ECLI:NL:OGEAM:2025:94

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
SXM202401213
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen in handelszaak tussen Trinrico Steel & Wire Products Ltd. en Corsea N.V.

In deze handelszaak tussen Trinrico Steel & Wire Products Ltd. en Corsea N.V. heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 30 september 2025 uitspraak gedaan. Trinrico, gevestigd in Trinidad en Tobago, vorderde betaling van openstaande facturen van in totaal USD 113.196,83, vermeerderd met rente en incassokosten. De vordering was gebaseerd op een geldige overeenkomst tussen partijen, waarbij Trinrico bouwmaterialen aan Corsea had geleverd. Corsea erkende de verschuldigdheid van enkele facturen, maar betwistte de hoogte van de rente en de incassokosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2025 hebben beide partijen hun standpunten uiteengezet, maar een schikking bleek niet mogelijk. Het Gerecht oordeelde dat Corsea hoofdelijk aansprakelijk was voor de openstaande bedragen, maar wees de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten af. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202401213
Vonnis van 30 september 2025
in de zaak van
TRINRICO STEEL & WIRE PRODUCTS LTD.,
gevestigd en kantoorhoudende in Trinidad en Tobago,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.D.M. Roseburg,
tegen
de naamloze vennootschap
CORSEA N.V. h.o.d.n. LOW PRICE LUMBER & HARDWARE STORE,
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. B. Brooks en T.T.P. Heymans.
Partijen zullen hierna Trinrico en Corsea worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 16 oktober 2024 ter griffie ingediend;
  • de conclusie bevattende een incidentele vordering ex art. 122 Rv;
  • de incidentele conclusie van antwoord
  • het vonnis van 15 april 2025 in het incident
  • de conclusie van antwoord
  • aanvullende producties van Trinrico, overgelegd op 2 september 2025
  • de vermeerdering van eis van 2 september 2025.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 4 september 2025 plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. Roseburg namens Trinrico en mrs. Brooks en Heymans namens Corsea. Voorts was aanwezig de heer [C], bestuurder van Corsea. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet.
1.4.
De rechter heeft vervolgens ter zitting een aantal voorlopige oordelen gegeven, waarna partijen hebben verzocht om aanhouding van deze zaak voor de periode van één week om te proberen een regeling te treffen. Mr. Roseburg heeft via een emailbericht van 11 september 2025 namens partijen meegedeeld dat het niet is gelukt een schikking te treffen en heeft vonnis gevraagd.
1.5.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in 2022 en 2023 zaken met elkaar gedaan. Trinrico heeft diverse bouwmaterialen (staal, PVC-buizen) verkocht en geleverd aan Corsea. Trinrico heeft facturen aan Corsea gestuurd, die voor een deel onbetaald zijn gelaten.

3.Het geschil

3.1.
Trinrico vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens eiser, en dientengevolge hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden;
2. gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen een bedrag van USD 113.196,83 excl. interest van USD 38.050,34, en incassokosten van USD 7.533,36;
3. gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag van USD 67.347,46 betreffende factuur 13654, waarvoor Taliesin Construction N.V. uitdrukkelijk aansprakelijkheid heeft erkend en welke vordering Corsea aangaat, als handelende onder de naam Low Price Lumber & Hardware Store;
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024 tot de dag der algehele voldoening;
4. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de griffierechten, het gemachtigdensalaris en eventuele nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na betekening aan het vonnis wordt voldaan.
3.2.
Trinrico legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Er bestaat een geldige overeenkomst tussen partijen, en gedaagde is tekortgeschoten in de nakoming daarvan. Het verschuldigde bedrag is direct opeisbaar. Gedaagde is aangemaand om de overeenkomst na te komen, maar zonder resultaat. Gedaagde is in verzuim. Per 16 oktober 2024 is gedaagde een bedrag van USD 113.196,83 excl. rente met een totaal bedrag zijnde USD 38.050,34 en incassokosten van USD 7.533,36 verschuldigd, exclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Eiser heeft tevergeefs geprobeerd om de zaak buitengerechtelijk op te lossen.
3.3.
Corsea heeft het volgende tot verweer gevoerd. Het bedrag aan hoofdsom is niet correct, er is geen rente verschuldigd en buitengerechtelijke kosten zijn niet gemaakt. Corsea heeft in 2024 geprobeerd om af te spreken het verschuldigde in termijnen te mogen voldoen, maar Trinrico stelde daaraan te veel voorwaarden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De vermeerdering van eis
4.1.
Trinrico heeft haar vermeerdering van eis gebaseerd op de stelling dat een bepaalde lading staal abusievelijk aan een andere vennootschap in rekening is gebracht, maar dat dat Taliesin Construction N.V. moet zijn. Deze N.V. was bij hetzelfde project betrokken en de directeur van Corsea is ook directeur van Taliesin.
Corsea heeft zich niet verzet tegen de late vermeerdering van eis, maar daartegen wel gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer slaagt.
Het Gerecht laat in het midden hoe het precies met de Bill of Lading is gegaan en wat de betekenis is van het bericht van de heer [C] van 14 november 2024, waarin hij namens Taliesin Construction N.V. aansprakelijkheid voor de betaling van factuur van USD 67.347,46 lijkt te aanvaarden. In deze procedure is Taliesin echter geen partij, zodat het Gerecht ook geen veroordeling tegen Taliesin kan uitspreken. Het onder 3. gevorderde moet daarom worden afgewezen.
De hoofdsom
4.2.
Corsea erkent de verschuldigdheid van de in het geding gebrachte factuur met nummer 7846 van 1 november 2022 (USD 110.577,67) en de factuur met nummer 16884 van 20 juni 2023 (USD 66.062,42). Het totaalbedrag daarvan is USD 176.640,09.
Partijen zijn het erover eens dat Corsea in totaal een bedrag van USD 54.023,26 aan Trinrico heeft betaald. Het verschil is USD 122.616,83. Het gevorderde bedrag van USD 113.196,83 is daarom toewijsbaar.
Rente
4.3.
Trinrico vordert rente van 2% per maand over de openstaande bedragen. Ook na betwisting van de hoogte van dat percentage heeft Trinrico niet onderbouwd wat de grondslag ervan is. Daarom is het gevorderde rentebedrag van USD 38.050,34 niet verschuldigd.
Corsea erkent wel dat zij rente aan Trinrico verschuldigd is, zo blijkt uit de overgelegde concept-vaststellingsovereenkomsten. Daarom zal het Gerecht de wettelijke rente toewijzen vanaf vijf dagen na de sommatiedatum, dus 13 februari 2024.
Buitengerechtelijke kosten
4.4.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat partijen onderling hebben geprobeerd rechtstreeks tot een regeling te komen. Dat is niet gelukt.
Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat de gemachtigde van Trinrico op 8 februari 2024 slechts één sommatiebrief heeft verzonden. Daarop heeft Corsea wel gereageerd, maar onduidelijk is gebleven of er nog nadere werkzaamheden door de gemachtigde zijn verricht. Dit onderdeel is daarom niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.5.
Een zeer groot deel (ongeveer de helft) van de vordering zal worden afgewezen. Dat betekent dat beide partijen over en weer als gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij moeten worden beschouwd. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt Corsea tot betaling aan Trinrico van een bedrag van USD 113.196,83, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten; ieder draagt de eigen kosten (het door Trinrico als zekerheid gestorte bedrag dient aan haar te worden terugbetaald/verrekend);
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.