ECLI:NL:OGEANA:2010:BM1509

Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen

Datum uitspraak
12 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 2010/99 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door kapokbomen en afwijzing van vorderingen in kort geding

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, hebben eisers, wonende in de Margrietlaan te Curaçao, gedaagden aangeklaagd wegens overlast veroorzaakt door kapokbomen in de tuinen van de gedaagden. De eisers stelden dat de overwaaiende pluizen van deze bomen onrechtmatige hinder veroorzaakten. De bomen stonden al vijftig jaar en bloeiden in beginsel één keer in de twee jaar, van februari tot half april. De rechter oordeelde dat het spoedeisend belang ontbrak voor de eisers, omdat de bloeiperiode van de bomen op het moment van de behandeling van de zaak al bijna voorbij was. De rechter benadrukte dat de beoordeling van onrechtmatige hinder afhankelijk is van de aard, ernst en duur van de hinder, evenals de plaatselijke omstandigheden. De eisers sub 1 en 3, die recent in de Margrietlaan waren komen wonen, hadden de bomen kunnen zien en waren zich bewust van de mogelijke overlast. De vordering tegen gedaagde sub 1 werd afgewezen, evenals de vorderingen van eisers sub 4 en 5, die onvoldoende bewijs hadden geleverd van de schade. De rechter concludeerde dat de eisers in de proceskosten van de gedaagden moesten worden veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken op 12 april 2010.

Uitspraak

Zaaknummer: AR 2010/99 KG
Vonnisdatum: 12 april 2010
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zittingplaats Curaçao
Vonnis in kort geding in de zaak van
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
3. [eiser sub 3],
4. [eiser sub 4]
5. [eiser sub 5],
allen wonende op Curaçao,
eisers,
gemachtigden: mrs. E.A. Knoppel en D.I.E.I. Lichtenberg,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
4. [gedaagde sub 3],
allen wonend op Curaçao,
gedaagden,
gedaagde sub 1 in persoon verschenen, gedaagden 2 en 4 niet verschenen.
1. Het procesverloop
Eisers hebben gedaagden gedagvaard en gevorderd conform de inhoud van het in die dagvaarding opgenomen petitum. Op de voor behandeling bepaalde dag en tijdstip zijn verschenen eisers sub 1 en sub 5 in persoon, vergezeld van mr. Knoppel en gedaagde sub 1 en gedaagde sub 3, [H.R.], beiden in persoon. Nadat tegen gedaagden sub 2 en 4 verstek is verleend, hebben partijen over en weer hun standpunten toegelicht, waarbij eisers een situatieschets en een emailbericht hebben overgelegd. Partijen hebben het gerecht over en weer foto’s laten zien. De vordering tegen gedaagde sub 3, [H.R.], is, met zijn goedvinden, door eisers ingetrokken.
Vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
Eisers stellen dat de in de tuinen van gedaagden staande kapokbomen zoveel overlast veroorzaken door overwaaiende pluizen dat die situatie als onrechtmatig moet worden aangemerkt en dat daarom aan die situatie een eind moet worden gemaakt.
Gedaagde sub 1 heeft de vordering bestreden.
3. De beoordeling
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de producties kan, voor zover relevant, van het volgende worden uitgegaan. Partijen wonen allen in de Margrietlaan alhier. Eisers sub 2, 4 en 5 wonen aan dezelfde kant van de straat als gedaagden sub 2 en 4. Eisers sub 1 en 3 wonen met gedaagde sub 1 aan de andere kant van de straat. Partijen wonen redelijk dicht bij elkaar. Elke gedaagde heeft twee kapokbomen in zijn of haar tuin staan en die bomen staan er ongeveer 50 jaar of langer. Er staan in de buurt ook op de openbare weg kapokbomen. Kapokbomen bloeien in beginsel 1 maal in de twee jaar en de bomen in de straat bloeien niet allemaal in hetzelfde jaar. Tijdens de bloeiperiode, die begint in februari en eindigt omstreeks half april en waarbij een boom ongeveer twee maanden bloeit, pluizen de bomen in hoge mate, en wel zodanig dat in belendende percelen als het ware “sneeuwtapijten” in de tuinen ontstaan. De pluizen verstoppen elektrische apparaten als airco’s en waterpompen van zwembaden en waaien ook de huizen binnen. De pluizen laten zich moeizaam verwijderen. De pluizen kunnen allergie-aanvallen veroorzaken, en veroorzaken deze ook bij de kinderen van eiser sub 2 en de echtgenote van eiser sub 1.
Eisers sub 1 en sub 3 wonen ongeveer 25 jaar in de Margrietlaan, eiser sub 2 ongeveer 15 jaar, eiser sub 4 woont er enkele maanden en eiser sub 5 woont er ongeveer 18 maanden.
3.2 Eisers sub 1 en 3 hebben gesteld dat het vooral de bomen van gedaagde sub 1 zijn die bij hen overlast veroorzaken. Deze overlast vindt volgens hen al sinds februari 2010 plaats.
Gedaagde sub 1 heeft als eerste aangevoerd dat hij niet inziet waarom de zaak nu zoveel haast heeft. Hiermee heeft hij het spoedeisend belang betwist. Gelet op de voorshands vaststaande feiten dat één of beide bomen van gedaagde sub 1 al vanaf februari 2010 bloeien en dat de bloeiperiode ongeveer twee maanden duurt, komt het gerecht tot het oordeel dat spoedeisend belang in de verhouding eisers sub 1 en 3 en gedaagde sub 1 inderdaad ontbreekt. Het moet er immers voor worden gehouden dat de pluisuitval veroorzaakt door de twee bomen van gedaagde sub 1 vanaf de dag van behandeling van deze zaak elk moment kan zijn afgelopen. De vordering van eisers sub 1 en 3 tegen gedaagde sub 1 moet dan ook worden afgewezen met veroordeling van die eisers in de aan de zijde van gedaagde sub 1 gerezen proceskosten.
3.3 Gelet op de stelling van eisers sub 1 en 3 dat het vooral de bomen van gedaagde sub 1 zijn die de overlast veroorzaken, wordt hun vordering tegen gedaagden sub 2 en 4 afgewezen omdat onvoldoende feitelijk vaststaat dat de pluizen van de bomen van deze twee gedaagden in zodanige hoeveelheden op de percelen van eisers sub 1 en 3 waaien dat van overlast kan worden gesproken. Eisers 1 en 3 zullen in de aan de zijde van deze twee gedaagden gevallen proceskosten worden veroordeeld.
3.4 Voor wat betreft de vordering van eisers sub 4 en 5 geldt het volgende. De beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt in deze zaak af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade, bezien in verband met de plaatselijke omstandigheden en het antwoord op de vraag of de hinder veroorzakende omstandigheid reeds bestond en bekend had kunnen zijn op het moment dat eisers in de omgeving van die hinder veroorzakende omstandigheid kwamen te wonen (zie ook HR, NJ 1991, 476, overwaaiende onkruidzaden en HR, NJ 1995, 513, overvliegende bijenvolken).
Zoals hiervoor onder 3.1 is vermeld, staan de bomen er al 50 jaar of meer. Gelet op de ter zitting door de verschenen partijen getoonde foto’s zijn de bomen zonder twijfel zo groot dat zij niet zijn te missen indien de straat wordt bezocht. Eisers sub 4 en 5, die pas recent in de Margrietlaan zijn komen wonen, moeten de bomen dan ook hebben gezien voordat zij hebben beslist om daar te gaan wonen, althans hadden deze bomen toen kunnen en/of behoren te zien. Dat zij eventueel niet hebben geweten dat deze bomen kapokbomen zijn of dat zij voordat zij de beslissing namen om in de Margrietlaan te komen wonen die laan niet hebben bezichtigd, is een omstandigheid die, zeker gelet op de zichtbaarheid van de bomen, voor hun risico komt. Dit betekent dat hun vordering moet worden afgewezen, waarbij het gerecht mede heeft gelet op de betrekkelijk korte duur van de bloeiperiode en het feit dat de bomen maar 1 maal in de twee jaar bloeien terwijl er door hen onvoldoende is gesteld over de hoogte van de schade. Een en ander brengt met zich dat eisers 4 en 5 worden veroordeeld in de aan de zijde van gedaagden gerezen proceskosten.
Het gerecht laat bij een en ander onder meer in het midden het antwoord op de vraag of gedaagden, wiens bomen er al stonden voordat elektrische apparaten als airco’s en zwembadpompen werden geplaatst, verplicht zijn om maatregelen te nemen die deze apparaten beschermen, dan wel of van hen die deze apparaten plaatsen terwijl bekend is althans zou moeten zijn dat deze bomen pluizen, mag worden verwacht dat zij maatregelen nemen om te verhinderen dat deze pluizen deze apparaten beschadigen.
3.5 Gelet op de bijna constante windrichting alhier, moet het, gelet op de situatieschets, voor onwaarschijnlijk worden gehouden dat er zoveel pluizen van de bomen van gedaagde sub 1 op het perceel van eiser sub 2 waaien dat daardoor overlast wordt veroorzaakt. De vordering van eiser sub 2 tegen gedaagde sub 1 wordt dan ook afgewezen met veroordeling van hem in de aan de zijde van gedaagde sub 1 gerezen proceskosten.
3.6 Een kort geding als het onderhavige heeft als doel het treffen van een ordemaatregel om aan een dringende ongewenste situatie een einde te maken in afwachting van een bodemprocedure. Gelet op het hiervoor onder 3.1 voorlopig vastgestelde feit dat de bomen van gedaagden sub 2 en 4, voor zover al niet “uitgepluisd” nog slechts enkele dagen zullen pluizen, ziet het gerecht op dit moment geen spoedeisend belang bij eiser sub 2. Alleen al om die reden wordt zijn vordering afgewezen, met veroordeling van hem in de aan de zijde van deze twee gedaagden gerezen proceskosten.
4. De beslissing
Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de aan de zijde van gedaagden gerezen proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 april 2010.