ECLI:NL:OGEAM:2025:34

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
SXM202500540
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet in kort geding tegen ontruimingsvonnis bij verstek

In deze zaak gaat het om een verzet in kort geding tegen een ontruimingsvonnis dat bij verstek is gewezen. De eiseres, die in Sint Maarten woont, was oorspronkelijk gedaagde in een eerdere procedure. De gedaagde had op 31 maart 2025 een verzoekschrift ingediend, waarna op 25 april 2025 een mondelinge behandeling plaatsvond. De eiseres was niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. Op 2 mei 2025 werd een verstekvonnis gewezen, waarin de eiseres werd veroordeeld tot ontruiming van de door haar gehuurde woning. De ontruiming vond plaats op 13 mei 2025. De eiseres heeft op 19 mei 2025 verzet ingesteld tegen het verstekvonnis. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2025 waren beide partijen aanwezig.

De eiseres verzoekt onder andere om de nietigverklaring van het verstekvonnis, herplaatsing in haar woning, en schadevergoeding voor geleden schade. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de naam van de eiseres in het verstekvonnis onjuist was weergegeven, maar oordeelt dat de oproeping niet nietig is. De eiseres heeft niet bewezen dat zij de huur heeft voldaan, en het Gerecht bevestigt het verstekvonnis voor het overige. De vorderingen van de eiseres worden gedeeltelijk toegewezen, maar de meeste vorderingen worden afgewezen. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202500540 (verzet)
Vonnis
in verzetin kort geding van 6 juni 2025
inzake
[eiseres],
wonende in Sint Maarten,
eiseres in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde,
tegen
[gedaagde],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde in het verzet,
oorspronkelijk eiser,
gemachtigde: mr. J.J. Rogers,
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

Zaaknummer SXM 2025 00347 (verstek)

1.1. [
gedaagde] heeft op 31 maart 2025 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 25 april 2025 de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [gedaagde] is verschenen, [eiseres] niet. Tegen haar is verstek verleend.
Het Gerecht heeft vervolgens op 2 mei 2025 een verstekvonnis tegen [eiseres] gewezen, waarbij zij onder meer werd veroordeeld tot ontruiming van de door haar van [gedaagde] gehuurde woning aan de [adres], Point Blanche.
1.2.
De ontruiming heeft op 13 mei 2025 plaatsgevonden.
Zaaknummer SXM 2025 00540 (verzet)
1.3. [
eiseres] heeft bij verzetschrift van 19 mei 2025 verzet ingesteld tegen het tegen haar gewezen verstekvonnis.
Op 6 juni 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiseres] is verschenen en ook [gedaagde] en zijn gemachtigde.
1.4.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten voor een woning aan
de [adres] (Point Blanche) voor een jaar, te beginnen op 1 mei 2023 en eindigend op 30 april 2024, tegen een maandelijkse huursom van USD 1.500,00. De huurovereenkomst is op 30 april 2024 stilzwijgend verlengd.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] verzoekt het Gerecht om bij wijze van tegenvordering:
De nietigverklaring van het verstekvonnis van 2 mei 2025,
Het bevel tot mijn herplaatsing in mijn woning en de veilige terugkeer van mijn bezittingen,
De onmiddellijke opschorting van elke gedwongen uitvoering of intimidatie,
De opening van een tegensprekelijke hoorzitting,
De erkenning van de onwettigheid, de erkenning van de ernstige procedurefout (fout in identiteit + gebrek aan kennisgeving), van de procedure en de toegepaste methoden,
En mij een schadevergoeding toe te kennen voor alle geleden schade:
7. Materieel
8. Professioneel en financieel
9. Het verlies van mijn woning,
10. De vernederende behandeling van mijn persoonlijke bezittingen en die van mijn zuigelingen,
11. Schending van mijn fundamentele rechten, krachtens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (recht op woning),
12. De morele en psychologische pijn, verergerd door een bewezen posttraumatisch medisch verleden
13. Fysieke verwondingen (gedocumenteerd).
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Onjuiste benaming
4.1. [
eiseres] voert aan dat haar naam in het verstekvonnis op onjuiste wijze wordt weergegeven. Zij heeft daar gelijk in. In het inleidende verzoekschrift van 31 maart 2025 wordt vermeld dat de huurovereenkomst is aangegaan met [voornaam] [achternaam 1] en [voornaam] [achternaam 2]. [gedaagde] heeft bij de Dienst Burgerzaken geïnformeerd op de achternamen [achternaam 1] en [achternaam 2]. Van beide namen verklaarde de Dienst Burgerzaken dat zij niet zijn ingeschreven in de basisadministratie van Sint Maarten.
4.2.
Het Gerecht heeft vervolgens de deurwaarder opdracht gegeven om partijen op te roepen voor de zitting van 25 april 2025 en deze oproep ook te publiceren in de Landscourant (National Gazette) en The Daily Herald. Uit de door de deurwaarder overgelegde stukken blijkt dat dat is gebeurd in de Landscourant van 11 april 2025 en The Daily Herald van 10 april 2025. Bovendien heeft de deurwaarder in haar exploot van 11 april 2025 verklaard een oproeping in gesloten envelop te hebben achtergelaten aan de [adres] Point Blanche en te hebben afgegeven aan de Officier van Justitie op Sint Maarten.
Geen nietigheid exploten
4.3.
Op grond van het voorgaande komt het Gerecht tot het oordeel dat de oproeping niet nietig is, zoals [eiseres] aanvoert. Weliswaar worden “[voornaam [achternaam 1] en [voornaam [achternaam 2]” opgeroepen, maar er kan bij [eiseres] in redelijkheid geen misverstand over hebben bestaan, dat zij daarmee bedoeld werd.
Voor het overige is aan de formaliteiten voor een juiste oproep voldaan, zodat [eiseres] niet in haar belangen is geschaad.
In dit vonnis zal uiteraard wel de juiste naam van [eiseres] worden vermeld.
4.4.
In het voorgaande ziet het Gerecht wel aanleiding om de kosten van de oproeping voor rekening van [gedaagde] te laten komen. Hij is er immers de oorzaak van dat de naam van [eiseres] niet op juiste wijze in het verzoekschrift en het verstekvonnis is terechtgekomen. Op dit onderdeel zal het verstekvonnis daarom worden vernietigd.
4.5.
Op grond van het voorgaande is het Gerecht eveneens van oordeel dat de betekening van het verstekvonnis op 7 mei 2025 juiste wijze heeft plaatsgevonden.
4.6.
Ten slotte merkt het Gerecht op dat [eiseres] in deze verzetprocedure is verschenen en op de zitting de gelegenheid heeft gehad haar standpunt naar voren te brengen. Dat heeft zij ook gedaan, zodat zij ook in die zin niet in haar belangen is geschaad.
Geen schending huisrecht
4.7.
Het Gerecht verwerpt het verweer van [eiseres] dat de deurwaarder haar huisrecht heeft geschonden door het forceren van een slot en het binnentreden in haar woning. De artikelen 555, 556 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geven haar daartoe de bevoegdheid.
Inhoudelijke overwegingen4.8. De oorspronkelijke vordering van [gedaagde] is toegewezen op grond van zijn stelling dat [eiseres] vijf maanden huurachterstand had; de maanden oktober tot en met maart 2025 zouden niet zijn voldaan.
4.9.
In verzet heeft [eiseres] aangevoerd dat zij tot en met de maand februari 2025 altijd de huur heeft betaald en dat zij er toen mee is gestopt vanwege bedreigingen en intimidaties door of namens [gedaagde].
4.10. [
gedaagde] heeft voorafgaande aan de zitting een aantal stukken in het geding gebracht. Daaronder afschriften van zijn bankrekening van de RBC Royal Bank over de onafgebroken periode van 1 mei 2024 tot 30 mei 2025. Hieruit volgt dat [eiseres] vanaf mei 2024 tot en met oktober 2024 telkens op de tweede of derde van de maand het verschuldigde huurbedrag van USD 1.500,- aan [gedaagde] heeft overgemaakt. Na de betaling van 2 oktober 2024 zijn er geen bedragen van [eiseres] meer op deze bankrekening overgeschreven.
4.11. [
eiseres] heeft ter zitting uitgelegd dat zij in november en december 2024 heeft geprobeerd om de huur op de bankrekening van [gedaagde] over te maken. Zij heeft ook twee Wise-kopieën laten zien, waaruit de overschrijvingen in november en december 2024 zouden moeten blijken. In een gmail-bericht van 9 december 2024 aan [gedaagde] heeft zij hier ook op gewezen.
[gedaagde] heeft hierop echter gereageerd door te stellen dat een kopie van zo’n Wise-bericht nog niet inhoudt dat het bedrag ook daadwerkelijk is overgemaakt en ook op zijn bankrekening is bijgeschreven. Als de overschrijving niet is gerealiseerd door op “send” te drukken of bijvoorbeeld bij onvoldoende saldo op de rekening van [eiseres], wordt er ook geen bedrag aan [gedaagde] overgemaakt.
4.12.
Het ligt op de weg van [eiseres] om te bewijzen dat zij de huur heeft voldaan. Het Gerecht is van oordeel dat [eiseres] tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] (met name zijn bankafschriften) haar betalingen niet heeft bewezen.
4.13. [
eiseres] heeft ter zitting een USB-stick overgelegd. Zij beschikte niet meer over andere administratie, omdat die bij de ontruiming is afgevoerd en in een container zouden zitten. De rechter en griffier hebben de USB-stick onderzocht en troffen daar als betaalbewijs uitsluitend een kopie aan van twee kwitanties: de eerste gedateerd 24 januari 2025, voor een bedrag van USD 3.000,- “2 month rent nov-dec, [naam]. / For mr. [gedaagde]” en de tweede van 4 februari 2025 soortgelijk voor de maanden januari/februari.
Deze zijn vervolgens geprint en ook aan [gedaagde] overhandigd.
[gedaagde] heeft betwist dat hij op enig moment een contante betaling van [eiseres] heeft ontvangen. Ook heeft hij betwist de desbetreffende twee kwitanties te hebben ondertekend.
[eiseres] heeft als reactie daarop verklaard dat zij inderdaad nooit rechtstreeks contant aan [gedaagde] heeft betaald, maar dat zij op zijn verzoek aan “[naam]” heeft betaald, die in een rode auto naar het gehuurde kwam om de huur op te halen.
[gedaagde] heeft ook betwist deze [naam] te kennen.
4.14.
Ook hier komt het Gerecht tot het oordeel dat [eiseres] haar betalingen aan [gedaagde] niet heeft bewezen. Nog daargelaten dat aanvaarding van haar stelling zou inhouden dat zij dan volgens zichzelf de huur tweemaal zou hebben betaald, is het enkele feit van een niet door [gedaagde] getekende kwitantie onvoldoende om een betaling aan hem te kunnen aannemen.
4.15.
De conclusie is dat [eiseres] op het moment van het indienen van het oorspronkelijk verzoekschrift vijf maanden huurachterstand had. Het verstekvonnis zal daarom in zoverre bevestigd worden.
De tegenvorderingen van [eiseres]
4.16.
Vordering 1 zal gedeeltelijk worden toegewezen, maar uitsluitend voor zover het de kosten van oproeping betreft.
Vordering 2 zal worden afgewezen, omdat [eiseres] is ontruimd op grond van een verstekvonnis dat zal worden bevestigd.
De ontruiming is uitgevoerd en hoeft niet te worden teruggedraaid. Daarom is er geen belang meer bij de onder 3. gevorderde opschorting.
Aan de vordering onder 4. is voldaan door het houden en niet uitstellen van de zitting van vandaag.
Vordering 5. zal worden afgewezen. Dat volgt uit de overwegingen onder 4.1. tot en met 4.6.
4.17. [
eiseres] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen, zoals geformuleerd onder 6 (en daaraan gekoppeld 7 tot en met 13). Deze vorderingen lenen zich niet voor een beslissing in kort geding, gelet op het karakter daarvan. Deze vorderingen moeten bij de bodemrechter worden ingesteld.
4.2. [
eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten van het verzet worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op Cg. 500,- voor salaris van de gemachtigde.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
verstekprocedure
5.1.
vernietigt onderdeel 5.3 van de beslissing in het verstekvonnis en,
opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van de
verstekprocedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op Cg 450,- voor betaald griffierecht;
5.2.
bevestigt het verstekvonnis voor het overige;
verzetprocedure
5.3.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen 3 en 6 tot en met 13;
5.4.
wijst de overige vorderingen af;
5.5.
veroordeelt [eiseres] tot betaling in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op Cg. 500,-;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, bijgestaan door J.F.M. Becker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.