ECLI:NL:OGEAM:2025:3

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
SXM202400765 - LAR00069/2024, SXM202400766 - LAR00070/2024, SXM202400767 - LAR00071/2024
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschriften inzake naheffingsaanslagen premies Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 januari 2025 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften die door eiseres waren ingediend tegen naheffingsaanslagen premies Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering over de jaren 2018, 2019 en 2020. De eiseres, vertegenwoordigd door P. van Vliet, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het uitvoeringsorgaan sociale en ziekteverzekeringen, die op 24 november 2023 en 19 januari 2024 waren genomen. De bestreden beschikking van 21 mei 2024 verklaarde de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk omdat de gronden van bezwaar niet tijdig waren ingediend. Eiseres had op 28 juni 2024 beroep ingesteld tegen deze beschikking.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2024, waarbij de heer J. Sybesma via videoverbinding deelnam, werd de zaak besproken. Eiseres voerde aan dat de termijn voor het indienen van de bezwaargronden te kort was en dat dit onredelijk was, gezien de complexiteit van de onderliggende documenten. Het Gerecht oordeelde echter dat de termijn van drie weken, inclusief een verlenging, voldeed aan de wettelijke eisen en dat eiseres de gronden abusievelijk te laat had ingediend. Het Gerecht concludeerde dat verweerder terecht de bezwaren niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de indiening buiten de gestelde termijn had plaatsgevonden.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaargronden en bevestigt dat een niet-ontvankelijk verklaring gerechtvaardigd is wanneer de indiening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt. Het Gerecht verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en handhaafde de bestreden beschikking, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak: 20 januari 2025
Zaaknummer: SXM202400765 - LAR00069/2024
SXM202400766 - LAR00070/2024
SXM202400767 - LAR00071/2024

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

UITSPRAAK

[eiseres],
eiseres,
gevolmachtigde: P. VAN VLIET,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERINGEN,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.M. HOFMAN-RUIGROK,

Procesverloop

Bij beschikkingen van 24 november 2023 en 19 januari 2024 (de primaire beschikkingen) heeft verweerder aan eiseres naheffingsaanslagen premies Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering over de jaren 2018, 2019 en 2020 opgelegd.
Bij beschikking van 21 mei 2024 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de hiertegen gemaakte bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft op 28 juni 2024 beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking.
Verweerder heeft een verweerschrift met producties ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 november 2024. De heer J. Sybesma heeft aan de zitting vanuit Curaçao via een video-verbinding deelgenomen. Eiseres is verschenen bij gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd, bijgestaan door mevrouw V. Medema (BAB). Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.

Beoordeling

1. Ter beoordeling van het Gerecht staat of verweerder de bezwaren van eiseres op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Feiten en omstandigheden
2.1.
Bij brief van 11 december 2023 heeft eiseres een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 24 november 2023 inzake de naheffingsaanslag over 2018. Bij brief van 20 februari 2024 heeft eiseres een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 19 januari 2024 inzake de naheffingsaanslagen over 2019 en 2020.
2.2.
Bij emailbericht van 28 maart 2024 heeft verweerder eiseres op de voet van artikel 60, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tot uiterlijk 11 april 2024 in de gelegenheid gesteld de gronden van bezwaar in te dienen.
2.3.
Bij emailbericht van 11 april 2024 heeft eiseres uitstel verzocht voor het indienen van de bezwaargronden tegen de aanslagen over 2018 tot en met 2020. Bij e-mailbericht van 12 april 2024 heeft verweerder de gestelde termijn verlengd tot uiterlijk 18 april 2024, waarbij is meegedeeld dat verder uitstel niet mogelijk is.
2.4.
Op 19 april heeft eiseres de gronden van het bezwaarschrift ingediend.
2.5.
Verweerder heeft de bezwaren tegen de primaire beschikking bij de bestreden beschikking niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bezwaargronden niet binnen de daartoe gestelde termijn zijn ingediend.
2.6.
Voor de tekst van de relevante wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
Bevoegdheid verweerder
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de pro forma ingediende bezwaarschriften geen gronden inhouden waardoor deze niet voldoen aan de eis zoals gesteld in artikel 57, vierde lid, aanhef en onder c, van de Lar. Verweerder heeft daarom terecht een termijn gesteld om dit gebrek te herstellen. De door verweerder gestelde termijn van twee weken is vervolgens op verzoek van eiseres met één week verlengd, tot uiterlijk 18 april 2024. Vast staat dat eiseres de gronden van bezwaar eerst op 19 april 2024 en derhalve buiten de door verweerder gestelde hersteltermijn heeft ingediend. Dit brengt mee dat aan de toepassingsvoorwaarde voor een niet-ontvankelijk verklaring van artikel 60, tweede lid, van de Lar is voldaan.
Bespreking beroepsgronden
4.1.
Eiseres stelt dat de door verweerder gegeven termijn van in totaal drie weken voor de indiening van de gronden van bezwaar uitermate kort en daardoor onredelijk is, mede gelet op de drukke periode bij de gemachtigde in de maanden januari-maart. Eiseres voert hierbij aan dat aan de primaire beschikkingen een omvangrijk rapport looncontrole ten grondslag ligt, die in het Nederlands is geschreven. Het was niet mogelijk voor de gemachtigde om dit rapport binnen de gestelde termijn van drie weken te bestuderen en (vertaald naar het Engels) te bespreken met eiseres.
4.2.
Het Gerecht volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder een onredelijk korte hersteltermijn heeft geboden. Het definitieve rapport looncontrole is opgesteld op 5 december 2023 en kort daarna door eiseres ontvangen. Eerst op 28 maart 2024 heeft verweerder een eerste hersteltermijn gegeven voor het indienen van de gronden, met twee weken. Deze termijn van twee weken voldoet aan de wettelijke minimale hersteltermijn zoals opgenomen in artikel 60, eerste lid, van de Lar. Vervolgens heeft verweerder, op uitdrukkelijk verzoek van eiseres om een verlenging van de termijn met één week tot 18 april 2024, de termijn eenmaal verlengd tot 18 april 2024. Op basis van de hiervoor geschetste omstandigheden, waarbij de gemachtigde van eiseres zelf heeft verzocht om verlenging tot 18 april 2024 ‘
to properly motivate the already submitted protest letters’, zijn er geen aanknopingspunten voor de door eiseres betrokken stelling dat de gegeven hersteltermijn van in totaal drie weken onredelijk kort is. Het lijkt er onder de gegeven omstandigheden veel meer op dat eiseres de gronden abusievelijk een dag te laat heeft ingediend. De beroepsgrond van eiseres over een onredelijk korte hersteltermijn slaagt dan ook niet.
5.1.
Eiseres wijst erop dat verweerder bij de eerst gegeven hersteltermijn slechts te kennen heeft gegeven dat bij overschrijding van de termijn een niet-ontvankelijk verklaring ‘kon’ volgen. Hieruit volgt volgens eiseres niet de zekerheid dat hiertoe zou worden besloten. Daarnaast stelt eiseres dat de mogelijkheid van niet-ontvankelijk verklaring niet is opgenomen in het emailbericht van verweerder van 12 april 2024, waarbij de termijn is verlengd tot 18 april 2024. Met verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad uit 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ6863), betoogt eiseres dat dit in de weg staat aan een niet-ontvankelijk verklaring.
5.2.
Het betoog van eiseres slaagt niet. Uit de inhoud van de berichten van verweerder van 28 maart 2024 en 12 april 2024 blijkt genoegzaam dat een fatale termijn is gesteld voor het indienen van de gronden. In het eerste bericht is duidelijk vermeld dat de bezwaarschriften niet-ontvankelijk konden worden verklaard indien de gronden niet binnen de termijn worden ingediend. In het tweede bericht – dat daarop volgde – is voorts te kennen gegeven dat geen nader uitstel zal worden verleend. Bij dit alles komt nog dat eiseres in bezwaar is bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig bijstand verleent, zodat als bekend mag worden verondersteld dat het niet indienen van gronden binnen de daartoe gestelde termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkheid. De jurisprudentie waarnaar eiseres verwijst kan haar niet baten, nu deze ziet op belastingzaken met eigen regelgeving die hier niet van toepassing is.
6.1.
Eiseres heeft ten slotte naar voren gebracht dat verweerder op basis van redelijkheid en billijkheid (zo nodig ambtshalve) had moeten ingaan op de ingebrachte bezwaren, gelet op de relatief kleine termijnoverschrijding van slechts één dag. Het Gerecht vat deze beroepsgrond aldus op dat eiseres van mening is dat verweerder onder de gegeven omstandigheden, te weten een overschrijding van de termijn met slechts één dag, niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken om de bezwaren niet-ontvankelijk te verklaren.
6.2.
Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat er geen gepubliceerd beleid is over de vraag op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om tot niet-ontvankelijk verklaring over te gaan. Verweerder heeft wel naar voren gebracht dat als beleid (vaste gedragslijn) wordt gehanteerd dat bezwaarschriften – omwille van zorgvuldigheid en gelijke behandeling – in het geval van te late indiening en/of te late aanvulling niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.3.
Het Gerecht is van oordeel dat bovenstaande vaste gedragslijn van verweerder niet onredelijk is, gelet op de naar voren gebrachte belangen van zorgvuldigheid en gelijke behandeling. Het Gerecht stelt ook vast dat verweerder in deze zaak zorgvuldig heeft gehandeld door eiseres een (redelijke) hersteltermijn te geven en overeenkomstig zijn vaste gedragslijn is overgegaan tot niet-ontvankelijk verklaring, nu de gronden niet binnen de daartoe gestelde termijn zijn ingediend. Het Gerecht is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Van bijzondere omstandigheden aan de zijde van eiseres, waardoor in haar geval zou moeten worden afgeweken van de vaste gedragslijn van verweerder, is niet gebleken. Het feit dat het gaat om een zeer kleine overschrijding van slechts één dag, maakt dit niet anders en is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

Conclusie en gevolgen

7. De conclusie is dat verweerder de bezwaren van eiseres op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard en de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Het beroep van eiseres zal om deze reden ongegrond worden verklaard. De bestreden beschikking blijft in stand. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Martinez-Hammer, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 januari 2025.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.
BIJLAGE

Landsverordening administratieve rechtspraak

Artikel 56
1. Het bezwaarschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven of geldt als geweigerd.
(…)
Artikel 57
(…)
4. Het bezwaarschrift houdt in:
(…)
c. de gronden waarop het bezwaar rust, waaronder het belang dat de bezwaarde bij de beschikking heeft.
(…)
Artikel 60
1. Indien een bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 57, vierde lid, stelt het bestuursorgaan de bezwaarde in de gelegenheid de gebreken te herstellen. Daarbij wordt vermeld de termijn, die minimaal veertien dagen bedraagt, waarbinnen het herstel van de gebreken dient te geschieden.
2. Indien de gebreken niet binnen de gestelde termijn zijn hersteld, kan het bestuursorgaan de bezwaarde niet-ontvankelijk verklaren.