In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 januari 2025 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften die door eiseres waren ingediend tegen naheffingsaanslagen premies Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering over de jaren 2018, 2019 en 2020. De eiseres, vertegenwoordigd door P. van Vliet, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het uitvoeringsorgaan sociale en ziekteverzekeringen, die op 24 november 2023 en 19 januari 2024 waren genomen. De bestreden beschikking van 21 mei 2024 verklaarde de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk omdat de gronden van bezwaar niet tijdig waren ingediend. Eiseres had op 28 juni 2024 beroep ingesteld tegen deze beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2024, waarbij de heer J. Sybesma via videoverbinding deelnam, werd de zaak besproken. Eiseres voerde aan dat de termijn voor het indienen van de bezwaargronden te kort was en dat dit onredelijk was, gezien de complexiteit van de onderliggende documenten. Het Gerecht oordeelde echter dat de termijn van drie weken, inclusief een verlenging, voldeed aan de wettelijke eisen en dat eiseres de gronden abusievelijk te laat had ingediend. Het Gerecht concludeerde dat verweerder terecht de bezwaren niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de indiening buiten de gestelde termijn had plaatsgevonden.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaargronden en bevestigt dat een niet-ontvankelijk verklaring gerechtvaardigd is wanneer de indiening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt. Het Gerecht verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en handhaafde de bestreden beschikking, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.