In deze zaak heeft [eiseres] op 7 augustus 2025 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van een executoriaal beslag dat door [gedaagde] was gelegd op onroerend goed van [eiseres]. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 augustus 2025, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. Na de behandeling is de zaak aangehouden om te proberen een minnelijke regeling te treffen, maar dit is niet gelukt. De vordering van [eiseres] is gebaseerd op een alimentatiebeschikking uit 2001, waarbij [eiseres] is veroordeeld tot betaling van alimentatie voor hun zoon, die inmiddels meerderjarig is. [gedaagde] heeft in het verleden beslag gelegd op het onroerend goed van [eiseres] vanwege achterstallige alimentatiebetalingen. De rechter heeft vastgesteld dat [eiseres] in de afgelopen jaren onregelmatig aan zijn alimentatieverplichtingen heeft voldaan en dat er een aanzienlijke achterstand is ontstaan. De rechter concludeert dat de vorderingen van [eiseres] tot opheffing van het beslag niet toewijsbaar zijn, omdat de alimentatieverplichtingen niet volledig zijn nagekomen en er nog een bedrag openstaat. Het Gerecht heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].