ECLI:NL:OGEANA:2009:BK3983

Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
500.00342/08
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • H.A.C. Smid
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vreemdelingengratie aan gedetineerde op basis van gelijke gevallen

In deze zaak heeft een gedetineerde, aangeduid als verzoekster, een verzoek ingediend voor vreemdelingengratie op basis van artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zich verzet tegen dit verzoek, stellende dat verzoekster niet in aanmerking komt voor vreemdelingengratie omdat zij ten tijde van het delict legaal in de Nederlandse Antillen verbleef. De regeling voor vreemdelingengratie is enkel van toepassing op personen die tijdens een illegaal verblijf delicten plegen. De advocaat van verzoekster heeft echter gewezen op drie andere gedetineerden die onder vergelijkbare omstandigheden wel vreemdelingengratie hebben ontvangen.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen heeft op 29 oktober 2009 geoordeeld dat het overheidsbeleid consistent moet zijn en dat gelijke gevallen op gelijke wijze behandeld dienen te worden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoekster, net als de eerder genoemde gedetineerden, in aanmerking komt voor vreemdelingengratie. De feiten van de zaak tonen aan dat verzoekster sinds 25 maart 2008 gedetineerd is en dat haar tijdelijke verblijfsvergunning op 15 februari 2009 is verlopen. De regeling voor vreemdelingengratie, zoals vastgelegd in het KOMUNIKADO NO. GWC-183/2004, stelt dat buitenlanders die een gevangenisstraf van minder dan vijf jaar hebben gekregen, na het uitzitten van een derde deel van hun straf in aanmerking komen voor vreemdelingengratie.

Het Gerecht heeft uiteindelijk besloten dat de regeling voor vreemdelingengratie ook op verzoekster van toepassing is en heeft bevolen dat zij op 17 november 2009 in vrijheid zal worden gesteld. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de noodzaak voor een consistente toepassing van het beleid en de gelijke behandeling van vergelijkbare gevallen. De beschikking is gegeven door rechter mr. H.A.C. Smid, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN ZITTINGSPLAATS SINT MAARTEN
RECHTERLIJKE VOORZIENING BIJ DRINGENDE NOODZAAK
(Artikel 43 Wetboek van Strafvordering)
Beschikking gewezen op het verzoek tot een voorziening als bedoeld in artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering d.d. 6 oktober 2009 van:
[verzoekster],
gedetineerd te Sint Maarten,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van haar raadsvrouw
mr. M.C. Vaders, advocaat te Curaçao.
Het verzoek, zoals ten verzoeke van de raadsvrouw op Curaçao in raadkamer nader toegelicht, strekt er toe te bevelen dat aan verzoekster (hierna:[verzoekster]) vreemdelingengratie zal worden verleend en op 17 november 2009 in vrijheid zal worden gesteld.
ONTVANKELIJKHEID
Ingevolge artikel 43 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft een voorziening verzoeken in alle gevallen waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling zodanige voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat.
Vreemdelingengratie is een vorm van strafrechtsbedeling waaromtrent Sv geen regeling bevat.
Gezien de spoedig naderende datum waarop de vreemdelingengratie, indien verleend, zou kunnen ingaan heeft verzoekster een dringend belang bij een spoedige voorziening. [verzoekster] is derhalve ontvankelijk.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij brief d.d. 26 september 2008 heeft de raadsvrouw van [verzoekster] de Procureur-Generaal gevraagd om te bevestigen dat haar cliënte in aanmerking komt voor vreemdelingengratie.
De Procureur-Generaal heeft bij brief d.d. 13 oktober 2008 kenbaar gemaakt dat verzoekster niet in aanmerking komt voor vreemdelingengratie nu zij op het moment van plegen van het misdrijf legaal op de Nederlandse Antillen verbleef.
Op 20 oktober 2008 heeft [verzoekster] ter griffie van dit Gerecht een verzoekschrift ingediend, waarin zij in (civielrechtelijk) kort geding heeft gevorderd te bevelen dat het land de regeling vreemdelingengratie op haar zal toepassen. Het GEA heeft deze vordering in zijn vonnis d.d. 28 oktober 2008 toegewezen, tegen welk vonnis het Land op 14 november 2008 hoger beroep heeft ingesteld.
Het Hof heeft op 6 oktober 2009 het vonnis vernietigd en [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard, omdat de strafvorderlijke rechtsgang van art. 43 Sv open stond.
Op 7 oktober 2009 heeft verzoekster het onderhavige verzoekschrift ingediend.
Op 16 oktober 2009 zijn de raadsvrouw van verzoekster en de officier van justitie, mr. M. de Kort, in raadkamer op het verzoek gehoord.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Vaststaande feiten
1.1. [verzoekster] zit sedert 25 maart 2008 op Sint Maarten gedetineerd krachtens het strafvonnis van het GEA te Sint Maarten, waarbij zij werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden. Het strafvonnis is onherroepelijk geworden door intrekking van het door [verzoekster] daartegen ingestelde hoger beroep, zulks na het vonnis in het civiele kort geding waarbij het Land werd bevolen de geldende vreemdelingengratieregeling op [verzoekster] toe te passen.
1.2. [verzoekster] is uitsluitend van Colombiaanse nationaliteit en heeft een vergunning tot tijdelijk verblijf op Curaçao, voor verblijf bij haar echtgenoot. Op 15 februari 2009 is deze tijdelijke verblijfsvergunning van [verzoekster] verlopen. Verzoekster staat nog wel als inwoner ingeschreven bij de bevolkingsadministratie.
1.3. Volgens het nog steeds geldende KOMUNIKADO NO. GWC-183/2004 d.d.3 augustus 2004, komen alle buitenlanders/vreemdelingen-gedetineerden, die een gevangenisstraf van minder dan 5 jaren opgelegd hebben gekregen, in aanmerking voor vreemdelingengratie na 1/3 deel van hun gevangenisstraf (met een minimum van 9 maanden) te hebben uitgezeten.
1.4. In Curaçao wonende c.q. gewoond hebbende en recentelijk veroordeelde vreemdelingen als [A.A.] (40 maanden gevangenisstraf), [M.A.] (60 maanden gevangenisstraf) en [J.G.] (4 jaren gevangenisstraf), allen van niet-Nederlandse nationaliteit maar wel in het bezit van tijdelijke verblijfsvergunningen – in het laatste geval meermalen verlengd – komen volgens de in 1.3 genoemde regeling in aanmerking voor vreemdelingengratie.
1.5. Bij brief van 13 oktober 2008 heeft de Advocaat-Generaal, in antwoord op een brief van de gemachtigde van [verzoekster], bericht dat [verzoekster] niet in aanmerking komt voor vreemdelingengratie omdat zij ten tijde van het delict legaal in de Nederlandse Antillen verbleef, en dat de regeling slechts geldt voor diegenen die tijdens een illegaal verblijf hier te lande delicten plegen; het feit dat [verzoekster] haar legale status mogelijk zal verliezen als gevolg van het gepleegde delict brengt haar niet onder de regeling, aldus de brief.
2. Verzoek, grondslag en verweer
2.1. [verzoekster] vordert in deze procedure dat het gerecht, uitvoerbaar bij voorraad, zal bevelen dat aan haar vreemdelingengratie zal worden verleend en dat zij derhalve op 17 november 2009 in vrijheid zal worden gesteld.
2.2. De Officier van Justitie heeft gemotiveerd tot afwijzing geconcludeerd.
3. Beoordeling
3.1. [verzoekster] betoogt dat zij, evenals de hierboven in 1.4 genoemde veroordeelden, valt onder de regeling voor de vreemdelingengratie. [verzoekster] ziet voorts, blijkens in raadkamer gedane mededeling van haar raadsvrouw, af van voortgezet verblijf in de Nederlandse Antillen en wenst niet meer op grond van “family life” in de zin van 8.2 EVRM bij haar echtgenoot op Curaçao te verblijven. Zij wenst terug te keren naar Colombia, alwaar haar kinderen woonachtig zijn en zal zich niet verzetten tegen haar uitzetting.
3.2. De Officier van Justitie heeft in raadkamer gesteld dat [verzoekster] als ingezetene, voor welk begrip volgens hem moet worden aangehaakt bij de Eilandsverordening basisadministratie persoonsgegevens, niet valt onder de regeling vreemdelingengratie.
Voorts zal [verzoekster] volgens de Officier van Justitie met succes een beroep kunnen doen op “family life” in de zin van artikel 8.2 EVRM, om zich te verzetten tegen uitzetting, zulks mede gelet op de herziene instructie d.d. 16 juni 2006, van de Minister van Justitie aan de Gezaghebbers, inzake de toepassing van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (LTU) en het Toelatingsbesluit.
3.3. De regeling voor vreemdelingengratie voorziet in het geven van strafkorting aan vreemdelingen die direct na hun detentie zullen worden uitgezet naar hun land van herkomst. Daarmee worden het cellentekort en de detentiekosten voor het Land verminderd.
De regeling ziet volgens het Communiqué 002/2002 van de Strafgevangenis Bon Futuro op buitenlandse gedetineerden die geen ingezetene zijn van één van de landen van het Koninkrijk.
Het Communiqué omschrijft niet het begrip ‘niet ingezetene buitenlander’ of ‘detinidonan strañero’. Niet zonder méér aannemelijk is dat de regeling vreemdelingengratie aanhaakt bij de in de Eilandsverordening Basisadministratie Persoonsgegevens gegeven uitleg van het begrip ‘ingezetene’, te weten: iemand die is ingeschreven in de basisadministratie. Artikel 1 van die verordening licht begrippen toe zoals zij in die Eilandsverordening worden gebezigd.
Het al dan niet ingeschreven zijn in de basisadministratie is overigens van geen betekenis bij de vraag of iemand kan worden uitgezet. Ingevolge de LTU kunnen immers zowel de ingeschreven als de niet-ingeschreven buitenlanders, onherroepelijk veroordeeld ter zake van een misdrijf tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden of langer, direct na hun detentie worden uitgezet. De Minister van Justitie kan – en doet zulks ook, naar in raadkamer is gebleken, bestendig gebruikelijk - alsdan een vergunning tot tijdelijk verblijf intrekken, waardoor de toelating tot tijdelijk verblijf eindigt.
3.4. Wat van het in 3.2 en 3.3 overwogene ook zij: overheidsbeleid behoort consistent te zijn en gelijke gevallen behoren op gelijke wijze te worden behandeld. Het bekend gemaakte beleid en de uitvoering daarvan in de genoemde gevallen van [A.A.], [M.A.] en [J.G.], waarmee [verzoekster] zich terecht vergelijkt, moeten tot de conclusie leiden dat de regeling van vreemdelingengratie ook toegepast zal moeten worden op [verzoekster].
SLOTSOM
De regeling vreemdelingengratie zal op [verzoekster] moeten worden toegepast. [verzoekster] zal dan ook op 17 november 2009 in vrijheid moeten worden gesteld.
BESCHIKKING:
Het Gerecht:
Beveelt dat de regeling vreemdelingengratie op verzoekster [verzoekster] zal worden toegepast;
Beveelt dat verzoekster [verzoekster] op 17 november 2009 in vrijheid zal worden gesteld;
Beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep.
Aldus gegeven op 29 oktober 2009 door de rechter mr. H.A.C. Smid, in tegenwoordigheid van de griffier.