ECLI:NL:OGEAM:2025:25

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
100.00569-24
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging doodslag met vuurwapen in Sint Maarten

Op 2 april 2025 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op 8 juni 2024, waarbij hij met een vuurwapen op het slachtoffer schoot. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaren, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Het Gerecht oordeelde dat de eerste verklaring van de getuige het meest betrouwbaar was en dat deze steun vond in andere bewijsmiddelen. De verdachte werd vrijgesproken van voorbedachten rade, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de gelegenheid had gehad om zich te beraden. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, met een hoog recidiverisico en instabiliteit op alle leefgebieden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en de ernst van het feit.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00569-24

Uitspraak: 2 april 2025 tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteland],
wonende te [woonplaats], thans gedetineerd.
raadsvrouw: mr. S.D.M. Roseburg, advocaat te Sint Maarten
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2025. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw.
De officier van justitie mr. F. Bons heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde en in geval van een bewezenverklaring een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is het feit ten laste gelegd dat is vermeld op de dagvaarding. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat de verdachte
op 8 juni 2024 heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door met een vuurwapen op hem (in zijn ribbenkast) te schieten.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks8 juni 2024 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten radevan het leven te beroven, met dat opzet
en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen
eenmaalof meerdere malenheeft geschoten in de ribbenkast
, althans het lichaamvan die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (team Algemene Recherche)
d.d. 27 januari 2025, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 380/JD/24 en de onderzoeksnaam “Rusland 24”.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van
8 juli 2024, pagina 11 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende:
Gepleegd op: 8 juni 2024
Plaats delict: [adres] [supermarkt 1]
His name is [verdachte]. We live on the same road. We started to scuffle with each other. We stopped and I walked away. He said I am going come back. He came back with a short mini shot gun. He fired one shot at the left side of my ribs. I drove myself on a scooter to the hospital. I know this boy as [verdachte], he lives with his grandparents in [adres].
2. De röntgenfoto van de ribbenkast van aangever, pagina 13 van voornoemd eindproces-verbaal.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 7 juni 2024, pagina 54 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende:
I saw that the argument was between [verdachte] and [slachtoffer]. After that, [verdachte] walked away from there and [slachtoffer] went to sit down close to my house. Shortly after, I hear some bystanders screaming that the man just got shot. I saw [slachtoffer] on his scooter leaving. I went back inside and picked up my phone and called [slachtoffer]. He told me that he is by the hospital and that he got shot. He said that [verdachte] went and came back shortly after their fight and shot him with a gun.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 10 juni 2024, pagina 46 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende:
Q: What can you tell me about your grandson [verdachte]?
A: On the day of the incident [verdachte] came up to the house. I saw that he approached my wife and heard [verdachte] was telling her to look how [slachtoffer] beat him up and buss his mouth and stabbed him in the side. I then saw that [verdachte] went outside and went in the bushes and took something and went walking down with it inside of his shirt. After a while [verdachte] came back home and said to me that he gave him a shot in the body. [verdachte] then was showing and saying where he shot him. I saw that [verdachte] was pointing in the rib cage area. Later on in the evening, he came down stairs by my house and said he not staying up there and leave the police come and find him there.
Bewijsoverwegingen
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord. De verdachte heeft voorwaardelijk opzet gehad op de dood van het slachtoffer en heeft de tijd gehad zich te kunnen beraden op zijn besluit.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte de schutter was. De verklaring van de grootvader van de verdachte bij de politie kan voor het bewijs niet worden gebezigd, nu hij niet op zijn verschoningsrecht is gewezen of dit (door de taalbarrière) niet goed heeft begrepen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Is de verdachte de schutter?
Het Gerecht is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het de verdachte is geweest die op 8 juni 2024 met een vuurwapen op [slachtoffer] heeft geschoten.
De verklaring van aangever wordt ondersteund door de röntgenfoto, de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van de grootvader van de verdachte bij de politie.
Vrijwel direct na het schietincident heeft aangever tegen getuige [getuige 1] gezegd dat hij door de verdachte is neergeschoten en de verklaringen ondersteunen elkaar in gebeurtenissen; aangever is na het schietincident op zijn scooter naar het ziekenhuis gereden (waar een röntgenfoto van zijn ribbenkast is genomen) en getuige [getuige 1] heeft nadat ze door omstanders had gehoord dat ‘a man just got shot’, aangever zien wegrijden op zijn scooter, waarna ze hem heeft gebeld. Uit de verklaring van aangever en de verklaring van de grootvader van de verdachte volgt ook eenzelfde lijn van gebeurtenissen, namelijk dat er een ruzie was tussen aangever en de verdachte, de verdachte na de ruzie wegging (naar huis) en (van huis) weer terug kwam naar aangever.
Het Gerecht is – anders dan de raadsvrouw – van oordeel dat de verklaring van de grootvader van de verdachte bij de politie voor het bewijs kan worden gebezigd.
Op verbalisanten rust allereerst geen wettelijke plicht om te horen getuigen te wijzen op het eventueel bestaan van verschoningsrecht. In dit geval is de grootvader van de verdachte door de verbalisant op dit recht wel degelijk gewezen en heeft hij zowel bij de politie als later bij de rechter-commissaris verklaard dit op dat moment ook te hebben begrepen. Het Gerecht ziet ook geen aanleiding om aan de verklaring en/of de vertaling door de Spaans sprekende verbalisant te twijfelen, nu de verklaring in gebeurtenissen overeenkomt met de verklaringen van aangever en getuige [getuige 1], en de taalbarrière en/of de vertaling (pas later en) kennelijk alleen op het voor de verdachte meest belastende deel (dat hij aangever zou hebben geschoten in zijn ribbenkast) problemen zou hebben opgeleverd. Het Gerecht legt de tweede verklaring van de grootvader van de verdachte dan ook naast zich neer en neemt de eerste, meest betrouwbaar geachte, verklaring als uitgangspunt.
Het verweer wordt verworpen.
Poging doodslag
Het Gerecht is van oordeel dat de verdachte, door met een vuurwapen op aangever te schieten ter hoogte van de ribbenkast en alle vitale organen daaronder, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever hierdoor zou komen te overlijden.
Voor een bewezenverklaring van poging tot moord, zoals primair ten laste is gelegd, is vereist dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarvan is sprake indien de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Het Gerecht overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte weliswaar enige tijd heeft gehad om zich te kunnen beraden maar dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte ook de gelegenheid heeft gehad zich te beraden, en niet heeft gehandeld uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte was immers net daarvoor zelf door aangever gestoken en geslagen, hetgeen emoties zal hebben opgewekt, en uit de rapportage van de psycholoog blijkt dat de verdachte moeite kan hebben met het beheersen van zijn impulsen. De verdachte zal dan ook van het deel ‘voorbedachten rade’ van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer].
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht en wordt als volgt gekwalificeerd:

poging doodslag

Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft, uitgaande van poging tot moord, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd en verzocht rekening te houden met het feit dat de verdachte zelf ook de nodige verwondingen had en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “poging doodslag met vuurwapen” (waarbij er sprake is geweest van geen of licht letsel), als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf tot zes jaren gegeven.
Met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde overweegt het Gerecht als volgt. Bewezen is verklaard dat de verdachte op 8 juni 2024 heeft geprobeerd aangever opzettelijk van het leven te beroven door met een vuurwapen gericht op hem te schieten. Hiermee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, één van de meest ernstige misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is na de ruzie met aangever niet naar de politie gegaan maar heeft het recht in eigen handen willen nemen. De verdachte had kennelijk een vuurwapen voorhanden en heeft laten zien het gebruik hiervan niet te schuwen. De verdachte heeft hiermee leed veroorzaakt bij het slachtoffer en bij de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid verstrekt. Op Sint Maarten komt vuurwapenbezit en -geweld vandaag de dag steeds vaker voor en het schietincident vond overdag plaats, in de buurt van de andere mensen.
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest maar niet eerder voor een soortgelijk feit.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de rapporten die over de verdachte zijn opgemaakt, en in het bijzonder gelet op het psychologisch onderzoek Pro Justitia van de verdachte van 20 januari 2025. Uit dit onderzoek blijkt dat bij de verdachte vermoedelijke sprake is van een licht verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en dat hij mede om die reden moeite kan hebben met het beheersen van impulsen. Gezien de combinatie van de verstandelijke beperking, traumatische ervaringen en antisociale trekken, wordt geadviseerd het tenlastegelegde aan de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Het Gerecht neemt die conclusie over en is op grond hiervan van oordeel dat de verdachte ten tijde van het delict als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Het Gerecht zal hier in de op te leggen straf rekening mee houden.
Het risico op recidive is hoog. De verdachte is instabiel op alle leefgebieden en heeft geen beschermende factoren. Hoewel de verdachte dit ontkent, lijkt er bovendien sprake te zijn van drugsproblematiek, wat van invloed kan zijn op zijn impulscontrole en gedragskeuzes. In het licht van de bewezenverklaring en de aanleiding hiertoe, naar oordeel van het Gerecht zorgelijke omstandigheden.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht komt, na dit alles te hebben afgewogen, tot de slotsom dat een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden is. De verdachte zal daartoe worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op het artikel 1:62, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur
van 6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R.M. van Vuure, bijgestaan door
mr. H.M. de Punder-van Dijk (zittingsgriffier), en op 2 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Janssen uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.