In deze zaak, die op 10 juni 2025 is behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gaat het om een huurgeschil tussen een eiser en een gedaagde. De eiser, die een appartement verhuurde aan de gedaagde, vordert betaling van een huurachterstand van Naf. 4.954,68, alsook schadevergoeding voor het verwijderen van lampen en armaturen door de gedaagde bij haar vertrek uit het appartement. De gedaagde heeft het appartement in april 2023 verlaten en betwist de huurachterstand, terwijl zij zelf een tegenvordering heeft ingesteld voor schade aan haar auto, die volgens haar door de eiser is veroorzaakt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2025 hebben beide partijen hun standpunten uiteengezet. De eiser stelt dat de gedaagde een betalingsachterstand heeft opgebouwd, maar het Gerecht oordeelt dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze achterstand. De gedaagde heeft aangevoerd dat zij altijd op tijd heeft betaald en dat de eiser geen schriftelijke overeenkomst heeft overgelegd waaruit de huurachterstand blijkt. Het Gerecht wijst de vordering van de eiser af, omdat het niet duidelijk is welke maanden niet zijn betaald.
Wat betreft de schadevergoeding voor de lampen en armaturen, oordeelt het Gerecht dat de gedaagde deze kosten moet vergoeden, omdat zij deze heeft meegenomen bij haar vertrek. De vordering van de gedaagde voor schade aan haar auto wordt gedeeltelijk toegewezen, waarbij het Gerecht oordeelt dat de eiser verantwoordelijk is voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.