GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN zittingsplaats Curaçao
Vonnis in kort geding van 22 juli 2010
1. [moeder],
2. [vader],
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van
[sporter],
beiden wonende op Curaçao,
eisers,
gemachtigde mr. C.A. Peterson,
de vereniging JUDO ASSOCIATIE CURACAO,
gevestigd op Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde N. Matheeuw.
Partijen zullen hierna eisers en de vereniging genoemd worden.
Eisers hebben op 15 juli 2010 een verzoekschrift in kort geding, voorzien van producties, ingediend. Op 21 juli 2010 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Eisers zijn toen verschenen, vergezeld door hun gemachtigde voornoemd. Ook de materiële procespartij in deze, [sporter], was tijdens de behandeling aanwezig. Namens de vereniging zijn naast haar gemachtigde voornoemd, verschenen mevrouw M. Braafhart, voorzitter van de vereniging. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Partijen hebben ieder daartoe een pleitnota overgelegd. Voorafgaand en tijdens de mondelinge behandeling zijn door beide partijen (aanvullende) producties overgelegd. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2.1. Eisers zijn de ouders van de minderjarige [sporter] en bevoegd om als zodanig, als formele procespartij, [sporter] in rechte te vertegenwoordigen. [sporter] is 16 jaar oud. Hij beoefent de judosport op het hoogste niveau. [sporter] heeft in zijn gewichts- en leeftijdklasse een aantal keren het kampioenschap van Curaçao en de Nederlandse Antillen gewonnen, laatstelijk in 2009. Ook heeft hij deelgenomen aan diverse internationale kampioenschappen en heeft hij daarmee vele prijzen gewonnen.
2.2. De vereniging is de overkoepelende organisatie van verenigingen die op Curaçao de judosport bevorderen. Deze zijn als lid aangesloten bij de vereniging. [sporter] is lid van een van de aangesloten verenigingen.
2.3. Onder auspiciën van de vereniging worden centrale trainingen verzorgd voor diegenen die op het hoogste niveau de judosport beoefenen. De vereniging zorgt voor de ondersteuning en begeleiding van deze personen op internationale kampioenschappen, mits deze zich daarvoor hebben gekwalificeerd. De vereniging wordt internationaal beschouwd als de enige overkoepelende organisatie voor beoefenaars van de judosport op Curaçao.
2.4. De vereniging wordt blijkens de statuten in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter, de penningmeester en de secretaris.
2.5. [sporter] wil in juli 2010 deelnemen aan de Junior US Open Judo Championships, te houden in Fort Lauderdale, Florida, Verenigde Staten van Amerika. De vereniging zal daar met een delegatie vertegenwoordigd zijn. De vereniging heeft [sporter] laten weten zijn kandidatuur voor deelname niet te ondersteunen. De vereniging neemt hem niet op in de delegatie. Zijn deelname aan het kampioenschap wordt daardoor geblokkeerd.
3.1. Eisers vorderen dat het gerecht voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. het besluit van de vereniging om [sporter] niet op te nemen in de afvaardiging en uit te zenden naar de 2010 Junior US Open Judo Championships op te schorten en wel todat in een door eisers en [sporter], aangaande de nietigheid of vernietiging van dit besluit, binnen een door het gerecht in redelijkheid te bepalen termijn te entameren bodemprocedure onherroepelijk zal zijn beslist,
2. de vereniging zal bevelen [sporter] op te nemen in de delegatie voor de 2010 Junior US Open Judo Championships, althans de vereniging zal bevelen om, binnen een andere door het gerecht in goede justitie te bepalen termijn, opnieuw, met inachtname van de in dat kader toepasselijke normen en regels en het in de te geven beslissing dienaangaande door het gerecht overwogene, te beslissen over de opname van [sporter] in de Curaçaose delegatie naar de 2010 Junior US Open Judo Championships, een en ander onder verbeurte door de vereniging ten faveure van eisers van een dwangsom van NAF 15.000,00 voor iedere na het in deze te wijzen vonnis of de betekening daarvan aan haar, aan te vangen dag zonder dat de vereniging aan de te geven veroordeling zal hebben voldaan,
3. de vereniging te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. Voornoemde eis is ter zitting vermeerderd in die zin dat aan het onder 2 gevorderde wordt toegevoegd dat [sporter] onder dezelfde voorwaarden kan deelnemen als die de vereniging aan andere door haar toegelaten deelnemers aan het kampioenschap zal bieden. De vereniging heeft zich tegen de eisvermeerdering niet verzet. Omdat overigens niet is gebleken dat de vereniging door de eisvermeerdering in haar verdediging zal worden geschaad, zal de eisvermeerdering worden toegelaten en zal daarop worden recht gedaan.
3.3. Aan hun vordering leggen eisers ten grondslag dat – voor zover hier van belang en samengevat – de vereniging oneigenlijke gronden aanvoert voor het uitsluiten van [sporter] voor het betreffende kampioenschap in Fort Lauderdale (hierna: het kampioenschap). De reden zou eerst zijn gelegen in het feit dat de moeder van [sporter] (eiseres sub 1) rechtstreeks contact had opgenomen met het Nederlands Antilliaans Olympisch Comite over deelname van [sporter] aan een internationale wedstrijd. Volgens de vereniging had zij dit niet mogen doen. Later zou de penningmeester van de vereniging hebben gesteld dat [sporter] geroyeerd zou worden in verband met een door de vereniging vermoede poging van de vader van [sporter] (eiser sub 2) om de vereniging voor ongeveer NAF 2.000,00 op te lichten. Eisers stellen dat het besluit van de vereniging onredelijk is en op die grond vernietigbaar, althans dat de vereniging daarmee onrechtmatig handelt jegens eisers c.q. [sporter]. Zij voeren aan dat zij, althans [sporter], in deze als belanghebbenden in de zin van artikel 2:21 lid 3 BWNA zijn aan te merken en als zodanig de vernietiging van het besluit van de vereniging, in een bodemprocedure zouden kunnen vorderen.
3.4. De vereniging bestrijdt dat de reden voor uitsluiting van deelname aan het kampioenschap alleen in de voornoemde redenen is gelegen. De vereniging stelt voorop dat [sporter] de laatste maanden onvoldoende heeft getraind. Er moet vier keer per week worden getraind terwijl [sporter] gedurende de laatste vier maanden in totaal maar tien keer heeft getraind. Daarnaast zou het gedrag van [sporter] niet naar behoren zijn. Tijdens een trainingskamp in Sint Maarten in 2006 waren er al problemen. [sporter] zou zich toen niet sportief en professioneel hebben gedragen. Dit jaar heeft [sporter] tijdens een demonstratiewedstrijd aan zijn tegenstander letsel toegebracht. Zijn reactie daarop was niet meelevend en onsportief.
3.5. Het meest verstrekkende verweer van de vereniging is echter dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering omdat de vereniging pas op de avond voorafgaand aan het kort geding, daarvan op de hoogte werd gesteld waardoor zij onvoldoende tijd heeft gehad zich hierop voor te bereiden.
4.1. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen volgt uit de voorzieningen zelf en is overigens door de vereniging niet weersproken zodat het gerecht daarvan zal uitgaan.
4.2. Dat de vereniging onvoldoende mogelijkheid heeft gehad zich op de onderhavige procedure voor te bereiden, kan in zijn algemeenheid niet tot de niet-ontvankelijkheid van eisers leiden, zoals door de vereniging bepleit. Hooguit kan het een reden zijn voor aanhouding van de behandeling van het kort geding, echter laat de gevraagde voorziening een uitstel van de behandeling niet toe. Naar eisers onbestreden hebben gesteld, dient de aanmelding voor het kampioenschap uiterlijk op 23 juli a.s. door de organisatie in de Verenigde Staten te worden ontvangen. Overigens heeft de vereniging wel enige voorbereidingstijd gehad. De vereniging heeft het verweerschrift al op 15 juli 2010 opgesteld omdat zij, zoals zij stelt, een kort geding in deze kwestie al zag aankomen.
4.3. Het verweerschrift is, voor zover hier van belang, door de voorzitter en de de penningmeester ondertekend. De secretaris heeft niet ondertekend. Dit geeft aanleiding tot enkele overwegingen omtrent de rechtsgeldige vertegenwoordiging van de vereniging in deze procedure. Voorop staat dat eisers de bevoegdheid van de tijdens de behandeling aanwezige voorzitter tot vertegenwoordiging van de vereniging niet betwisten. De bevoegdheid is echter van openbare orde en dient daarom door het gerecht ambtshalve te worden onderzocht. Ingevolge de statuten van de vereniging zijn de voorzitter, de penningmeester en de secretaris bevoegd de vereniging in en buiten rechte te vertegenwoordigen. In zoverre hieruit zou volgen dat deze bestuursleden slechts gezamenlijk bevoegd zijn, volgt uit de ondertekening van het verweerschrift door tevens de penningmeester van de vereniging – die niet tijdens de behandeling is verschenen – in ieder geval zijn instemming met het daarin vervatte verweer. Weliswaar heeft de secretaris van de vereniging het verweerschrift niet ondertekend, maar is de reden daarvoor, naar de voorzitter tijdens de behandeling heeft gesteld, gelegen in het feit dat deze momenteel met vakantie is en daardoor niet bereikt kan worden. Gelet hierop, alsmede het feit dat een meerderheid van de tot vertegenwoordiging bevoegde bestuursleden aantoonbaar het hierin gevoerde verweer ondersteunt, kan wel worden aangenomen dat de voorzitter in deze procedure alleen bevoegd is de vereniging te vertegenwoordigen, althans daartoe een voldoende volmacht heeft gekregen.
4.4. De inhoudelijke beoordeling is dan als volgt. De vereniging stelt dat de belangrijkste reden voor de uitsluiting van [sporter] voor het kampioenschap is dat hij onvoldoende heeft getraind, alsmede dat zijn opstelling onsportief en niet professioneel is. [sporter] zou er meermalen op zijn gewezen dat zijn aanwezigheid bij de trainingen een voorwaarde was voor deelname aan internationale kampioenschappen. In ieder geval moest er vanaf maart dit jaar, vier keer per week worden getraind.
4.5. [sporter] erkent dat hij niet zoveel heeft getraind als hiervoor omschreven. Hij onderkent dat er vier keer per week een centrale training was en dat hij daarbij in beginsel aanwezig moest zijn. Hij stelt echter problemen te hebben gehad met de pancreas en dat hij daardoor met de vele trainingen waarschijnlijk een gewicht zou bereiken waarmee hij buiten zijn gewichtsklasse zou vallen. Bovendien had hij van school het nodige in te halen en ontbrak het hem daarom aan voldoende tijd. Hij heeft nooit gehoord dat dit een probleem zou zijn, in de zin dat hij om die reden van deelname aan het kampioenschap zou kunnen worden uitgesloten. Ook in voorgaande jaren is dit nooit als eis gesteld. Hij stelt dat hij na zijn laatste proefwerkweek in juni veel meer wilde trainen ter voorbereiding op het kampioenschap. Dit zou mogelijk zijn omdat voor het kampioenschap een andere indeling van gewichtsklassen geldt dan voor de andere nationale en internationale wedstrijden. Toen hem in juni werd verteld dat hij niet tot het kampioenschap zou worden toegelaten, heeft hij de voorgenomen trainingsarbeid zoals hiervoor omschreven, niet meer opgepakt. Bovendien is hij op de centrale trainingen niet meer welkom, zo is hem door gedaagde te verstaan gegeven.
4.6. Het gerecht volgt eisers c.q. [sporter] in het voormeld verweer. De vereniging heeft niet geconcretiseerd, en daarmee niet aannemelijk gemaakt, dat zij [sporter] erop heeft gewezen dat hij niet zou kunnen deelnemen aan het kampioenschap als hij niet vier keer per week zou trainen. Voorts heeft de vereniging niet bestreden de stelling van [sporter] dat in voorgaande jaren deze voorwaarde niet werd gesteld, althans niet werd gehandhaafd, zodat ook op grond van het beleid in voorgaande jaren [sporter] niet met de uitsluiting van deelname aan het kampioenschap rekening had hoeven te houden. Voorts heeft de vereniging de door [sporter] opgegeven reden voor het verzuimen van de trainingen niet in twijfel getrokken. Uit al het voorgaande volgt dat thans de vereniging in redelijkheid de trainingsfrequentie niet als criterium voor deelname aan het kampioenschap kan stellen. Het gerecht neemt daarbij in aanmerking dat gedaagde voor haar beslissing om [sporter] van het kampioenschap uit te sluiten aanvankelijk andere reden heeft opgegeven dan het verzuimen van trainingen hetgeen leidt tot aarzeling over de oprechtheid waarmee dit argument nu door de vereniging wordt aangevoerd.
4.7. Voornoemde aarzeling bestaat evenzeer ten aanzien van het door de vereniging aangedragen argument dat de opstelling c.q. het gedrag van [sporter] niet naar behoren zou zijn. Ook dit argument is niet eerder dan in de onderhavige procedure als reden voor uitsluiting van deelname van [sporter] aan het kampioenschap aangevoerd. Daarbij betwist [sporter] gemotiveerd de incidenten die de vereniging ter onderbouwing van deze argumentatie heeft aangevoerd, althans de beschrijving door de vereniging daarvan, waardoor deze incidenten in deze procedure niet zijn komen vast te staan, althans niet op de wijze zoals door de vereniging beschreven. Ook deze incidenten c.q. argumentatie kunnen derhalve niet tot uitsluiting van deelname van [sporter] aan het kampioenschap leiden.
4.8. De vereniging geeft voorts als reden voor uitsluiting van deelname aan het kampioenschap een door haar gestelde poging tot fraude door de vader van [sporter], (eiser sub 2) aan. Voorts acht de vereniging het ongelukkig dat de moeder van [sporter] (eiseres sub 1) rechtstreeks, dus buiten haar om, contact heeft opgenomen met het Nederlands Antilliaans Olympisch Comite en tevens buiten de vereniging om contact zoekt met de pers. Eisers hebben de door gedaagde hiertoe gestelde feiten betwist c.q. in een ander daglicht gesteld. Hoe dit ook zij, in redelijkheid kunnen de door de vereniging aan de ouders van [sporter] verweten gedragingen geen reden zijn voor uitsluiting van deelname van [sporter] aan het kampioenschap. In beginsel zouden de sportieve prestaties van de betrokkene tot criterium moeten worden genomen en niet het handelen van diens ouders, althans niet in zoverre deze met geen mogelijkheid de prestaties van de betrokkene en het team nadelig kunnen beïnvloeden.
4.9 Nu de vereniging geen andere criteria voor deelname heeft aangevoerd als hiervoor besproken, is niet gebleken van een redelijke grond voor de vereniging om [sporter] uit te sluiten van deelname aan het kampioenschap. Voorts is er geen redelijke grond voor het hem onthouden van de voorwaarden die de vereniging ook aan andere deelnemers aan de delegatie biedt. De uitsluiting van [sporter] van deelname aan het kampioenschap is hiermee, naar het voorlopig oordeel van het gerecht, onzorgvuldig jegens eisers c.q. [sporter] en daarmee onrechtmatig. Het gevorderde bevel tot opname van [sporter] in de afvaardiging wordt daarom toegewezen, dit onder dezelfde voorwaarden c.q. faciliteiten als die voor de andere deelnemers aan de delegatie gelden. Het gerecht neemt daarbij in aanmerking dat het belang van [sporter] bij toewijzing van dit bevel, naar het oordeel van het gerecht veel groter is dan het belang van de vereniging bij afwijzing daarvan.
4.10. Het gerecht ziet aanleiding om, als gevorderd, aan het voorgaande een dwangsom te verbinden, evenwel acht het, gelet op de aard en het belang van de zaak een matiging en een maximering als hierna te noemen passend.
4.11. Met de toewijzing van het voornoemde, heeft [sporter] geen belang meer bij de eveneens gevraagde voorziening om het besluit om [sporter] niet op te nemen in de afvaardiging en uit te zenden op te schorten, reden waarom het gerecht deze voorziening afwijst.
4.12. De vereniging zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de vereniging worden begroot op NAF 1.500,00 voor de gemachtigde, NAF 450,00 voor het griffiegeld. De deurwaarder heeft zijn kosten niet opgegeven, reden waarom deze op het gebruikelijk afgeronde tarief van NAF 280,00 worden geschat.
Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1. beveelt de vereniging [sporter] op te nemen in de delegatie voor de 2010 Junior US Open Judo Championships, onder dezelfde voorwaarden (faciliteiten) die de vereniging aan andere delegatieleden biedt,
5.2. bepaalt dat voor iedere volle werkdag dat de vereniging na de betekening van dit vonnis met het voornoemde in gebreke blijft, ten faveure van eisers een dwangsom van NAF 5.000,00 verbeurt tot een maximum van NAF 25.000,00 ,
5.3. veroordeelt de vereniging in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisers begroot op NAF 2.130,00,
5.4. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2010.