ECLI:NL:OGEAM:2025:31

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
SXM202400099
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen huurder en verhuurder over huurachterstand en schadevergoeding

In deze zaak, die op 10 juni 2025 is behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gaat het om een huurgeschil tussen een eiser en een gedaagde. De eiser, die een appartement verhuurde aan de gedaagde, vordert betaling van een huurachterstand van Naf. 4.954,68, alsook schadevergoeding voor het verwijderen van lampen en armaturen door de gedaagde bij haar vertrek uit het appartement. De gedaagde heeft het appartement in april 2023 verlaten en betwist de huurachterstand, terwijl zij zelf een tegenvordering heeft ingesteld voor schade aan haar auto, die volgens haar door de eiser is veroorzaakt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2025 hebben beide partijen hun standpunten uiteengezet. De eiser stelt dat de gedaagde een betalingsachterstand heeft opgebouwd, maar het Gerecht oordeelt dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze achterstand. De gedaagde heeft aangevoerd dat zij altijd op tijd heeft betaald en dat de eiser geen schriftelijke overeenkomst heeft overgelegd waaruit de huurachterstand blijkt. Het Gerecht wijst de vordering van de eiser af, omdat het niet duidelijk is welke maanden niet zijn betaald.

Wat betreft de schadevergoeding voor de lampen en armaturen, oordeelt het Gerecht dat de gedaagde deze kosten moet vergoeden, omdat zij deze heeft meegenomen bij haar vertrek. De vordering van de gedaagde voor schade aan haar auto wordt gedeeltelijk toegewezen, waarbij het Gerecht oordeelt dat de eiser verantwoordelijk is voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202400099
Vonnis d.d. 10 juni 2025
inzake
[eiser],
wonende in Sint Maarten,
eiser,
tegen
[gedaagde],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel,
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 23 januari 2024 ter griffie ingediend (“small claim request”);
  • de betekening op 23 oktober 2024 van het verzoekschrift aan [gedaagde] in persoon;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie van 18 februari 2025;
  • de mondelinge behandeling op 15 mei 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen: [eiser], [gedaagde], haar zoon en haar gemachtigde. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet, mede aan de hand van door [eiser] overgelegde pleitaantekeningen.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
gedaagde] heeft over een periode van ruim 18 jaar een appartement van [eiser] gehuurd. Daarvan is geen schriftelijke overeenkomst opgesteld of bewaard gebleven.
2.2. [
gedaagde] heeft de woning half april 2023 verlaten en toen een bedrag betaald van Naf 500,-. Zij heeft toen haar auto bij het gehuurde achtergelaten.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van Naf. 4.954,68 met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [
eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] aan het einde van de huurovereenkomst een betalingsachterstand had van Naf. 2.163,63. Daar komt nog het restant van Naf. 400,- voor de maand april bij en Naf. 900,- voor één maand opzegtermijn.
[gedaagde] heeft bovendien bij het verlaten van het appartement alle
lampen en armaturen voor de verlichting verwijderd en meegenomen. De vervanging daarvan kostte Naf. 414,68 en de kosten voor een elektricien om deze te installeren waren Naf. 810,-.
[gedaagde] heeft verder een oud autowrak op het terrein achtergelaten. Dat moet nog worden weggehaald. De geschatte kosten daarvan zijn NAf. 180,-.
3.3. [
gedaagde] heeft verweer gevoerd en een tegenvordering ingediend van $ 2.316,53. Deze vordering ziet op de schade die [eiser] tot tweemaal toe heeft toegebracht aan de auto van [gedaagde] ($ 1.516,53) en de door [gedaagde] betaalde borgsom van $ 800.-
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De vorderingen
Huurachterstand4.1. [eiser] vordert de achterstallige huur tot en met half april 2023. Volgens hem bedraagt deze Naf. 2.136,63. Hij stelt dat deze achterstand in de loop van de jaren is ontstaan, onder andere omdat hij [gedaagde] regelmatig uitstel van betaling heeft gegeven in verband met haar zwakke gezondheid. Op de kwitanties heeft hij telkens de “balance due” vermeld.
[gedaagde] stelt dat zij de huur altijd op tijd heeft betaald en heeft gevraagd wat de betekenis van de door [eiser] op de kwitantie vermelde “account” was. Hij heeft dat nooit willen uitleggen of specificeren. [gedaagde] heeft onderbouwd dat zij een aantal maal gebreken aan het appartement gerepareerd of laten repareren, die eigenlijk voor rekening van [eiser] kwamen. [eiser] weigerde de nodige werkzaamheden te verrichten en de rekening ervoor te betalen. Die bedragen heeft [gedaagde] verrekend met de verschuldigde huur. Zij stelt geen huurachterstand te hebben gehad, toen zij het appartement in april 2023 verliet.
4.2.
Het Gerecht heeft de vermeldingen op de kwitanties gezien. Het bedrag achter “account” is door [eiser] zelf op de kwitantie geschreven. [gedaagde] betwist dat bedrag gemotiveerd en er blijkt ook niet dat [gedaagde] daarmee akkoord is gegaan.
[eiser] heeft ook in deze procedure geen onderbouwing gegeven van de huurachterstand. Het is zo ook voor het Gerecht niet duidelijk, waar die achterstand uit bestaat en welke maanden [gedaagde] niet zou hebben betaald. Op deze manier kan [gedaagde] zich ook niet verdedigen door aan te tonen dat zij wel heeft betaald, al dan niet door verrekening, zoals hiervoor vermeld. Dit betekent dat het gevorderde bedrag niet kan worden toegewezen.
Opzegtermijn
4.3.
Het Gerecht zal het onderdeel van de vordering afwijzen dat ziet op de betaling van een maand huur, omdat de opzegtermijn niet in acht zou zijn genomen. Allereerst, omdat [gedaagde] als verweer aanvoert dat partijen met wederzijds goedvinden na ruim 18 jaar de huurovereenkomst hebben beëindigd. En daarnaast, omdat er geen schriftelijk contract aanwezig is, waaruit een opzegtermijn zou moeten blijken.
Opruimen autowrak
4.4.
Dit onderdeel van de vordering is gebaseerd op de stelling dat de auto van [gedaagde] op het terrein van [eiser] is achtergebleven. [gedaagde] heeft echter verklaard dat de auto op het terrein van de buurman staat en dat zij met de buurman heeft afgesproken dat hij daar voorlopig mag blijven staan.
Ter zitting heeft [eiser] niet kunnen aanduiden welk stuk grond op het terrein nu precies van hem is, en welk stuk van de buurman. Dit onderdeel van de vordering is daarom ook niet toewijsbaar.
Kosten herstel elektra
4.5. [
gedaagde] heeft niet betwist dat zij alle lampen en armaturen heeft meegenomen, bij haar vertrek uit het appartement. Zij stelt dat zij die allemaal zelf heeft aangeschaft, nadat er als gevolg van de orkaan Irma in 2017 schade aan de elektra was ontstaan. [eiser] heeft gemotiveerd betwist dat de orkaan deze schade zou hebben veroorzaakt en [gedaagde] heeft niet kunnen toelichten hoe de elektra of de lampen in het betonnen appartement zouden zijn beschadigd en waarom schade aan lampen voor rekening van de verhuurder zouden komen.
Het gerecht is daarom van oordeel dat [gedaagde] de herstelkosten aan [eiser] dient te voldoen. Die kosten zijn voldoende onderbouwd met bonnen en rekeningen in de periode 15 tot en met 17 juni 2023. Het totaal gevorderde bedrag van Naf. 1.214,68 zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.6.
Dit onderdeel van de vordering is ook toewijsbaar, maar slechts vanaf de datum dat [gedaagde] op de hoogte is geraakt van de vordering. Dat is bij de betekening van het verzoekschrift aan haar.
De tegenvorderingen
Waarborgsom4.7. Net als hiervoor onder 4.3. is overwogen over de opzegtermijn, geldt ook voor de betaalde borgsom dat er geen schriftelijk contract is waaruit de verplichtingen over en weer blijken. Hoewel het zeer gebruikelijk is dat er aan het begin van een huurovereenkomst een borgsom van twee maanden huur wordt voldaan, heeft [eiser] betwist dat dat hier ook het geval was. Er is geen schriftelijk contract en [gedaagde] heeft ook geen bewijs van betaling kunnen overleggen. Dat betekent dat zij haar vordering op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd en dat dit deel van de vordering moet worden afgewezen.
Schade aan de auto
4.8. [
gedaagde] stelt dat [eiser] met zijn eigen auto bij het parkeren, de auto van [gedaagde] heeft geraakt, waardoor hij tot twee keer toe de bumper van de auto van [gedaagde] heeft beschadigd. De eerste keer viel de schade mee, maar in 2023 heeft [eiser] de auto van [gedaagde] hard geraakt waardoor er een scheur was ontstaan in de bumper van [gedaagde].
[eiser] heeft de eerste schade betwist, maar heeft erkend dat hij in 2023 inderdaad bij het parkeren tegen de auto van [gedaagde] is aangereden.
4.9. [
gedaagde] heeft bij de garage in beide gevallen een offerte opgevraagd voor de kosten van reparatie van haar bumper. Zoals zij zelf stelt, viel de schade in 2021 mee. Waarom – volgens de offerte – een nieuwe bumper zou moeten worden gemonteerd, is niet toegelicht. Ook vanwege de betwisting door [eiser], zal dit onderdeel van de vordering niet worden toegewezen.
De kosten van herstel van de schade in 2023 zijn wel toewijsbaar. De desbetreffende offerte is aan [eiser] gegeven. [eiser] vond de prijs voor reparatie veel te hoog en wenste eerst een andere garage te vragen wat de kosten zouden zijn voor reparatie. Of [eiser] dat heeft gedaan, kan verder in het midden blijven. Het bedrag op de offerte voor vervanging van de bumper van $ 936,53 is redelijk en [eiser] heeft ook niet aangeboden de schade zelf te doen herstellen.
Wettelijke rente
4.10.
Dit onderdeel van de vordering is ook toewijsbaar, maar slechts vanaf de datum dat [gedaagde] haar eis in reconventie heeft ingesteld. Van een eerdere aanmaning of sommatie is niet gebleken.
Proceskosten
4.11.
Partijen zijn aan beide zijden in hun vorderingen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Daarin ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten van beide partijen voor eigen rekening te laten komen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
De vorderingen van [eiser]
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van Naf. 1.214,68, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 oktober 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
wijst af het meer of anders gevorderde.
De vorderingen van [gedaagde]
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van $ 936,53, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 februari 2025 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
verklaart onderdeel 5.3. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
De vorderingen aan beide kanten
5.6.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, bijgestaan door de griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025.