ECLI:NL:OGEAM:2025:37

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
SXM202500500
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en tegenverzoek loonvordering in civiele procedure

In deze zaak heeft Prime Distributors B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die op staande voet was ontslagen. Prime stelt dat [verweerder] sinds 31 december 2024 zonder geldige reden afwezig was en vraagt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, alsook om een schadevergoeding van Cg 2.500,00. [verweerder] verzet zich tegen het verzoek en vraagt om het ontslag nietig te verklaren en om doorbetaling van zijn loon. De rechter heeft op 25 juni 2025 uitspraak gedaan. Hij oordeelt dat het ontslag op staande voet geldig is en ontbindt de arbeidsovereenkomst per direct. [verweerder] heeft geen recht op een ontslagvergoeding, maar moet Prime een schadevergoeding van Cg 2.050,00 betalen. De rechter behandelt ook het tegenverzoek van [verweerder] en oordeelt dat dit kan worden behandeld in dezelfde procedure, ondanks eerdere rechtspraak die dit niet toestond. De rechter benadrukt de efficiëntie van het behandelen van beide verzoeken in één procedure, in lijn met de trend van minder strenge procesregels. De rechter concludeert dat er sprake is van een dringende reden voor het ontslag en dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen. De rechter wijst de tegenverzoeken van [verweerder] af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM202500500
Beschikking van 25 juni 2025
in de zaak van
Prime Distributors B.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
verzoekster in het oorspronkelijke verzoek, verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J. Deelstra,
tegen
[naam],
wonend in Sint Maarten,
verweerder in het oorspronkelijke verzoek, verzoeker in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. C.H.J. Merx.
De partijen zullen hierna ‘Prime’ en ‘[verweerder]’ worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met producties, dat Prime op 2 mei 2025 heef ingediend;
  • het verweerschrift;
  • de mail van Prime van 3 juni 2025, met een productie;
  • de pleitnota’s van beide partijen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juni 2025.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1. [
verweerder] werkte bij Prime, op basis van een arbeidsovereenkomst. Prime heeft [verweerder] op 14 februari 2025 op staande voet ontslagen. De reden daarvan is dat hij volgens Prime sinds 31 december 2024 afwezig was, zonder een geldige reden. In deze procedure verzoekt Prime de rechter om de arbeidsovereenkomst per direct (voorwaardelijk) te ontbinden, voor het geval in de toekomst wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet geldig is. Als reden daarvoor noemt Prime in de eerste plaats dezelfde reden als voor het ontslag op staande voet. In de tweede plaats is er volgens Prime een verstoorde arbeidsrelatie ontstaan. Zij vraagt om [verweerder] geen ontslagvergoeding toe te kennen, maar hem juist te veroordelen om een schadevergoeding van Cg 2.500,00 te betalen.
2.2. [
verweerder] is het niet eens met het verzoek. Hij stelt dat hij op het moment van het ontslag arbeidsongeschikt was verklaard en dat hij daarom ook niet op staande voet kon worden ontslagen. Hij stelt dat hij Prime ook steeds op de hoogte heeft gehouden. Volgens hem is er daarom geen reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
2.3. [
verweerder] vraagt als tegenverzoek om het ontslag nietig te verklaren en daarom Prime te veroordelen om het loon door te betalen. Als de rechter de arbeidsovereenkomst ontbindt verzoekt hij om daarbij een vergoeding toe te kennen aan [verweerder].
2.4.
Prime is het niet eens met de tegenverzoeken. Zij stelt in de eerste plaats dat [verweerder] niet-ontvankelijk is, omdat hij dit verzoek in een nieuwe (andere) procedure aan het Gerecht moet voorleggen. Als de rechter het verzoek wel inhoudelijk beoordeelt moet het volgens haar worden afgewezen, omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
Samenvatting van het oordeel
2.5.
De rechter oordeelt dat het ontslag op staande voet geldig is. Voor het geval (eventueel) later wordt geoordeeld dat dit niet het geval is, ontbindt de rechter de arbeidsovereenkomst per direct. [verweerder] heeft geen recht op een ontslagvergoeding, maar moet zelf een schadevergoeding van Cg 2.050,00 aan Prime betalen. In deze beschikking legt de rechter dit oordeel uit.
De tegenverzoeken van [verweerder] worden inhoudelijk behandeld
2.6.
De rechter oordeelt dat het tegenverzoek van [verweerder] om het ontslag op staande voet nietig te verklaren kan worden behandeld als tegenverzoek in de ontbindingsprocedure die Prime is gestart. De rechter is zich ervan bewust dat daarover in het verleden anders werd geoordeeld. De toelichting op de wijziging is als volgt.
2.7.
Prime is deze procedure gestart en vraagt de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dat betreft een procedure die eindigt in een beschikking (artikel 7:685 BW en 429b Rv). [verweerder] mag in zo’n procedure ook zelf een (tegen)verzoek doen, als dit gaat over hetzelfde onderwerp als het oorspronkelijk verzoek (artikel 429h lid 4 Rv). De rechter oordeelt dat zowel het verzoek als het tegenverzoek gaat over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hij oordeelt daarom dat die verzoeken gewoon in dezelfde procedure kunnen worden behandeld.
2.8.
Het is voor de partijen en het Gerecht efficiënt als er direct een beslissing wordt genomen over het hele conflict dat zij hebben. De feiten en standpunten hebben een grote overlap in beide zaken. De rechter ziet niet in wie ermee is geholpen om de partijen op dit punt een nieuwe procedure in te dwingen. Dit past ook bij de algemene ‘deformaliseringstrend’ binnen het procesrecht, die inhoudt dat regels en procedures in burgerlijke rechtszaken minder streng en formeel worden, om zo de toegang tot de rechter te verbeteren en het proces efficiënter te maken.
2.9.
Een werknemer kan een verweerschrift met een tegenverzoek indienen tot de start van de behandeling. Als de oorspronkelijke verzoeker hierdoor onvoldoende mogelijkheid heeft om inhoudelijk te reageren, dan kan de rechter de verzoeker nog de gelegenheid geven om een verweerschrift voor dit tegenverzoek in te dienen (artikel 429h lid 4 Rv).
2.10.
De rechter is zich ervan bewust dat het karakter van een ontbindingsprocedure anders is dan een procedure die gaat over de nietigheid van het ontslag. De ontbindingsprocedure is een eenvoudige procedure, die is gericht op een snelle beslissing, waarin de rechter beslist zonder dat hij gebonden is aan de wettelijke bewijsregels. [1] Dat ziet hij echter niet als beletsel om een tegenverzoek over nietigheid van het ontslag op staande voet te behandelen. Mocht voor dat tegenverzoek bewijs of een langere procedure nodig zijn, dan kan in een tussenbeschikking alvast worden beslist over de ontbinding.
2.11.
De rechter weet ook dat hoger beroep tegen een ontbindingsbeschikking niet mogelijk is (artikel 7:685 lid 11 BW), maar ook dat ziet hij niet als belemmering. Als in dezelfde procedure wordt beslist over de nietigheid van het ontslag, dan is uiteraard van dat deel wel beroep mogelijk.
2.12.
De rechter benadrukt ten slotte dat wel de wettelijke regel blijft gelden dat het tegenverzoek moet gaan over hetzelfde onderwerp als het oorspronkelijke verzoek. [verweerder] had in eerste instantie bijvoorbeeld ook tegenverzoeken ingesteld over schade als gevolg van een bedrijfsongeval. Dat heeft niets te maken met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat soort tegenverzoeken zijn dus niet mogelijk.
Wat is er gebeurd?
2.13. [
verweerder] is op 7 oktober 2024 geopereerd aan zijn bovenarm. Hij was daardoor vanaf die dag arbeidsongeschikt. Op 6 december 2024 heeft hij gesproken met een arts van SZV. Die heeft toen gerapporteerd dat [verweerder] nog arbeidsongeschikt was en dat de volgende controle zou plaatsvinden op 30 december 2024.
2.14.
Op 31 december 2024 en de dagen daarna is [verweerder] niet op het werk verschenen. Prime heeft onbetwist gesteld dat zij daarom begin januari 2025 contact heeft opgenomen met [verweerder]. Volgens Prime heeft [verweerder] toen gezegd dat hij rond de tweede week van januari 2025 weer zou komen werken en dat hij nog bewijs zou aanleveren van zijn voortdurende arbeidsongeschiktheid.
2.15.
Op 30 januari heeft Prime [verweerder] drie keer geprobeerd te bellen. [verweerder] heeft niet opgenomen. Hij heeft ook niet teruggebeld. Op dezelfde dag heeft zij [verweerder] een mail gestuurd, waarin zij [verweerder] erop wijst dat hij sinds 30 december al afwezig is, zonder een bewijs dat hij arbeidsongeschikt is. Ze heeft hem om een toelichting gevraagd.
2.16.
Op 11 februari heeft Prime een brief naar [verweerder] gemaild, waarin zij hem heeft opgeroepen om uiterlijk 13 februari een arbeidsongeschiktheidsverklaring af te geven en zich te melden bij HR. Ze heeft hem gewaarschuwd dat wanneer hij dit niet doet, hij op staande voet wordt ontslagen. [verweerder] heeft niet aan die oproep voldaan.
2.17.
Op 14 februari heeft Prime [verweerder] op staande voet ontslagen. In een brief van diezelfde datum heeft zij aangegeven dat de reden daarvan is dat hij al sinds 30 december 2024 afwezig is zonder bericht en zonder geldige reden en ook geen bewijs van arbeidsongeschiktheid heeft aangeleverd.
Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig
2.18.
De rechter oordeelt dat dit ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Prime had namelijk op 14 februari 2025 een dringende reden om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, en heeft de reden daarvan gelijktijdig aan [verweerder] meegedeeld (artikel 7:677 BW). Dat licht de rechter hierna toe.
Er is sprake van een dringende reden
2.19.
Er is sprake van een dringende reden. Door het handelen en vooral nalaten van [verweerder] kon van Prime niet worden gevraagd dat zij de arbeidsovereenkomst liet voortduren (artikel 7:678 BW). [verweerder] is namelijk 1,5 maand lang niet op zijn werk verschenen, zonder dat hij daarvoor een geldige reden heeft gegeven. [verweerder] had op 30 december 2024 of kort daarna op het werk moeten verschijnen. Als hij arbeidsongeschikt was had hij daarvan op eigen initiatief een bewijs moeten aanleveren. Dat heeft [verweerder] niet gedaan.
2.20. [
verweerder] had al helemaal iets van zich moeten laten horen naar aanleiding van de vragen van Prime. Prime heeft namelijk in ieder geval begin en eind januari contact met [verweerder] gezocht. Naar aanleiding daarvan heeft [verweerder] zijn werk niet hervat, maar is ook niet met een verklaring van SZV gekomen.
2.21.
Prime heeft nog extra gewezen op de ernst van de situatie door [verweerder] op 11 februari een laatste kans te geven om met een verklaring te komen. Ze heeft hem daarin ook gewaarschuwd dat wanneer hij dit niet doet ontslag op staande voet zal volgen. Ook naar aanleiding van die verklaring is [verweerder] niet in actie gekomen. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij de bewuste mail niet heeft gehad. De mail is echter gewoon gestuurd naar het e-mailadres dat [verweerder] gebruikt. Dat verweer passeert de rechter daarom.
2.22. [
verweerder] heeft aangevoerd dat SZV haar werk niet goed deed en dat die niet op tijd met een verklaring is gekomen. Dat blijkt uit niets. Zelfs als dat zou kloppen dat had [verweerder] dit bij Prime moeten melden. Dat heeft hij niet gedaan. Nu was voor Prime dus onbekend waarom hij er niet was. Achter dit verweer kan [verweerder] zich dus niet verschuilen.
2.23.
Door niet op het werk te verschijnen is [verweerder] de kernverplichting van de arbeidsovereenkomst niet nagekomen. Prime heeft hem 1,5 maand de tijd gegeven om hiervoor een verklaring te geven en heeft hem meermaals aangemaand. [verweerder] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt en niets van zich laten horen. Hij heeft zo laten zien dat Prime niet op hem kon rekenen en dat hij geen oog heeft voor de belangen van Prime als werkgever. Prime zat immers hierdoor zonder chauffeur. Er kan niet van haar worden verwacht dat zij een dienstverband met een afwezige en onbereikbare werknemer in stand laat.
2.24.
Prime heeft erop gewezen dat zij ook de persoonlijke omstandigheden van [verweerder] heeft meegewogen en dat die niet maken dat er geen dringende reden is. Volgens Prime heeft [verweerder] een goede arbeidsmarktpositie. [verweerder] heeft vervolgens niet gewezen op persoonlijke omstandigheden die maken dat er geen sprake is van een dringende reden. De rechter concludeert op basis van het voorgaande dat een dringende reden aanwezig is.
Het ontslag is onverwijld gegeven
2.25.
Prime heeft het ontslag onverwijld gegeven. Zij heeft tot 13 februari een laatste kans gegeven aan [verweerder]. Toen [verweerder] van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt heeft zij hem een dag later ontslagen.
De reden van het ontslag is gelijk meegedeeld
2.26.
Prime heeft op de dag van het ontslag in een brief de reden meegedeeld. Voor [verweerder] was dus duidelijk waarom hij is ontslagen.
Het opzegverbod bij ziekte is niet van toepassing
2.27.
Volgens [verweerder] is het ontslag niet geldig, omdat het opzegverbod bij ziekte van toepassing is. Dat verweer slaagt niet. Het opzegverbod bij ziekte geldt namelijk niet bij een ontslag op staande voet (artikel 7:670 en 7:670b BW). Bovendien is niet komen vast te staan dat [verweerder] ten tijde van het ontslag op staande voet ook ziek was.
Conclusie: de arbeidsovereenkomst is geëindigd
2.28.
Doordat het ontslag op staande voet geldig is, is de arbeidsovereenkomst geëindigd. De verzoeken van [verweerder] om het ontslag nietig te verklaren en om Prime te veroordelen het loon door te betalen worden dus afgewezen.
De arbeidsovereenkomst wordt voorwaardelijk ontbonden
2.29.
Prime vraagt om de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden, voor het geval zou worden geoordeeld dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De rechter zal dit verzoek beoordelen, voor het geval in een eventueel hoger beroep het ontslag op staande voet alsnog nietig wordt verklaard.
2.30.
Het verzoek wordt toegewezen. Zoals uit het voorgaande volgt oordeelt de rechter dat er sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Dat betekent dat er ook sprake is van een gewichtige reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden (artikel 7:685 lid 1 en 2 BW). Ook na de ontslagdatum heeft [verweerder] overigens niet aangetoond dat hij arbeidsongeschikt was, sterker nog: SZV heeft verklaard dat hij per 30 december 2024 al arbeidsgeschikt was. De omstandigheden na het ontslag op staande voet bevestigen dus juist het bestaan van de dringende reden. De rechter bepaalt dat de arbeidsovereenkomst per de datum van deze beschikking eindigt (artikel 7:685 lid 7 BW).
Het opzegverbod bij ziekte staat niet in de weg aan de ontbinding
2.31.
Volgens [verweerder] kan de rechter de arbeidsovereenkomst niet ontbinden, omdat het opzegverbod tijdens ziekte geldt. Dat verweer slaagt niet. [verweerder] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat hij arbeidsongeschikt is. Uit de laatste (gecorrigeerde) verklaring van SZV blijkt namelijk dat [verweerder] per 30 december 2024 arbeidsgeschikt is verklaard. [verweerder] is daar niet tegen in bezwaar gegaan. Hij heeft ook geen andere medische verklaring aangeleverd waaruit blijkt dat hij arbeidsongeschikt is.
[verweerder] heeft geen recht op een vergoeding
2.32.
De rechter ontbindt de arbeidsovereenkomst op basis van een uitgestelde dringende reden. In dat geval kan hij geen vergoeding toekennen aan [verweerder] (artikel 7:685 lid 8 BW). Dat tegenverzoek van [verweerder] wordt dus afgewezen.
[verweerder] moet een gefixeerde schadevergoeding aan Prime betalen
2.33. [
verweerder] heeft door zijn schuld een dringende reden om de arbeidsovereenkomst op te zeggen gegeven aan Prime. Hij is namelijk 1,5 maand zonder geldige reden afwezig geweest. Hij is daarom schadeplichtig (artikel 7:677 lid 3 en 4 BW). Prime eist een gefixeerde schadevergoeding van een maandsalaris van Cg 2.050,00. Die eis is gebaseerd op de wet en wordt daarom toegewezen (artikel 7:680 BW).
[verweerder] wordt in de proceskosten veroordeeld
2.34. [
verweerder] krijgt ongelijk en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden aan de kant van Prime tot vandaag vastgesteld op:
explootkosten Cg 249,50
griffierecht Cg 450,-
salaris gemachtigde
Cg 2.500,- (2 punten x Cg 1.250,-) +
totaal: Cg 3.199,50

3.De beslissing

Het Gerecht:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk per 18 juni 2025, zonder dat [verweerder] recht heeft op een vergoeding;
3.2.
veroordeelt [verweerder] om Cg 2.050,00 aan Prime te betalen;
3.3.
wijst de tegenverzoeken van [verweerder] af;
3.4.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, die aan de kant van Prime tot vandaag worden begroot op Cg 3.199,50;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en op 25 juni 2025 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 december 1982, NJ 1983/182, 3.2