In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, de Minister van Justitie van Sint Maarten, en verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor de verlenging van haar vergunning tot tijdelijk verblijf, die eerder was verleend voor haar functie als directeur van een vennootschap. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet kon aantonen dat zij voldeed aan het middelenvereiste, zoals vereist door de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu). Eiseres had niet de benodigde bewijsstukken overgelegd, waaronder een bewijs van de Inspectie der belastingen en een persoonlijk cribnummer. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2025 heeft de gemachtigde van eiseres zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht, waardoor de zitting niet doorging. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiseres niet aan de vereisten voldeed en heeft de afwijzing van de aanvraag door verweerder in stand gehouden. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de afwijzing konden weerleggen. De uitspraak benadrukt het belang van het middelenvereiste en de zorgvuldigheid bij het indienen van aanvragen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf.