Beschikking van 2 december 2009
Zaaknummer: EJ 215/2009
Beschikkingnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zittingsplaats Sint Maarten
[werkneemster],
wonende op Sint Maarten,
verzoekster,
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveldt,
de naamloze vennootschap DIVI ST. MAARTEN HOLDINGS N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.J. Rogers.
Partijen zullen hierna [werkneemster] en Divi worden genoemd.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 24 september 2009 ingediende verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de pleitnota van [werkneemster];
- de mondelinge behandeling van 18 november 2009.
De beschikking werd bepaald op vandaag.
2.1 [werkneemster], een burger van de Federatie St. Kitts & Nevis, heeft op 16 april 2007 een verblijfsvergunning tot tijdelijk verblijf gekregen voor de duur van één jaar. Zij is thans 36 jaar.
2.2 [werkneemster] is op 17 september 2007 voor bepaalde tijd tot 1 maart 2008 in dienst getreden van Divi in de functie van “Assistant General Manager”. De schriftelijke arbeidsovereenkomst bepaalt onder meer: <i>“If required, Assistant General Manager must obtain a work permit authorizing her to work in St. Maarten. Assistant General Manager will furnish acceptable documentation to apply for the relevant work permit(s) and the Company will coordinate the application process and pay the necessary fees.”</i>
2.3 De arbeidsovereenkomst is vervolgens twee keer met een jaar verlengd. Het bruto maandsalaris bedroeg laatstelijk USD 4.166,66.
2.4 De verblijfsvergunning is op 17 april 2008 verlopen. [werkneemster] heeft een nieuwe verblijfsvergunning aangevraagd, doch deze is geweigerd. Divi was hiervan tot medio juli 2009 niet op de hoogte. Een hernieuwde aanvraag is nog in behandeling.
2.5 Divi heeft op 29 juli 2009 toestemming aan de directeur van het Departement Arbeidszaken gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te mogen opzeggen.
2.6 De directeur heeft bij brief van 21 augustus 2009 toestemming verleend. Bij brief van 4 september 2009 heeft Divi de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 4 oktober 2009. Zij heeft het salaris van [werkneemster] doorbetaald tot 4 september 2009.
3.1 [werkneemster] verzoekt het Gerecht – samengevat weergegeven – voor recht te verklaren dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is en Divi te veroordelen tot betaling van USD 32.114,71 bruto ten titel van schadevergoeding wegens het vroegtijdig en onregelmatig beëindigen van de arbeidsovereenkomst, kosten rechtens.
3.2 Aan haar verzoek legt [werkneemster] ten grondslag dat zij schade lijdt als gevolg van het kennelijk onredelijk ontslag. De gevolgen zijn te ernstig in vergelijking met het belang van Divi bij het ontslag. Verder dient Divi het salaris door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op 2 maart 2010. Specificatie van haar vordering, voornamelijk bestaande uit toekomstige salarisbetalingen, sluit op voormeld bedrag.
3.3 Divi voert verweer dat hierna, voor zover nodig, aan de orde zal komen.
4.1 De arbeidsovereenkomst is opgezegd met in achtneming van de geldende opzegtermijn. Er is dan ook geen grond voor toewijzing van de gevorderde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging.
4.2 Met betrekking tot het gevorderde salaris over de opzegtermijn heeft Divi als verweer aangevoerd dat [werkneemster] niet heeft gewerkt, zodat zij geen recht heeft op salaris. Dat standpunt slechts juist voorzover – kort gezegd – de verhindering om te werken in de risicosfeer van [werkneemster] ligt. Volgens [werkneemster] is daarvan geen sprake nu Divi haar geweigerd heeft haar tot haar werk toe te laten. Het Gerecht stelt voorop dat [werkneemster] ten tijde van haar indiensttreding bij Divi in het bezit was van een verblijfsvergunning en aldus gerechtigd was tot het verrichten van arbeid. Tevens staat vast dat deze vergunning op 17 april 2008 is verlopen, dat [werkneemster] vanaf toen niet meer mocht werken en dat zij Divi tot medio juli 2009 hiervan onkundig heeft gehouden. In een dergelijk geval komt de verhindering om te werken voor rekening van de werknemer. [werkneemster] heeft geen recht op betaling van het salaris over de opzegtermijn.
4.3 De arbeidsovereenkomst is per 4 oktober 2009 geëindigd. Er is derhalve geen grond om de vordering tot doorbetaling van salaris na die datum toe te wijzen.
4.4 Bij de vraag of de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7A:1615s BWNA overweegt het Gerecht ten eerste dat het vervallen van de verblijfsvergunning van [werkneemster] een redelijk motief voor ontslag is. De vraag is vervolgens of de gevolgen van de opzegging voor [werkneemster] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Divi. Maatgevend is de situatie op het moment van de opzegging, 4 september 2009 derhalve.
4.5 Bij de beoordeling van de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is, moeten mede in aanmerking worden genomen de voor [werkneemster] getroffen voorzieningen en de voor haar bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden. Naar het oordeel van het Gerecht moeten de kansen van [werkneemster] op de arbeidsmarkt – vooralsnog: haar aanvraag om een verblijfsvergunning loopt nog – klein worden geacht. Verder is niet gebleken dat Divi haar enige vergoeding heeft betaald. Het Gerecht oordeelt aldus dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Voorts staat vast dat [werkneemster] haar werkzaamheden altijd naar behoren heeft uitgevoerd. Anderzijds had [werkneemster] gezien het bepaalde in artikel 4 sub d van de arbeidsovereenkomst de aanvraag van een nieuwe werkvergunning via Divi moeten laten lopen, zodat zij van de noodzaak daarvoor op de hoogte zou raken. Het Gerecht stelt – voormelde omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd – de naar billijkheid toe te kennen schadevergoeding vast op het bedrag van USD 4.166,66 bruto.
4.6 Nu gesteld noch gebleken is dat [werkneemster] naast toewijzing van voormelde schadevergoeding belang heeft bij een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is, zal het Gerecht het daarop gerichte verzoek afwijzen.
4.7 De in het verzoekschrift vermelde cessantia is in het door [werkneemster] overgelegde overzicht (prod. 10) en elders evenmin gespecificeerd en reeds op die grond niet toewijsbaar.
4.8 Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zal het Gerecht de proceskosten compenseren als na te melden.
Het Gerecht in eerste aanleg:
5.1 veroordeelt Divi om aan [werkneemster] te betalen het bedrag van USD 4.166,66 bruto;
5.2 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3 compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4 wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gegeven door mr. D.M. Thierry, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2009 in aanwezigheid van de griffier.