HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN zittingsplaats Bonaire
Registratienummer: AR24/2009
Datum uitspraak: 27 januari 2010
Vonnisnummer:
[A.R.]
te Bonaire
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen: [A.R.]
gemachtigde mrs. C.A. Francis en C.A. Peterson
de verzekeringsmaatschappij
Royal Sun Alliance Insurance Antilles N.V.
te Bonaire
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen: RSA
gemachtigde mr. M.R. Hammoud
<b>In conventie en in reconventie
Voor de loop van het geding verwijst het Gerecht naar de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 3 april 2009, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties,
- het faxbericht van de gemachtigde van [A.R.], waarin deze mededeelt te persisteren en vonnis vraagt.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
a. [A.R.] heeft bij RSA een casco verzekering afgesloten onder polisnummer M0923242.
b. De polisvoorwaarden van RSA vermelden onder meer het volgende:
<i>“Artikel 19 Uitsluitingen
Een verzekerde heeft geen aanspraak op dekking indien:
(…)
11. de schade veroorzaakt is terwijl de feitelijke bestuurder van het motorvoertuig:
(…)
c. in zodanige mate ongeschikt was tot het besturen van motorrijtuigen dat hem zulks door wet of overheid is verboden. De verzekeraar zal niet tot uitkering van het schadebedrag overgaan als de verzekeringnemer nog moet terechtstaan voor het rijden onder invloed van alcohol of andere bedwelmende middelen, tenzij verzekeringnemer kan waarmaken dat hier geen sprake van is geweest;
Artikel 21 Verhaal
Zodra de verzekerde ingevolge de L.A.M. schadevergoeding is verschuldigd en een verzekerde geen aanspraak heeft op dekking, heeft de verzekeraar het recht het door hem verschuldigde, met inbegrip van de kosten te verhalen op:
a. de aansprakelijke verzekerden;
b. de verzekeringnemer.
(…)” </i>
c. [A.R.] is op 5 november 2008 als bestuurder van zijn verzekerde motorvoertuig daarmee betrokken geraakt bij een verkeersongeval.
d. [A.R.] heeft op die datum, terwijl hij zijn motorrijtuig bestuurde, een black-out gekregen en is met zijn motorvoertuig tegen een gebouw van Harbour Village Shopping Center aangereden. Vervolgens is [A.R.] in zijn zwaar beschadigde auto zonder zijn gegevens achter te laten op de plaats van het ongeval zonder de politie te waarschuwen naar huis gereden.
e. Op 6 november 2008 wees onderzoek door de politie uit dat [A.R.] bij het ongeval was betrokken.
f. De schade aan het motorvoertuig van [A.R.] bedroeg NAƒ34.646,43.
g. Het herstel van de schade aan het gebouw van Harbour Village Shopping Center bedroeg US$5.880,00 en is door RSA betaald.
[A.R.] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad RSA zal veroordelen aan [A.R.] te betalen het bedrag van de schade ad NAƒ34.646,43, vermeerderd met de wettelijke rente ad 7% per jaar tot de dag der algehele voldoening en met 15% wegens buitengerechtelijke incassokosten.
[A.R.] heeft het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd:
[A.R.] is op 5 november 2008 uit Nederland aangekomen. Om te kunnen slapen had [A.R.] voor de vlucht een tablet nitrozepam ingenomen. Dit middel maakt na 11 uren niet iemand ongeschikt tot het besturen van een voertuig.
Nadat [A.R.] van het vliegveld was opgehaald is hij naar zijn huis in Sabadeco gereden. Daar heeft hij zijn koffers uitgepakt, heeft hij een douche genomen en heeft zich omgekleed. Daarna is hij naar de stad gereden met zijn auto.
[A.R.] heeft in Little Havana 2 rum cola’s gedronken.
Op de terugweg naar huis heeft [A.R.] vermoedelijk een black-out gekregen en tegen de trottoirband en daarna tegen een muur aangereden. Hij is vervolgens naar huis gereden en kan zich niets herinneren van het ongeluk.
RSA weigert de schade aan de auto te vergoeden met een beroep op artikel 19 onder 11c van de polisvoorwaarden.
[A.R.] ontkent dat hij ongeschikt was om de auto te besturen.
Een beroep van RSA op de polisvoorwaarden is niet op zijn plaats. De polisvoorwaarden zijn nimmer voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan [A.R.] ter hand gesteld. [A.R.] roept derhalve de vernietigbaarheid in van de polisvoorwaarden op basis van artikel 6:233 BW.
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, heeft RSA [A.R.] genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. [A.R.] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van 15% van de hoofdsom. RSA dient deze kosten aan [A.R.] te voldoen. De buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben bestaan uit het houden van incassobesprekingen, het telefoneren met RSA opdat zij tot betaling zou overgaan.
Voorts is RSA de wettelijke rente verschuldigd geworden.
RSA betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
Op grond van de polisvoorwaarden hoeft RSA geen schade te vergoeden, omdat [A.R.] zodanig ongeschikt was om het voertuig te besturen dat hem zulks door de wet of overheid verboden is.
RSA beroept zich hierbij op het bepaalde bij artikel 6 van de Wegenverkeersverordening Bonaire.
Onder dit artikel valt niet alleen het niet instaat zijn om een motorvoertuig te besturen vanwege alcoholconsumptie, maar ook het gebruik van medicijnen en het vermoeid zijn.
Het kan zijn dat het of het gebruik van een slaappil was, of het vermoeid zijn van de lange reis, of het gebruik van alcohol, dan wel een combinatie van twee of alle hiervoor vermelde situatie. Feit is in ieder geval dat [A.R.] een ongeval heeft veroorzaakt en zich daar niets van kan herinneren.
[A.R.] heeft zelf de polisvoorwaarden in het geding gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een verzekering polisvoorwaarden horen. In de door [A.R.] ontvangen polis wordt expliciet verwezen naar de polisvoorwaarden en naar wijzigingen daarop.
[A.R.] heeft zelfs getekend voor de wijzigingen. Hij kan dus niet stellen dat hij niet bekend was met de polisvoorwaarden.
Door [A.R.] is niet gesteld dat er incassokosten zijn gemaakt, laat staan dat deze kosten redelijk zijn. Er moet sprake zijn van dubbele redelijkheidtoets. Dat is hier niet het geval.
RSA vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [A.R.] zal veroordelen tot betaling aan RSA van US$5.880,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
24 juni 2009 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [A.R.] in de proceskosten.
RSA heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd:
RSA dient als verzekeraar, op grond van de Landsverordening Aansprakelijkheid-verzekering Motorrijtuigen de schade te vergoeden die [A.R.] heeft aangericht aan het Harbour Village Shopping Center. Het betreft een bedrag van US$5.880,00 dat door het bedrijf City Services bij RSA ter betaling is ingediend.
Op grond van artikel 21 van polisvoorwaarden heeft RSA het recht om dit bedrag op [A.R.] te verhalen.
[A.R.] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
[A.R.] roept de vernietigbaarheid van de polisvoorwaarden in, zoals hij in conventie ook heeft gedaan. Daarom moet de reconventionele vordering worden afgewezen.
<b>De beoordeling van het geschil
In conventie en in reconventie</b>
1. De over en weer ingestelde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
2. Het Gerecht is allereerst van oordeel dat de polisvoorwaarden van RSA op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn. Bij haar conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie heeft RSA gesteld dat in de door [A.R.] ontvangen polis expliciet wordt verwezen naar de polisvoorwaarden en naar wijzigingen daarop en dat [A.R.] voor wijzigingen in augustus 2008 en september 2008 heeft getekend.
3. [A.R.] heeft ervan afgezien een conclusie van dupliek in reconventie te nemen en heeft aldus niet meer gereageerd op deze onder 2. vermelde stelling van RSA. Daardoor staat vast dat [A.R.] wijzigingen op de polisvoorwaarden heeft ontvangen en daarvoor heeft getekend, terwijl op die wijzigingen naar de polisvoorwaarden van RSA wordt verwezen. Nu het voorts een feit van algemene bekendheid is dat bij een verzekeringspolis algemene voorwaarden horen, moeten die voorwaarden op grond van het vorenstaande bij [A.R.] bekend zijn. Om die reden verwerpt het Gerecht het beroep van [A.R.] op de vernietigbaarheid van de polisvoorwaarden.
4. RSA heeft zich erop beroepen dat [A.R.] ten tijde van het ongeval zodanig ongeschikt was om een motorvoertuig te besturen dat hem dat door de wet of overheid is verboden. Zij beroept zich daarbij op het bepaalde bij artikel 6 van de Wegenverkeersverordening Bonaire.
5. Artikel 6 van de Wegenverkeersverordening Bonaire luidt als volgt:
<i>“Het is de bestuurder van een voertuig verboden daarmede over een weg te rijden:
a. teerwijl hij verkeert onder zodanige invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank of andere bedwelmende middelen, dat hij niet in staat moet worden geacht het voertuig naar behoren te besturen;
b. indien hij door ouderdom, zwakte, ziekte of vermoeidheid of wegens andere oorzaken klaarblijkelijk daartoe onbekwaam is.”</i>
6. Tussen partijen staat vast dat [A.R.] een black-out heeft gekregen. Voorts heeft [A.R.] geen feiten en/of omstandigheden gesteld, die op een andere oorzaak van het ongeval dan de genoemde black-out zouden (kunnen) duiden. Dergelijke feiten en/of omstandigheden zijn ook tijdens het onderzoek door de politie gebleken.
7. Nu voorts vaststaat dat [A.R.] net uit Nederland was gearriveerd, nog alcoholhoudende drank heeft genuttigd voordat hij een black-out kreeg en met zijn motorvoertuig bij het ongeval betrokken raakte, is het Gerecht van oordeel dat bij afwezigheid van enige andere oorzaak, geconcludeerd moet worden dat [A.R.] ten gevolge van die black-out ongeschikt was om zijn motorvoertuig te besturen. Het was hem dus op grond van het bepaalde bij artikel 6 aanhef en onder b. van de Wegenverkeersverordening verboden het motorvoertuig te besturen.
8. Op grond van het vorenstaande is het Gerecht van oordeel dat RSA zich op juiste gronden beroept op het bepaalde bij artikel 19 van de polisvoorwaarden en terecht niet is overgegaan tot vergoeding van de schade aan het motorvoertuig van [A.R.].
9. De vordering van [A.R.] zal daarom moeten worden afgewezen.
10. Het tussen partijen gevoerde debat over de invloed van het door [A.R.] gebruikte medicijn, kan, gelet op het voorgaande, buiten beschouwing worden gelaten, omdat een en ander niet tot een ander oordeel zou leiden.
11. Het vorenstaande brengt met zich dat RSA in reconventie de kosten van herstel van de schade aan het Harbour Village Shopping Center op grond van de polisvoorwaarden op [A.R.] kan verhalen. Nu [A.R.] de hoogte van het gevorderde bedrag niet heeft weersproken en niet heeft betwist dat RSA dit bedrag heeft voldaan, zal de vordering van RSA worden toegewezen.
12. [A.R.] zal, als de in conventie en in reconventie in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat de vordering in reconventie in overwegende mate op dezelfde stellingen als het verweer in conventie is gebaseerd, zal in reconventie aan salaris 1 punt worden toegekend.
Veroordeelt [A.R.] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van RSA begroot op NAƒ1.800,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Veroordeelt [A.R.] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan RSA te betalen US$5.880,00, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 24 juni 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt Van Riel in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van RSA begroot op aan verschotten en NAƒ750,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, rechter in voormeld Gerecht en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in tegenwoordigheid van de griffier.