Kort geding nr.: 284/2009
Datum vonnis: 28 oktober 2009
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zittingsplaats Curaçao
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap RHODIA N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende op Curaçao;
2. de heer [R.E.H.],
wonende te Zwitserland,
eisers,
verder (tevens) afzonderlijk te noemen: “Rhodia” en “[de heer R.E.H.]”,
gemachtigden: mrs. R.E. Blauw en J. Eichhorn,
de naamloze vennootschap UNITRUST MANAGEMENT SERVICES N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende op Curaçao,
gedaagde,
verder (tevens) te noemen: “Unitrust”,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud,
1.1. Rhodia en [de heer R.E.H.] hebben op 26 oktober 2009 een verzoekschrift in kort geding ingediend. De mondelinge behandeling heeft heden om 11:00 uur plaatsgevonden. Rhodia en [de heer R.E.H.] zijn daarbij niet verschenen. Zij werden vertegenwoordigd door hun gemachtigden, mrs. R.E. Blaauw en J. Eichhorn. Namens Unitrust zijn verschenen de heer [G.F.J.M. Z.B.], directeur, en mevrouw [H.R.], account-manager, bijgestaan door mr. M.R. Hammoud. Partijen hebben elk hun standpunten mondeling toegelicht, Unitrust onder overlegging van pleitnotities
1.2. Vonnis is bepaald op heden 16:30 uur.
2.1. Rhodia en [de heer R.E.H.] vorderen -samengevat- dat het Gerecht Unitrust zal bevelen om zich te onthouden van elk intern en extern handelen als bestuurder van Rhodia en zich binnen 24 uur na dit vonnis als bestuurder van Rhodia uit te schrijven bij het Handels-register van de Kamer van Koophandel alhier, beide op straffe van een dwangsom van NAf. 1.000.000,- per dag, kosten rechtens.
2.2. Aan hun vordering leggen Rhodia en [de heer R.E.H.] ten grondslag dat Unitrust op 28 juli 2009 ontslag heeft genomen als bestuurder van Rhodia, welk aftreden door [de heer R.E.H.] als bestuurder van Rhodia werd aanvaard. Unitrust heeft zich op 30 juli 2009 bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel uitgeschreven als bestuurder van Rhodia. Op 24 augustus 2009 heeft Unitrust zich daar echter weer in laten schrijven als bestuurder. Nu Unitrust niet door een nieuw besluit van de aandeelhoudersvergadering wederom als bestuurder is benoemd, is zij niet bevoegd om als zodanig op te treden. Unitrust heeft voor 29 oktober 2009 een vergadering van het bestuur (de directie) van Rhodia uitgeschreven, alsmede een aandeelhoudersvergadering. Op de agenda van de vergaderingen staan besluiten geagendeerd, waaronder het uitgeven van nieuwe aandeelcertificaten en het ontslag van [de heer R.E.H.] als president-directeur van Rhodia met benoeming van Unitrust in zijn plaats. Omdat Unitrust geen bestuurder van Rhodia is, achten Rhodia en [de heer R.E.H.] dit een en ander onrechtmatig.
3.1. Unitrust voert daartegen aan dat Rhodia en [de heer R.E.H.] beiden niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. Voor wat betreft Rhodia geldt dat een rechtsgeldig bestuursbesluit om een rechtsvordering in te stellen ontbreekt. Voor wat betreft [de heer R.E.H.] geldt dat hij als president-directeur en aandeelhouder niet kan vorderen dat een directeur wordt verboden om zijn stemrecht uit te oefenen tijdens een bestuursvergadering. Slechts de algemene vergadering van aandeelhouders kan hierover beslissen.
3.2. Unitrust stelt dat het bij de bestuurdersvergadering van morgen niet gaat om de uitgifte van nieuwe aandeelcertificaten, maar van een duplicaat van de zoekgeraakte certificaten. Unitrust heeft de aandeelhoudersvergadering mede namens [H.H.] opgeroepen. De vraag of Unitrust directeur is, maakt voor de doorgang of voor de geldigheid van de door de aandeelhouders te nemen besluiten dan ook geen verschil.
3.3. Volgens Unitrust heeft Rhodia haar ontslagaanvraag niet aanvaard voordat zij deze bij brief van 26 augustus 2009 heeft ingetrokken. Zij beroep zich op analoge toepassing van artikel 6:219 lid 2 BW. Unitrust stelt voorts dat haar ontslagaanvraag vernietigbaar is nu er sprake is van bedrog, dan wel dwaling. Zij stelt dat haar ontslagaanvraag was ingegeven door misleiding door een van de adviseurs/gemachtigde van [de heer R.E.H.], te weten [Van der K.]. Hij heeft Unitrust een onjuiste voorstelling van zaken gegeven en ten onrechte gezegd dat [de heer R.E.H.] meerderheidsaandeelhouder is. Deze handelwijze is bovendien in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
3.4. Ten slotte heeft Unitrust gesteld dat de gevorderde dwangsom exorbitant hoog is.
4.1. Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt het Gerecht als volgt. Vast staat dat [de heer R.E.H.] president-directeur van Rhodia is. Op grond van artikel 8 lid 3a van de statuten van Rhodia wordt de vennootschap in en buiten rechte vertegenwoordigd door de president-directeur alleen handelend of door twee andere directeuren gezamenlijk handelend. Op grond van lid 7 van dat artikel wordt bij tegenstrijdig belang tussen de vennootschap en een of meer directeuren de vennootschap vertegenwoordigd door een andere directeur. Blijkens het Handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn behalve [de heer R.E.H.] als president-directeur, [H.H.] -zijnde de vader van [de heer R.E.H.]- en Unitrust als directeur aangemerkt.
4.2. Het standpunt van Unitrust dat [de heer R.E.H.] niet bevoegd is namens Rhodia deze vordering in te stellen wordt niet onderschreven. Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht is een “andere directeur” in de zin van artikel 8, lid 7, van de statuten, waarbij geen sprake is van een tegenstrijdig belang, niet beschikbaar. De al dan niet bestaande hoedanigheid van Unitrust als bestuurder vormt onderwerp van geschil in dit kort geding. [H.H.] acht het in het belang van de vennootschap dat [de heer R.E.H.] als bestuurder wordt ontslagen, terwijl [de heer R.E.H.] meent dat het belang van de vennootschap is gediend bij voortzetting van zijn functie als president-directeur.
4.3. De stelling van Unitrust dat alleen de algemene vergadering van aandeelhouders bevoegd is om te verbieden dat een directeur gebruik maakt van zijn stemrecht, doet daaraan niet af. In geschil is immers de vraag of Unitrust al dan niet als directeur in de zin van artikel 8 van de statuten kan worden aangemerkt.
4.4. Rhodia en [de heer R.E.H.] zijn derhalve in zoverre ontvankelijk in hun vordering.
<i>inhoudelijke beoordeling</i>
4.5. Beoordeeld dient te worden de vraag of Unitrust bevoegd is om op te treden als bestuurder van Rhodia. Daarbij is het volgende relevant. Unitrust heeft op 28 juli 2009 ontslag genomen als bestuurder van Rhodia. Op 26 augustus 2009 heeft Unitrust dit ontslag herroepen. Tussen partijen is in geschil of er rechtgevolgen zijn verbonden aan deze herroeping. Het Gerecht overweegt als volgt. Een bestuurder kan eenzijdig zijn functie van bestuurder neerleggen. De aanvaarding daarvan is voor de effectuering van de ontslagneming geen vereiste. (HR 15 april 2005, NJ 2005,483) De ontslagname is dus onmiddellijk geëffectueerd. Dit ligt ook voor de hand gezien de taak van een bestuurder, namelijk het behartigen van de belangen van de vennootschap. Dit kan niet worden verwacht van een bestuurder die reeds ontslag heeft genomen. De herroeping heeft dan ook geen rechtsgevolg in de vennootschapsrechtelijke relatie tussen Rhodia en Unitrust. De stelling van Unitrust dat zij haar ontslag niet kon indienen omdat de management overeenkomst van 25 augustus 2005 die tussen partijen geldt voorziet in een opzegtermijn leidt niet tot een ander oordeel. Die verbintenisrechtelijke relatie moet immers worden onderscheiden van de vennootschapsrechtelijke relatie tussen die van de bestuurder en de vennootschap.
4.6. Unitrust heeft gesteld dat haar ontslagname als bestuurder van Rhodia vernietigbaar is wegens dwaling en bedrog. In haar ontslagbrief van 28 juli 2009 heeft Unitrust als reden genoemd dat er onenigheid was tussen de overige bestuursleden en aandeelhouders. Dat er daadwerkelijke sprake is van onenigheid tussen de overige bestuursleden en aandeelhouders is niet in geschil en berust niet op een onjuiste voorstelling van zaken.
4.7. Tussen partijen is niet in geschil dat er na de ontslagbrief van Unitrust geen nieuw besluit is genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders als bedoeld in artikel 8 lid 2a van de statuten waarbij Unitrust wederom als directeur is benoemd. Het voorgaande in onderling verband bezien leidt ertoe dat het Gerecht tot het voorlopig oordeel komt dat Unitrust geen bestuurder van Rhodia meer is
4.8 Voor zover Unitrust met haar stelling dat het bij van de bestuurdersvergadering van morgen slechts gaat om erkenning van [H.H.] als aandeelhouder, beoogt heeft aan te voeren dat Rhodia en [de heer R.E.H.] geen belang hebben bij hun vordering, gaat het Gerecht daaraan voorbij. Het is immers juist van groot belang voor de vennootschap dat wordt vast staat wie haar bestuurders zijn. Bovendien is de vordering van Rhodia en [de heer R.E.H.] niet beperkt tot de voor morgen geplande vergaderingen.
4.9 De vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat het Gerecht de op te leggen dwangsom zal matigen en aan een maximum zal verbinden.
4.10. Unitrust zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
- beveelt Unitrust om zich te onthouden van elk intern en extern handelen als bestuurder van Rhodia, waaronder het uitoefenen van het bestuurdersstemrecht op bestuursvergaderingen van Rhodia in het algemeen en in het bijzonder, maar niet beperkt tot, de besluiten zoals geagendeerd voor de directievergadering van 29 oktober 2009;
- beveelt Unitrust om zich binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis als bestuurder van Rhodia uit te schrijven bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel alhier en uitgeschreven te blijven zolang er geen rechtsgeldig besluit door de algemene vergadering van aandeelhouders tot (her)benoeming van Unitrust tot directeur is genomen;
- een en ander op straffe van een dwangsom van NAf. 100.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Unitrust niet voldoet aan de hierboven genoemde bevelen, met een maximum van NAf. 5.000.000,-;
- veroordeelt Unitrust in de proceskosten van Rhodia en [de heer R.E.H.], begroot op NAf. 450,- aan griffierecht en NAf. 1.000,- aan salaris gemachtigde;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.G.P.M. Spreuwenberg, rechter in dit Gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2009 om 16:30 uur in aanwezigheid van de griffier.
fw