ECLI:NL:OGEAM:2025:6

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
100.00446-24
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping tijdens verkiezingen in Sint Maarten met taakstraf als gevolg

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van omkoping tijdens de statenverkiezingen op 11 januari 2024. De verdachte, geboren in 1989 op Curaçao en woonachtig in Sint Maarten, werd ervan beschuldigd haar neef omgekocht te hebben met een belofte van 100 USD in ruil voor zijn stem op een kandidaat van de United Peoples Party. De officier van justitie eiste een taakstraf van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De raadsvrouw pleitte voor vrijspraak of, in geval van bewezenverklaring, voor strafvermindering. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het primair ten laste gelegde omkopingsdelict, maar sprak haar vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het Gerecht hield rekening met de generaal-preventieve werking van straffen, gezien de ernst van het delict en de impact op de democratie in Sint Maarten.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00446-24

Uitspraak: 8 januari 2025 tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],geboren op [datum] 1989 te Curaçao,wonende te [adres], Sint Maarten.

raadsvrouw: mr. S.R. Bommel, advocaat te Sint Maarten
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op
18 december 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw
mr. S.R. Bommel. De zaak van verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken van de medeverdachten [naam] en [naam].
De officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair aan verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van
180 uren, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een proeftijd van drie jaren.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het haar tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en, in geval van een bewezenverklaring, strafvermindering verzocht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is het feit ten laste gelegd dat is vermeld op de dagvaarding. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
zij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 11 januari 2024, in elk geval op ofomstreeks 11 januari 2024, te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen (als lid van de Staten en/of vertegenwoordiger van de United Peoples Party) meermaals, althans eenmaal, (telkens)een
of meerderepersoonenheeft omgekocht, door
(telkens)een gift en/of belofte, te weten een geldbedrag (inhoudende een hoeveelheid van
tussen de100 USD
tot 500 USD),
althans enige gift en/ of belofte,aan die perso
(o
)n
(en)aan te bieden,
te verstrekken en/of te doen, teneinde
(telkens)die perso
(o
)n
(en)te bewegen om, bij gelegenheid van een krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, zijn
/haar/hunkiesrecht niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, bestaande het
niet uitoefenen ofop bepaalde wijze uitoefenen van zijn
/haar/hunkiesrechthieruit dat voornoemde
(n)perso
(o
)n
(en)tijdens de verkiezing van 11 januari 2024 zou
(den)stemmen op [naam medeverdachte] (nummer [nummer] van de United Peoples Party).
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het doorgenummerde eindproces-verbaal van de Landsrecherche Sint Maarten van
30 oktober 2024, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 06082024.1015.AMB en de onderzoeksnaam “Aconitum”.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.
1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 december 2024:
Over het gesprek via WhatsApp met [whatsapp username] op 11 januari 2024 op pagina 50 en 51 van voornoemd eindproces-verbaal:
That is me, yes. I am ‘[whatsapp username]’.
I told my nephew to go vote, then I give you money. He had to show me he had done it.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2024 op pagina 50 van voornoemd eindproces-verbaal:
1/11/2024 3:54:58PM(UTC-4) [whatsapp username verdachte] – [whatsapp username medeverdachte]
Uhmm, he said, ooh he went and vote, but too much people was watching him, he could not take out the picture ...ntv...ooh if we stili want to give him the money. Fuck that, you ain't getting any money because you didn't show me nothing...ntv...
3. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 31 juli 2024, pagina 236 van voornoemd eindproces-verbaal:
Q: To what extent have you or the person(s) you were campaigning for compensated individuals in any way to vote for the candidate you were supporting?
A: [medeverdachte] didn’t give us any money. I told them that I would pay them if they voted for him. That was just for them to vote for [medeverdachte]. I told them that I would give them USD 100.- My niece and nephew were asking me why [medeverdachte] and that's when I told them that I would pay them USD 100.-.
4. De verklaring van medeverdachte [naam] afgelegd ter terechtzitting van
18 december 2024, en door verdachte desgevraagd bevestigd:
That phone conversation was about her nephew. He was promised some money to vote for [medeverdachte]. She told me he asked for money and that she said go vote and I give you something. I said tell him to show us proof because I knew he didn’t went. I didn’t see him out of the house from my home. I didn’t want her to be tricked by her nephew.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van zowel van het haar primair als het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezenverklaard dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Vote-buying, voltooid delict
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde omkopingsdelict is vereist dat met een kiezer overeenstemming is bereikt over het niet dan wel op bepaalde wijze uitoefenen van zijn of haar kiesrecht. Er is sprake van overeenstemming ingeval een kiezer een gift en/of belofte aanneemt en daarbij de redelijke verwachting wekt dat hij zijn of haar kiesrecht op de gewenste manier zal uitoefenen. Of de kiezer zich vervolgens aan de bereikte overeenstemming heeft gehouden is voor de vraag of sprake is van omkoping in de hier bedoelde zin niet van belang. Ook niet is vereist dat een in het vooruitzicht gestelde beloning daadwerkelijk is gevolgd.
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte voor de statenverkiezingen te Sint Maarten, een kiesgerechtigde te weten haar neef, heeft omgekocht. Met haar neef werd overeenstemming bereikt door de belofte van een geldbedrag van
100 USD in ruil voor zijn stem op [medeverdachte].
Dat er overeenstemming werd bereikt tussen verdachte en haar neef volgt naar het oordeel van het Gerecht onder meer uit de verklaring van [medeverdachte][naam], waaruit volgt dat de neef wel had beloofd te gaan maar (nog) niet was geweest en [medeverdachte] [naam]niet wilde dat verdachte voor niets de 100 USD aan hem zou geven.
Het Gerecht is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat verdachte dit met een of meer anderen heeft gedaan of van betrokkenheid van verdachte bij het omkopen van meer of andere kiesgerechtigden, en zal haar daarom van die delen van de tenlastelegging vrijspreken.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:44 van het Wetboek van Strafrecht en wordt als volgt gekwalificeerd:
bij gelegenheid van een krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing door gift of belofte iemand omkopen om zijn of eens anders kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bewezen is verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan omkoping van haar neef tot het uitbrengen van zijn stem op [medeverdachte][naam] tijdens de statenverkiezingen te Sint Maarten op 11 januari 2024.
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van omkoping van meerdere kiesgerechtigden en medeplegen, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een proeftijd van drie jaren.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd. Zij acht de eis van de officier van justitie fors en ook slechts een taakstraf passender, mede gelet op het klantenverlies dat verdachte en haar partner medeverdachte [naam] hebben ondervonden door de media-aandacht rondom de zaak.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het Gerecht stelt vast dat verdachte eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen maar niet eerder voor een soortgelijk feit.
Verdachte heeft met haar handelen het fundament van de parlementaire democratie geraakt en in het gedicht gebracht dat mogelijk niet de beste of meest overtuigende kandidaat wordt verkozen, maar degene voor wie (door anderen) de meeste stemmen worden afgekocht. Het Gerecht rekent dit verdachte zwaar aan.
Het is niet voor het eerst dat Sint Maarten wordt geplaagd door berichten en kwesties rondom ‘vote buying’. Sint Maarten is klein en kwetsbaar en enkele honderden stemmen zijn al genoeg om te worden verkozen tot parlementariër, een verantwoordelijke functie en een van de best betalende binnen het Koninkrijk.
Het Gerecht ziet dan ook aanleiding om in de strafmaat rekening te houden met de generaal-preventieve werking die van straffen moet uitgaan, om niet alleen verdachte, maar ook anderen de norm duidelijk te maken.
Het Gerecht acht een taakstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 uren voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Het Gerecht acht een deels voorwaardelijke straf passend, gelet op de recidiverend beperkende werking die hier van uitgaat.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45 en 1:46 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder het primair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
90 (negentig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R.M. van Vuure, bijgestaan door
mr. H.M. de Punder-van Dijk, (zittingsgriffier), en op 8 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.