17 oktober 2009 verdovende middelen (marihuana) werden aangetroffen;
- dat de kans op recidive bij betrokkene hierdoor groot moet worden geacht;
- dat op 21 juni 2010, dus gedurende het adviestraject om in aanmerking te komen voor verlof onder elektronisch toezicht, een door de directeur verboden voorwerp (mobiele telefoon) bij betrokkene is aangetroffen;
- dat betrokkene hierdoor gehandeld heeft in strijd met artikel 7 sub c en d van de Beschikking elektronisch toezicht;
- dat op grond van de verstrekte gegevens betrokkene geacht moet worden niet dan wel onvoldoende voorbereid te zijn op terugkeer in de maatschappij.
2.3 Aan verzoeker is 10 oktober 2010 meegegeven als datum van verlof met elektronisch toezicht.
3. De standpunten
3.1 Door en namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker in aanmerking dient te komen voor elektronisch toezicht. Volgens verzoeker is hij slechts één keer eerder veroordeeld in 2000 en dient daar thans aan te worden voorbijgegaan. Voorts is voordat de criteria voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling dan wel verlof onder elektronisch toezicht intern bekend zijn gemaakt een kleine hoeveelheid marihuana in de cel van verzoeker aangetroffen – waarvoor hij disciplinair is gestraft – zodat dit verzoeker nu niet tegengeworpen kan worden. Bij verzoeker is nimmer een mobiele telefoon aangetroffen; hij is disciplinair gestraft voor het niet afgeven van een I-pod. De overige afwijzingsgronden betreffen slechts speculaties en vermoedens, zodat ook deze de afwijzing niet kunnen dragen.
3.2 Door de officier van justitie is primair aangevoerd dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht om de Minister van Justitie in de gelegenheid te stellen om een nieuwe beslissing te nemen, aangezien de Minister bij de afwijzingsgrond betreffende het aantreffen van een mobiele telefoon bij verzoeker, mogelijk uit is gegaan van onjuiste informatie. Door de Directeur van de Strafgevangenis en het Huis van Bewaring op Sint Maarten is in raadkamer verklaard dat verzoeker disciplinair is gestraft vanwege het niet afgeven van een I-pod.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1 Allereerst wordt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het verzoek het navolgende overwogen. Op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering kan in alle gevallen waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, een verzoek om een zodanige voorziening worden gedaan door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft. Volgens vaste jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, valt het stadium van de executie binnen het bereik van genoemde strafrechtsbedeling. Het Wetboek van Strafvordering bevat geen regeling omtrent de vraag of iemand al dan niet in aanmerking komt voor elektronisch toezicht. Gelet op de inhoud van de Ministeriële beschikking met algemene werking van 10 augustus 2005 houdende regels voor het toepassen van elektronisch toezicht (hierna: Beschikking elektronisch toezicht), valt de vraag of iemand in aanmerking komt voor elektronisch toezicht binnen het bereik van de executie van een gevangenisstraf. In de Beschikking elektronisch toezicht is geen rechtsmiddel opgenomen dat kan worden ingesteld indien op een verzoek afwijzend wordt beschikt, zodat het belang van een goede strafrechtsbedeling met zich brengt dat een verzoek als de onderhavige aan de rechter kan worden gedaan. Gelet ook op het belang van elektronisch toezicht voor verzoeker en de aan verzoeker meegedeelde datum van verlof voor elektronisch toezicht, is een voorziening dringend noodzakelijk. Aldus kan verzoeker in zijn verzoek worden ontvangen.
4.2 Vervolgens komt de vraag aan de orde of de Minister van Justitie bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid afwijzend heeft kunnen beslissen op het verzoek van verzoeker. In de omstandigheid dat de Minister van Justitie bij de besluitvorming over het verzoek mogelijk is uitgegaan van onjuiste informatie, dan wel de beslissing van de Minister van Justitie ten aanzien van het aantreffen van een mobiele telefoon bij verzoeker – gelet op hetgeen hiervoor onder ‘de standpunten’ is vermeld – niet deugdelijk is gemotiveerd, ziet het Gerecht aanleiding de ministeriële beschikking van 6 september 2010 te vernietigen en Minister van Justitie te gebieden opnieuw te beschikken.
5. De beslissing:
Het Gerecht:
Vernietigt de ministeriële beschikking van 6 september 2010, No. 13/10/GWS en gebiedt de Minister om opnieuw te beschikken;
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is op 29 september 2010 gegeven door mr. M. Keppels, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.