ECLI:NL:OGEAM:2025:56

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
SXM202300274 en SXM202300279 tot en met SXM202300281
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen en vergrijpboetes in belastingzaken

Op 6 augustus 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een verhuurder van onroerende goederen, in beroep ging tegen naheffingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De naheffingsaanslagen betroffen bedragen voor de jaren 2012 tot en met 2015, die voortkwamen uit een boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting van belanghebbende. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslagen, maar dit bezwaar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Na een zitting op 12 oktober 2023, waar partijen de mogelijkheid kregen om tot een compromis te komen, heeft belanghebbende verzocht om uitspraak te doen, ondanks een vaststellingsovereenkomst (VSO) die op 8 december 2023 was ondertekend. Het Gerecht oordeelde dat de VSO rechtsgeldig was en dat partijen gebonden waren aan de afspraken die daarin waren vastgelegd. Hierdoor kon de rechter de inhoud van de VSO niet meer toetsen. De naheffingsaanslagen en vergrijpboetes werden vastgesteld op NAf 4.272 en NAf 640 per jaar, en het Gerecht droeg de Inspecteur op het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 6 augustus 2025
BBZ nrs. SXM202300274 en SXM202300279 tot en met SXM202300281
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], wonende te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 29 december 2017 over het jaar 2012 en op 11 mei 2018 over de jaren 2013 tot en met 2015 naheffingsaanslagen BBO opgelegd van respectievelijk NAf 9.505, NAf 9.398, NAf 9.719 en NAf 9.719. Daarbij zijn vergrijpboetes opgelegd van respectievelijk NAf 2.376 (25%), NAf 2.349 (25%), NAf 2.429 (25%) en NAf 4.859 (50%) (hierna: de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes).
1.2
Belanghebbende heeft op 5 november 2018 tegen de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 januari 2023 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 9 maart 2023 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 27 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft op 11 september 2023 en 25 september 2023 nadere stukken ingediend.
1.7
De Inspecteur heeft op 27 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
1.8
Tussen partijen heeft voorafgaand aan de zitting een bespreking plaatsgevonden om tot een compromis te komen.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2023 te Philipsburg. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [advieskantoor] te Sint Maarten. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C]. Op deze zitting is ook het beroep van belanghebbende betreffende de aan hem voor de jaren 2013 tot en met 2015 opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en vergrijpboetes behandeld (zaaknummers SXM202300312 tot en met SXM202300314).
1.1
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota ingebracht en voorgedragen.
1.11
Op verzoek van partijen is hen tot eind januari 2024 de mogelijkheid geboden om alsnog tot een compromis te komen. Nadien heeft het Gerecht op verzoek van partijen deze termijn verlengd. Het Gerecht heeft aan partijen medegedeeld dat indien partijen niet tot een compromis komen, uitspraak zal worden gedaan door het Gerecht.
1.12
Belanghebbende heeft het beroep met zaaknummers SXM202300312 tot en met SXM202300314 op 19 februari 2024 ingetrokken. In de onderhavige zaken heeft belanghebbende het Gerecht bij e-mail van 23 februari 2024 verzocht om uitspraak te doen. Het Gerecht heeft op diezelfde dag aangekondigd dat op 12 april 2024 uitspraak zal worden gedaan.
1.13
De Inspecteur heeft bij e-mail van 4 maart 2024 medegedeeld dat tussen hem en belanghebbende reeds op 8 december 2023 een compromis is bereikt. Van dit compromis is een afschrift overgelegd.
1.14
Het Gerecht heeft belanghebbende op 14 maart 2024 verzocht om binnen twee weken (uiterlijk 28 maart 2024) op de e-mail van de Inspecteur van 4 maart 2024 te reageren.
1.15
Belanghebbende heeft op 26 maart 2024 gereageerd. Zijn reactie is naar de wederpartij gestuurd. Het onderzoek is hierna gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende verhuurt onroerende goederen. Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting. Het onderzoek heeft gevolgen voor de heffing van BBO.
2.2
Tot de gedingstukken behoort een rapport van het boekenonderzoek, met als datum 29 augustus 2017. In het rapport is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
‘2.1 Omschrijving
Belastingplichtige verhuurt onroerende goederen aan ondernemers. Hierdoor is belastingplichtige ondernemer op grond van artikel 1 letter d LBBO. Aangezien belastingplichtige ondernemers, is hij ook als administratieplichtige (artikel 43, lid 2 ALL) gehouden een administratie te voeren dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen evenals de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk blijken. Voor de IB inkomsten uit onroerende goederen is belastingplichtige geen ondernemer.
(…)
4.1.1.
Inkomen van onroerende goederen
Tijdens het onderzoek heb ik geconstateerd dat belastingplichtige in het bezit is van onroerende goederen. Deze onroerende goederen worden verhuurd.
(…)
Uitgaande van een derdenonderzoek, de prive bankafschriften, de huurcontracten, de leningsovereenkomsten en een waarneming ter plaatse heb ik geconstateerd dat belastinplichtige zijn huuropbrengsten van [adres 1] en [adres 2] niet heeft aangegeven. De berekende huuropbrengsten zijn als volgt:
2012
2013
2014
2015
[adres 1]
81.168
79.032
85.44
85.44
[adres 2]
108.936
108.936
108.936
108.936
Totaal
190.104
187.968
194.376
194.376
(…)
5. BELASTING OP BEDRIJFSOMZETTEN
5.1
Algemeen
Belastingplichtige verhuurt onroerende goederen aan ondernemers. Belastbaar feit op grond van artikel 1 letter d LBBO.
5.2
BBO over huuropbrengsten
Bij onderdeel 4.1.1 heb ik huuropbrengsten gecorrigeerd. Ik stel voor om BBO na te heffen over de voorgestelde correcties.
2012
2013
2014
2015
2016
Huuropbrengst
190.104
187.968
194.367
194.376
194.376
Naheffing BBO
9.505
9.398
9.719
9.719
9.719
(…)
6.2
BBO
Naar aanleiding van het boekenonderzoek stel ik voor naheffingsaanslagen BBO op te leggen voor de volgende bedragen:
2012
2013
2014
2015
2016
Naheffing BBO
9.505
9.398
9.719
9.719
9.719
(…)
7.2
BBO
De voorgestelde naheffingsaanslagen BBO over de jaren 2012 tot en met 2016 zijn het gevolg van de handelswijze van belastingplichtige. Belastingplichtige heeft te weinig BBO aangegeven en/of voldaan.
De aard van de correcties en de feiten die ten grondslag liggen aan de correcties zoals beschreven in het hoofdstuk 4 van het rapport, zijn zodanig dat belastingplichtige wist dat hij onjuist handelde of dat belastingplichtige bewust het risico heeft genomen onjuist te handelen.
Correctie onderdeel 5.2 BBO over huuropbrengsten
(…)
Op grond van artikel 21 ALL juncto artikel 4.8, lid 2 MRFB stel ik u voor gelijktijdig met de naheffingsaanslag BBO over de jaren 2012 tot en met 2016 zoals vermeld in het hoofdstuk 5 van het rapport een vergrijpboete op te leggen van 50% voor de jaren 2015 en 2016. Omdat er sprake is van pseudo-samenloop (zie onderdeel 7.4) bedraagt de hoogte van de vergrijpboete voor de BBO voor de jaren 2012 tot en met 2014 25%. (…).”
2.3
De Inspecteur heeft overeenkomstig het rapport naheffingsaanslagen BBO en vergrijpboetes opgelegd.
2.4
In bezwaarfase zijn de naheffingsaanslagen en boetes gehandhaafd.
2.5
De Inspecteur heeft op 4 maart 2024 bij email het Gerecht geïnformeerd dat partijen een compromis hebben bereikt ( zie 1.13). De Inspecteur heeft in de e-mail – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Ter zitting is afgesproken dat partijen zullen trachten tot een compromis te komen. In dat geval zou geen uitspraak meer nodig zijn.
Er is een compromis bereikt in de betreffende zaken en de aanslagen zijn door de Inspecteur ook conform het compromis verminderd. Bijgaand treft u aan een kopie van het vaststellingsovereenkomst en de print-outs van de verminderingsaanslagen.
Het blijkt nu achteraf dat belanghebbende zich niet aan zijn deel van het compromis wil houden.”
2.6
De Inspecteur heeft bij de email een afschrift van de op 8 december 2023 door belanghebbende en de Inspecteur getekende vaststellingsovereenkomst (hierna VSO) overgelegd tezamen met afschriften van de verminderingsaanslagen. Volgens de afschriften zijn de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes op 12 januari 2024 als volgt verminderd:
BBO boete
2012: NAf 4.272 NAf 640
2013: NAf 4.272 NAf 640
2014: NAf 4.272 NAf 640
2015: NAf 4.272 NAf 640
2.7
Als reactie op de email van 4 maart 2024 van de Inspecteur heeft de gemachtigde van belanghebbende op 26 maart 2024 te kennen gegeven dat er geen compromis is bereikt en dat hij het Gerecht verzoekt om uitspraak te doen.

3.GESCHIL

3.1
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes – zoals die luiden na de vermindering in de beroepsfase (zie 2.6) - terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende ontkennend.

4.OVERWEGINGEN

Vooraf

4.1
Het staat vast dat partijen hangende de beroepsprocedure over de onderhavige zaken een VSO hebben opgesteld en ondertekend. Het staat verder vast dat de Inspecteur naar aanleiding van de VSO de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes heeft verminderd. Reeds om deze reden is het beroep gegrond. Belanghebbende stelt echter dat geen compromis is bereikt. De Inspecteur daarentegen gaat ervan uit dat dit wel het geval is.
4.2
Het Gerecht zal hierna eerst de vraag beantwoorden of de VSO rechtsgeldig tot stand is gekomen. Indien dit niet het geval is zal het Gerecht moeten beoordelen of de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes (zoals die luiden na de vermindering) terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.
Vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig?
4.3
Van een vaststellingsovereenkomst is sprake indien een inspecteur en een belastingplichtige een overeenkomst hebben gesloten waarbij zij ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen partijen rechtens geldt, een vaststelling aanvaarden, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken (HR 25 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5181. Als regel binden partijen zich bij de vaststellingsovereenkomst.
4.4
Door de Inspecteur is een door belanghebbende en hem op 8 december 2023 ondertekende vaststellingsovereenkomst overlegd. In deze vaststellingsovereenkomst is ter zake van de onderhavige naheffingsaanslagen en vergrijpboetes onder meer het volgende vermeld.
“1. Partijen:
De heer [Belanghebbende] (…), bijgestaan door de heer [A] van [advieskantoor] Sint maarten en [D], hierna te noemen: partij A;
En
de Belastingdienst, afdeling Inspecteur hierbij vertegenwoordigd door: [C] en/of [B] (namens de Inspecteur),hierna te noemen: partij B;
verklaren een vaststellingsovereenkomst te hebben gesloten als bedoeld in artikel 900 e.v.; Titel 15 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van Sint Maarten.
Bij deze vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mochten afwijken.
(…)
4. Feiten en gevolgen
(…) Overwegende dat Partij A (…);
  • De aangiften Belasting op Bedrijfsomzetten van Partij A voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 zijn ingediend inhoudende de huuropbrengsten van de verhuur van het pand gelegen te [adres 1].
  • (…);
  • De zaken SXM202300274, SXM202300279, SXM202300280, SXM202300281 betreffende de aanslagen Belasting op Bedrijfsomzetten en vergrijpboetes 2012, 2013, 2014 en 2015 worden ingetrokken zodra de controleaanslagen conform dit voorstel zijn verminderd.
  • Het verzoek voor proceskostenvergoeding van genoemde zaken ook worden ingetrokken.
  • (…).
  • Partij A staat ervoor garant dat de aangiften Belasting op Bedrijfsomzetten van de heer [R] voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 tot en met heden worden ingediend inhoudende de huuropbrengsten van de verhuur van het pand gelegen te [adres 2].
Beslist Partij B tot:
(…)
Vermindering van de naheffingsaanslagen Belasting op Bedrijfsomzetten voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 naar de verschuldigde belasting ten aanzien van de verhuur van het Pand gelegen te [adres 1]
(…)
Vermindering van alle opgelegde boeten in de naheffingsaanslagen Belasting op Bedrijfsomzetten 2012, 2013, 2014 en 2015 naar 15%
5. Afstand van rechtsmiddelen
Partij A doet ter zake van de in deze overeenkomst geregelde onderwerpen alsook voor de hiervoor genoemde aanslagen uitdrukkelijk afstand van het recht op bezwaar (Belastingdienst) en van het recht op (hoger) beroep (Gerecht in Eerste Aanleg / Gemeenschappelijk Hof van Justitie) en beroep in cassatie (Hoge Raad der Nederlanden).
6. Afwijken van deze overeenkomst
Ingeval een van de partijen zich om welke reden dan ook niet (geheel) houdt aan hetgeen in deze overeenkomst is opgenomen, heeft de andere partij de bevoegdheid ter zake van de in deze vaststellingsovereenkomst geregelde onderwerpen een van deze overeenkomst afwijkende standpunt in te nemen. Hierbij staan voor beide partijen de wettelijke mogelijkheden open zoals het opleggen van naheffingsaanslagen door partij B en het recht op bezwaar en beroep bij het Gerecht in Eerste Aanleg, hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden door partij A.
7. Afwezigheid wilsgebreken/onrechtmatigheid en afzien van schadeclaims
Partijen erkennen en bevestigen door ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst dat deze overeenkomst op geen enkele wijze door dwang, dwaling, bedrog of door misbruik van omstandigheden, dan wel door onrechtmatig handelen van partijen tot stand is gekomen.
Partijen doet, voor het geval al sprake zou kunnen zijn van enige aansprakelijkheid van partij A e/of Partij B, de openbare rechtspersoon het Land Sint Maarten, de Ontvanger en of de betrokken ambten(a)r(en) in privé, hierbij uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud afstand van het recht om in of buiten rechte een vergoeding van schade, rente, kosten en dergelijke te vorderen. Partij A verklaart dat hem/haar een redelijke termijn is geboden voor beraad over deze overeenkomst.
(…)
4.5
Belanghebbende heeft in zijn reactie (zie 2.7) over de VSO – voor zover van belang - het volgende geschreven:
“(…) Er is helaas geen compromis bereikt en dat is de reden dat ik u verzoek uitspraak te doen. Aangezien er geen compromis is bereikt kan de Inspecteur niet zeggen dat ik mij niet aan de gemaakte afspraken hou. Daarnaast vertelt de Inspecteur naar mijn mening maar een beperkt gedeelte van de waarheid. Alleen het gedeelte wat in haar straatje past.
De reden dat ik tijdens de zitting gevraagd heb de zaak aan te houden en een deadline te stellen om proberen tot een compromis te komen zijn mijn slechte ervaringen in nakomen van afspraken door de Belastingdienst. Zonder de deadline vrees ik dat de Belastingdienst hun afspraken tot op heden nog niet waren nagekomen.
Een compromis is een overeenkomst waarbij beide partijen een deel toegeven van wat ze oorspronkelijk wilden, met als doel een akkoord te bereiken dat voor beide acceptabel is. Het houdt in dat beide partijen concessies doen om tot een gemeenschappelijke oplossing te komen, waarbij ze vaak een balans proberen te vinden tussen hun belangen, standpunten of wensen. In essentie is een compromis een vorm van onderhandeling waarbij alle betrokken partijen bereid zijn om iets op te geven om tot een bevredigende oplossing te komen.
Wij zijn dus niet tot een bevredigende oplossing gekomen en mevrouw [C] weet precies waar het aan schort en het verbaast me eerlijk gezegd dat ze dat u niet meedeelt. Het is simpel niet waar dat de Belastingdienst er alles aan heeft gedaan om belastingdienst tegemoet te komen en dat weten de dames. Wij waren degene die er alles aan hebben gedaan. Dat is makkelijk aantoonbaar via emailcorresondentie met de Inspectie.
(…)
De Belastingdienst was zoals gewoonlijk weer erg laat met haar reacties zodat ik degene was die het initiatief nam om u om uitstel te vragen om zodoende alsnog de gewenst compromissen te maken. Dit is voor de inkomstenbelasting gelukkig wel gelukt. Zij kwamen pas 2 dagen voor de deadline met hun deel van de gemaakte afspraken (…)
De Belastingdienst ging in haar compromisverzoek heel veel eisen. Veel meer dan betrekking had op de Inkomstenbelasting en BBO zaken. Heel veel zaken die niets met het geding te maken hebben. Wij hebben zijn erg welwillend geweest en hebben erg veel gegeven. Veel meer dan nodig was voor dit compromis. Dit kunt u lezen in de stukken van mevrouw [C]. Belanghebbende was zeer bereidwillig mee te werken aan de hoge eisen van Belastingdienst. Wij hebben het de Belastingdienst erg makkelijk gemaakt met onze harde arbeid. Het bevreemdt mij dat zij u zegt dat we een compromis hebben bereikt want dat is er niet bereikt en dat weet mevrouw [C]. Waarom zou ik dan om een uitspraak vragen?
De Belastingdienst was zoals gewoonlijk weer erg laat met haar reacties zodat ik degene was die het initiatief nam om u om uitstel te vragen om zodoende alsnog de gewenst compromissen te maken. Dit is voor de inkomstenbelasting gelukkig wel gelukt. Zij kwamen pas 2 dagen voor de deadline met hun deel van de gemaakte afspraken (…)
Tijdens de zitting is besproken dat het jaar 2012 voor de BBO niet zou worden meegenomen en dat werd weer bevestigd in de compromisbespreking na de zitting. Nu staat er in de VSO inderdaad dat het 2012 moet worden meegenomen. Maar dat was een fout en daar heb ik de Inspecteur meerdere malen op gewezen en verzocht dit aan te passen. In de maand uitstel heb ik minimaal 5 keer gemaild met de Inspecteur om een afspraak in te plannen om dit te bespreken. Ik werd gewoon genegeerd en nu stuurt zij u deze email. Ik heb haar ook geschreven waarom zou ik in godsnaam een compromis willen aangaan voor zaken die ik op alle punten al heb gewonnen plus proceskostenvergoedingen. Dit was een zaak die al van te voren geregeld had kunnen worden door een goedwerkende Inspectie.
Ik verwacht wel met betrouwbare partners te kunnen werken en zo professioneel zijn dat indien mocht er een discussiepunt zijn zoals de BBO 2012 dit in ieder geval met open vizier te bespreken zodat we tot een bevredigend compromis hadden kunnen komen. Dat is volgens mij de reden van een compromis.
Aangezien de Inspecteur mij negeerde ben ik genoodzaakt u te vragen om uitspraak te doen.”
4.6.1
Het Gerecht overweegt als volgt. De hiervoor aangehaalde vaststellingsovereenkomst is door belanghebbende – bijgestaan door een professioneel gemachtigde – op 8 december 2023 ondertekend. Dat de vaststellingsovereenkomst niet, dan wel niet rechtsgeldig tot stand zou zijn gekomen, is niet gebleken. De enkele stelling van belanghebbende, dat geen compromis is bereikt, volstaat mede gelet op de betwisting van de Inspecteur, niet. Hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
4.6.2
Voor zover belanghebbende stelt dat over het jaar 2012 geen compromis is bereikt, treft dit geen doel. Blijkens de tekst van de VSO hebben partijen immers ook over het jaar 2012 een compromis bereikt. Het Gerecht merkt op dat op de zitting is afgesproken dat partijen de mogelijkheid krijgen om voor alle jaren (derhalve ook voor het jaar 2012) een compromis te beproeven.
4.6.3
Voor zover de gemachtigde van belanghebbende stelt dat bij het sluiten van de VSO sprake is geweest van ongeoorloofde druk of dwang – derhalve een wilsgebrek bij het aangaan van de VSO – heeft hij dit niet met feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt.
4.6.4
Gelet op het vorenstaande worden partijen gebonden geacht aan de VSO. Die gebondenheid brengt mee dat hetgeen is overeengekomen over de onderhavige naheffingsaanslagen en vergrijpboetes niet meer door de rechter kunnen worden getoetst.
4.7
De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes naar aanleiding van de VSO verminderd. Dat de verminderingen niet overeenkomstig de afspraken in het VSO zijn gebeurd, is niet gebleken. Het Gerecht ziet daarom geen reden om de vastgestelde naheffingsaanslagen en vergrijpboetes tot lagere bedragen vast te stellen.
De naheffingsaanslagen en vergrijpboetes over de jaren 2012 tot en met 2014 worden voor elk jaar vastgesteld op NAf 4.272 (BBO) en NAf 640 (vergrijpboete).
4.8
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling van de Inspecteur.
5.2
Uit onderdeel 4 van de VSO volgt dat het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt prijsgegeven. Uit de VSO leidt het Gerecht niet af dat belanghebbende en de Inspecteur afspraken hebben gemaakt over het vergoeden van griffierecht.
5.3
Omdat de VSO gedurende de beroepsprocedure tot stand is gekomen, ziet het Gerecht aanleiding de Inspecteur op te dragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden (artikel 18, lid 5 Landsverordening op het beroep in belastingzaken).

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • bepaalt dat de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes in overeenstemming met de vaststellingsovereenkomst voor elk jaar (2012 tot en met 2015) worden vastgesteld op NAf 4.272 (BBO) en NAf 640 (vergrijpboete);
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 6 augustus 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.