Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
a. Op 19 juni 2002 hebben onder andere [gedaagde A], [gedaagde B], [gedaagde C], [gedaagde D], [gedaagde E] en
[gedaagde F] conservatoir beslag laten leggen op een aantal percelen grond van eisers.
b. Bij brief van 14 februari 2003 heeft Lex Gonzales namens gedaagden -onder meer- het volgende aan de gemachtigde van eisers geschreven:
<i>“In verband met het voornemen van uw cliënten tot verkoop van individuele appartementsrechten en/of de commerciële units danwel de verkoop of verhuur van het gehele resort bericht ik u bij deze dat cliënten op verzoek van uw cliënten te allen tijde bereid zijn de gelegde beslagen geheel of gedeeltelijk op te heffen met het oog op de concrete verkoop danwel verhuur van appartementsrechten danwel delen van het resort.” </i>
c. Bij vonnis van 4 november 2003 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie zijn de conservatoire beslagen opgeheven.
d. Bij vonnis van 14 maart 2006 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie is het vonnis in reconventie van het Gerecht in Eerste Aanleg van 18 mei 2005 in de zaken nummers 97 en 100 van 2002 bevestigd. Na terugverwijzing door de Hoge Raad is het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van 18 mei 2005 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bij onherroepelijke uitspraak van 24 februari 2009 wederom bevestigd.
e. In het onder c. genoemde vonnis van 14 maart 2006 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie onder meer het volgende overwogen:
<i>“4.30 Zoals reeds is overwogen kan niet worden geoordeeld dat de ontwikkelaars in strijd met hun verplichtingen hebben gehandeld door het hotel en een aantal (…) faciliteiten te sluiten. De eigenaren komt terzake geen vorderingsrecht toe, zodat thans moet worden vastgesteld dat de conservatoire beslagen ten onrechte zijn gelegd. Ingevolge vaste rechtspraak (…) is de beslaglegger wiens beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, in beginsel aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens degene op wiens eigendomsrecht het beslag inbreuk heeft gemaakt. Nu niet (voldoende gemotiveerd) gesteld noch gebleken is dat er in casu sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op dat beginsel zouden afdwingen, is de onrechtmatige daad van de eigenaren gegeven.
(…)
4.31 Ten aanzien van de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure overweegt het Hof dat voor toewijzing van die vordering voldoende is dat het bestaan van schade of de mogelijkheid van schade aannemelijk is geworden.
De ontwikkelaars stellen (…) dat zij ten gevolge van het beslag inkomsten hebben gederfd onder meer doordat zij minder appartementen hebben kunnen verhuren en verkopen. Bovendien hebben zij (buitengerechtelijke) kosten moeten maken om het beslag opgeheven te krijgen. Mede gelet op het overgelegde rapport van Deloitte & Touche (…) acht het Hof de mogelijkheid van schade door de gelegde conservatoire beslagen aannemelijk. Of en in welke mate de schade zich daadwerkelijk gerealiseerd heeft, zal in de schadestaatprocedure moeten worden beoordeeld. Ten aanzien van het verweer van de eigenaren dat zij hebben aangeboden om, desgewenst, het beslag geheel of gedeeltelijk op te heffen wanneer zich een serieuze potentiële koper voor een appartement of het hele ressort zou aandienen, overweegt het Hof dat zulks niet afdoet aan de mogelijkheid dat de enkele aanwezigheid van een op het ressort rustend beslag potentiële kopers afschrift. De reconventionele vordering zal derhalve worden toegewezen.”</i>
f. In het onder c. genoemde vonnis van 24 februari 2009 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie onder meer het volgende overwogen:
<i>“Het oordeel van het Hof in reconventie dat de beslaglegging onrechtmatig was, is in cassatie met succes bestreden omdat -zakelijk samengevat- het Hof bij dat oordeel voorbij is gegaan aan de stelling van de eigenaren dat de ontwikkelaars c.s. de sluiting van de faciliteiten aanvankelijk als blijvend hebben gepresenteerd. Zoals hierboven reeds geoordeeld, is niet komen vast te staan dat de ontwikkelaars c.s. de sluiting van de faciliteiten aanvankelijk als blijvend hebben gepresenteerd. Nu het Hof zich verenigt met het voor het overige niet met succes in cassatie bestreden oordeel van het Hof zoals weergegeven in r.o. 4.31 van het vonnis van 14 maart 2006, is de reconventionele vordering in eerste aanleg terecht toegewezen en zal het vonnis waarvan beroep in reconventie worden bevestigd.” </i>