ECLI:NL:OGEAM:2025:98

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
SXM202500276
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten in geschil tussen investeerder en Land Sint Maarten met betrekking tot vrijwaring en niet-ontvankelijkheid

Op 16 september 2025 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen de naamloze vennootschap ALEGRIA REAL ESTATE N.V. (eiseres) en meerdere gedaagden, waaronder de openbare rechtspersoon HET LAND SINT MAARTEN. De zaak betreft incidenten die zijn ontstaan in het kader van een geschil over vrijwaring en de ontvankelijkheid van de vorderingen van Alegria. Alegria vordert onder andere dat het Land wordt verplicht om binnen twee dagen na betekening van de beslissing over te gaan tot nakoming van een Vaststellingsovereenkomst, en dat er een dwangsom wordt opgelegd voor elke dag dat het Land hieraan niet voldoet. De gedaagden hebben verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van Alegria in haar vordering, maar het Gerecht heeft deze vordering afgewezen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de incidenten tot vrijwaring niet onrechtmatig of ongegrond zijn en heeft de vorderingen van Alegria toegewezen. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling op 14 oktober 2025.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202500276
Vonnis d.d. 16 september 2025 in de incidenten
in de zaak van
de naamloze vennootschap ALEGRIA REAL ESTATE N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
eiseres, “Alegria”,
gemachtigden: mr. S.N.J. Putter en mr. C.R. Rutte,
tegen

1.de openbare rechtspersoonHET LAND SINT MAARTEN,

gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde, “het Land”,
gemachtigde: mr. G.B. Simmons-de Jong, en

2.[naam],

wonende in Sint Maarten,
gedaagde, “[gedaagde]”,
gemachtigde: mr. Z.J.A. Bary, en

3.[naam],

wonende in Sint Maarten,

4.de openbare vennootschapGIBSON & ASSOCIATES,

gevestigd in Sint Maarten,

5.de naamloze vennootschap R.F. GIBSON N.V.,

gevestigd in Sint Maarten,

6.de naamloze vennootschap KRAVO LEGAL & CONSULTANCY B.V.,

gevestigd in Sint Maarten,

7.de naamloze vennootschap AURORA ADVOKATEN PRAKTIJK N.V.,

gevestigd in Sint Maarten,
gedaagden 3 tot en met 7 tezamen “[gedaagden]”,
gemachtigde: mr. W.J. Noordhuizen,

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 12 maart 2025 ter griffie ingediend;
  • het incidenteel verzoek van [gedaagde] tot oproeping in vrijwaring van het Land;
  • de incidentele conclusie van [gedaagden]
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.Het geschil in de hoofdzaak

Alegria vordert om bij vonnis. voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
het Land te gebieden om binnen 2 dagen na betekening van de in deze procedure te wijzen beslissing onvoorwaardelijk over te gaan tot nakoming van de Vaststellingsovereenkomst. in het bijzonder door:
(i) ondertekening van het aan de Vaststellingsovereenkomst gehechte concept-besluit tot uitgifte van het erfpachtrecht op het Waterperceel met meetbriefnummer [../….]. in deze procedure overlegd als productie 22; en
(ii) op eerste verzoek van Alegria alle medewerking te verlenen aan de uitgifte van het erfpachtrecht op het Waterperceel met meetbriefnummer [../….], met name door te verschijnen voor een door Alegria aangezochte notaris. teneinde het erfpachtrecht op het Waterperceel met meetbriefnummer [../….] aan Alegria uit te geven conform het ondertekende concept-besluit voornoemd:
het Land te gebieden dat een onmiddellijk opeisbare dwangsom wordt verbeurd van USD 1 miljoen per dag (waaronder mede verstaan een dagdeel) dat het gebod als hiervoor opgenomen in petitumonderdeel A, en niet uitputtend gespecificeerd als hiervoor opgenomen in petitumonderdelen A (i) en/of A (ii) niet volledig en/of tijdig wordt nagekomen;
te verklaren voor recht dat het Land en [gedaagde] aansprakelijk zijn voor de schade die Alegria heeft geleden, lijdt en zal lijden wegens vertraging in de nakoming van de Vaststellingsovereenkomst, welke schadevergoeding nader zal worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
Subsidiair:
te verklaren voor recht dat het Land, [gedaagde], [gedaagden] en Gibson & Associates, alsmede haar vennoten: R.F. Gibson N.V., Aurora Advocatenpraktijk N.V. en Kravo Legal & Consultancy B.V., hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Alegria heeft geleden, lijdt en zal lijden, welke schadevergoeding nader zal worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;

Primair en subsidiair:

het Land, [gedaagde], [gedaagden] en Gibson & Associates, alsmede haar vennoten: R.F. Gibson N.V., Aurora Advocatenpraktijk N.V. en Kravo Legal & Consultancy B.V., hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, waarbij deze kosten uiterlijk binnen 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis dienen te zijn voldaan aan verzoekster, waarbij zal hebben te gelden dat wettelijke rente wordt opgelegd vanaf de eerste dag na het verstrijken van voornoemde voldoeningstermijn tot de dag van algehele voldoening;

3.Het geschil in de incidenten

3.1. [
gedaagden] vordert:
niet-ontvankelijk verklaring van Alegria in haar vordering op [gedaagden] met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Alegria tot vergoeding van de proceskosten van [gedaagden] en
de oproeping in vrijwaring te gelasten van het Land Sint Maarten.
3.2. [
gedaagde] vordert de oproeping in vrijwaring te gelasten van het Land.
3.3. [
gedaagden] legt – zakelijk weergegeven – aan de eerste vordering het volgende ten grondslag.
Alegria heeft op dit moment niet voldoende rechtens te respecteren belang bij behandeling en toewijzing van haar uitsluitend subsidiair ingestelde vordering op [gedaagden]. Het daartegenover staande belang van [gedaagden] is niet nodeloos in een procedure te worden betrokken met alle daaraan verbonden kosten en ongemak.
3.4.
Alegria heeft het volgende als verweer aangevoerd. De vordering tot niet-ontvankelijkheid moet worden afgewezen, alleen al omdat een niet wettelijk geregeld incident wordt opgeworpen waarbij geen plaats bestaat voor een 'eerst en vooraf’ beslissing. Bovendien zijn de stellingen die ten grondslag liggen aan de gevorderde niet-ontvankelijkheid materieel van aard en daarover kan enkel in de hoofdzaak beslist worden.
Van Alegria kan ten slotte niet worden verlangd dat zij eerst een bodemprocedure ten aanzien van haar primaire vordering doorloopt met mogelijk hoger beroep en cassatie, wat de nodige jaren kan duren, voordat zij [gedaagden] zou mogen aanspreken. De proceseconomie verzet zich tegen fragmentatie van het geschil.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De incidenten tot vrijwaring
4.1.
Alegria heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht voor zover het gaat om de gevorderde vrijwaringen.
4.2.
De vorderingen komen niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen daarom worden toegewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De vordering tot niet-ontvankelijk verklaring van Alegria
4.3.
Het is vaste jurisprudentie dat ook naast de in de wet geregelde gevallen een mogelijkheid bestaat tot het instellen van een incidentele vordering. Het Gerecht verwerpt daarom het verweer van Alegria tot afwijzing van de vordering omdat deze vordering niet in de wet geregeld is.
4.4.
Het Gerecht verwerpt ook het verweer van Alegria dat de stellingen die ten grondslag liggen aan de gevorderde niet-ontvankelijkheid materieel van aard zijn. Het gaat uitsluitend om een processueel verweer, waarop het Gerecht nu zal ingaan.
4.5.
Er is veel voor het standpunt van [gedaagden] te zeggen. In een ‘normaal’ geval stelt een partij een vordering in tegen een partij, mogelijk gevolgd door subsidiaire vorderingen. Maar dan gaat het om
dezelfdewederpartij. In dit geval is [gedaagden] ten aanzien van die primaire vordering geen gedaagde. En dus komt de vordering tegen [gedaagden] alleen aan de orde, als de primaire vordering zal worden afgewezen. [gedaagden] zal dus verweer moeten voeren, terwijl in het geheel niet duidelijk is of dat verweer ooit aan de orde zal komen bij de te nemen beslissing.
Anderzijds kan het Gerecht ook het standpunt van Alegria volgen. Als zij op dit moment – dus voordat over de primaire vordering zal zijn beslist – niet-ontvankelijk zal worden verklaard, dan kan zij bij een afwijzing in eerste aanleg van die primaire vordering haar vorderingen tegen [gedaagden] pas instellen, als onherroepelijk over haar primaire vordering is beslist. Dat zou in theorie tot en met een cassatiebeslissing kunnen duren.
Deze standpunten afwegend, komt het Gerecht tot het volgende oordeel.
De vordering tot niet-ontvankelijk verklaring zal worden afgewezen. Om aan het terechte bezwaar van [gedaagden] tegemoet te komen, zal de ‘subsidiaire’ procedure echter worden aangehouden, totdat in eerste aanleg op de primaire vordering zal zijn beslist.
Wordt die vordering toegewezen, dan hoeft er tussen Alegria en [gedaagden] in deze procedure niet verder te worden geprocedeerd.
Als de primaire vordering zal worden afgewezen, dan zal de procedure na die beslissing worden verwezen naar een rolzitting, waarop [gedaagden] voor antwoord kan concluderen.
4.6.
Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding een van beide partijen te veroordelen in de proceskosten.

5.De beslissing

Het Gerecht:
in de incidenten
5.1.
staat
[gedaagde]toe het Land op te roepen tegen de terechtzitting van 14 oktober 2025;
5.2.
staat
[gedaagden]toe het Land op te roepen tegen ofwel de terechtzitting van 14 oktober 2025 ofwel de terechtzitting waarop zij in de ‘subsidiaire’ procedure van antwoord zal dienen (zie slot 4.5);
5.3.
iedere partij draagt de eigen proceskosten;
5.4.
wijst af wat meer of anders is gevorderd;
in de hoofdzaak
5.5.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 14 oktober 2025 voor conclusie van antwoord aan de zijde van het Land en [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.