In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 17 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, de Minister van Justitie van Sint Maarten, tegen een bevel tot bewaring en verwijdering. Eiser was op 26 februari 2024 door de verweerder, de Minister van Justitie, aangemerkt als ongewenst vreemdeling met een terugkeerverbod van drie jaar. Eiser heeft op 13 mei 2024 beroep ingesteld tegen deze beschikkingen, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens termijnoverschrijding. De beroepsgrond van eiser was dat hij pas op 20 april 2024, tijdens het eerste bezoek van zijn advocaat, op de hoogte was van de inhoud van de beslissingen. Het Gerecht heeft echter vastgesteld dat de beschikking op 26 februari 2024 aan eiser is voorgelezen in een voor hem verstaanbare taal en dat hij de inhoud daarvan had moeten begrijpen. De termijn voor het indienen van het beroep was op 8 april 2024 verstreken, en het beroep is pas op 13 mei 2024 ingediend. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen grondslag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Martinez-Hammer en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.